De Vlaamsche Gids. Jaargang 30(1946)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 249] [p. 249] [Gedichten] De oude vrouw Nu wordt ze met de dagen doover en zit in 't zonlicht voor de deur. Ze merkt niet hoe de sering hooger klimt en kent geen kleur. Ze kan nog enkel mompelen en bidden en met de beenderige handen in den schoot uren in het gele daglicht zitten; Ze glimlacht reeds begrijpend tot den dood. Soms zegt ze nog tot u ‘mijn vriend’, maar in den avond ziet ze u niet staan. Ze wijst u met den vinger, als een kind, de zon die traag en rood zal ondergaan. O nachtlijk duister... O nachtlijk duister dat de leesten in de stede naakt omlijnt en de wilden en bedeesden bij het morgengloren pijnt, vlugger dan de zonnewende, vlugger dan de lentetijd aan de zachte vrouwenlende droom verwekt tot eindeloosheid. O nachtlijk duister dat de wonden heelt en bet en openrijt, uit bezit van leest en monden groeit uw breede eeuwigheid. Paul VAN KEYMEULEN Vorige Volgende