Van den hak op den tak
De stem van twee Vlaamsche profeten
‘Het hapert onze Belgische schrijvers zeker nog al wat aan kiesche taalkennis en aan een wel doorgezette gedachtenleiding; doch het gebrek wordt dagelijks al minder en minder aanstootelijk. Wij zijn, tegenover de Hollanders in vergelijking gesteld, niet zoo kuisch en zoo kiesch, niet zoo ernstig statelijk als zij, maar misschien wel wat levendiger en wat meer populair, 't geen juist eene behoefte is voor ons land, waar het volk, en niet de geleerden, de taal moet opbeuren. Ons avenir literaire laat zich met goede voorteekenen zien.’
JAN-FRANS WILLEMS
(Uit een brief aan Potgieter, 30 April 1844)
‘Sedert vele eeuwen had Belgenland onder vreemden dwang gezucht, of zijn lot was vastgehecht geworden aan het lot van andere volkeren. Het recht tot eigen ontwikkeling had het verloren.
1830 sloeg op de klok des tijds. Het Belgisch volk stond op; het streed, het kampte om de vrijheid, het zegepraalde... Maar nauwelijks is de laatste triomfgalm in het ruim verzwonden, of de twistfakkel stort hare vonken over ons uit: wanorde, mistrouwen, onzekerheid, haat en verdeeldheid richten zich dreigend op tusschen de overwinnaars...
Maar te midden van dien hopeloozen toestand, van dat gevaar, zendt de hemel zijn licht over het Belgisch volk; hij toont ons de star onzer onafhankelijkheid, de star onzer macht, de star onzer toekomst...’
HENDRIK CONSCIENCE (Redevoering van 8 April 1853)