Van den hak op den tak
Elk zijn beurt
Ge kent uit Herman Teirlincks jeugdwerk ‘De Doolage’ waarschijnlijk wel dit plezierige volksvertelsel van Tip, die zijn moeder niet wou helpen, en van die koe die naar 't water sprong, ‘en 't water naar 't vuur, en 't vuur naar den kluppel, en de kluppel naar Tip’, ten slotte. Niet alleen in de folklore gebeuren zulke rare toeren altemets, ook in de literatuur kunt ge somtemets dergelijke komieke kuren te zien krijgen. Het toeval, dat den criticus al even veel als zijn eruditie helpt (of in den steek laat), toonde ons onlangs volgende eigenaardige bokkespr ongen.
Eerst lazen we het weekblad ‘De Spectator’. J. Berchmans slaat en geneest er Jozef Muls. Hij looft hem als ‘den Vlaamschen kransenvlechter’, na hem eerst vrij onzacht te hebben afgemaakt met den als een knotsslag neervallenden zin: ‘Muls is een dilettant’. Noch bloemen, noch kransen.
Arme Muls! Maar deze, op zijn beurt, hanteert een wapen uit het arsenaal der litteraire rechtspraak. In nr. 4 van ‘Dietsche Warande en Belfort’, onze achtbare collega en concurrente, teekent hij zonder meer het doodvonnis van Marinetti's futurisme: ‘Werken van blijvende waarde heeft het Futurisme niet voort gebracht’.
Arme Marinetti! Om ons een juist begrip te vormen van zijn tijdelijke beteekenis, sloegen wij er nog eens zijn beroemd boek met manifesten, ‘Le Futurisme’, op na, dat als baanbrekend werk toch wel een zekere kans heeft om de vele ontzettende stommiteiten van zijn auteur, om Muls en anderen te overleven. Dit proza krioelt van banbliksems en terdoodveroordeelingen. Hoor, hoe Marinetti den ouden, degelijken John Ruskin te lijf gaat: ‘Wanneer toch zult gij u van de bloedlooze ideologie bevrijden van den erbarmelijken Ruskin, dien ik u voor eeuwig zou willen belachelijk maken?’.
Poor Ruskin! U, dien wij steeds als een right honorable man hebben vereerd, zult U ten minste met dergelijke koppensnellerij niet hebben beziggehouden. Daar lijkt U ons te deftig voor, en trouwens U stelt het opperbest bij de Onsterfelijken! Maar, wat lezen wij daar in Uw ‘Arrows of the Chance’?
Tu quoque! Een van Engelands wijsgeeren, een anderen John, een van Uw ‘concurrenten’, noemt Gij, onbeheerscht, onbeschaamd en onbeleefd, ‘dien armzaligen, idioten ellendeling Stuart Mill’.
Arme Mill! Of liever, neen. Beklagen we niemand; want wie weet op wien Mill het gemunt had. Als U veel tijd hebt, zet het onderzoek voort. Misschien belandt U ten slotte bij Kaïn en Abel, die allebei niet deugden, en toch beiden onsterfelijk zijn. - J.