andere polarisatie en volledig verschillend naar technische uitwerking en situeering, maar toch met een identieke kern: de reïncarnatie.
Lampo doet zulks op zijn manier: eveneens ernstig, er voor zorg dragend de bijzondere atmosfeer te laten aanvoelen door wendingen, die enkel een subtiel en rijk gemoed suggereeren, i.e.w. hij doet zulks meesterlijk.
Dat hij de belofte die hij in de Vlaamsche literatuur was meteen tot een zekerheid heeft herschapen, laten we buiten discussie. Enkel dit eene nog: hij is een auteur van de jongste generatie en staat borg voor de toekomst van de Vlaamsche letterkunde. Dus... doch laten we niet afdwalen.
Wij zegden dus dat Lampo voorzichtiger is. Hij laat een marge voor de critici, die het ‘droom’-gedeelte in de pejoratieve kwalificatie van ‘totaal fantastisch’ zouden kunnen situeeren. Door twee personages te scheppen - de toehoorder en de verteller - weet hij een gevaarlijke klip. te omzeilen. Hij zelf, de auteur, neemt geen standpunt in, omdat hij arbitrair blijft. De toehoorder luistert en de verteller verhaalt het ‘sprookje’ van de reïncarnatie.
Wat doet de toehoorder? Hij reageert niet en laat aan het scepticisme carte blanche.
Wat doet de schrijver? Hij concludeert niet en doet dus in feite hetzelfde van den toehoorder.
Lampo heeft, schijnbaar, geen duidelijke stelling genomen. Hij liet een speelruimte. Wie het surreëele van de reïncarnatie wil of kan aannemen, is vrij. De anderen kregen de keuze het te verwerpen, met dien verstande dat ze mogelijks - in het allergunstigste geval - het esthetische van het irrationeele novelle-gedeelte zullen naar waarde schatten. Doch eischen dat men zulks voor waarheid - in de minst philosophische beteekenis van dit begrip - zou aanvaarden, dat deed hij niet.
En of zulks nu een eigenschap of een gebrek is, wenschen we liever in het midden te laten. Hoofdzaak is dat hij zijn oeuvre en de Vlaamsche literatuur met een merkwaardig stukje proza heeft verrijkt.
De lezing van deze novelle bevelen we aan al de literatuurliefhebbers aan, inzonderheid aan de geniepige criticasters die de jongste Vlaamsche letterkunde met een ongemotiveerd genoegen als provincialistisch en hopeloos bestempelen.
Men vraagt zich af waarom?
Rik LANCKROCK