Prof. dr. Maurits Basse
HET ligt niet in onze bedoeling, van dezen bescheiden letterkundige, leeraar en voorman, een volledig levensbeeld te schetsen. Dit kan later eens geschieden. We hebben reeds in 1939, toen hij door vrienden en vereerders werd gevierd, de gelegenheid gehad, op zijn literaire verdiensten te wijzen. Laten wij thans even den mensch herdenken.
Op 18 Februari 1944 ging prof. Basse heen, op 75-jarigen leeftijd. Hij maakte de ook door hem zoo vurig verwachte bevrijding van ons vaderland niet meer mede; maar hij zag ze toch in het verschiet. Zijn geest gaf dit sterkte en hoop; zijn hart kwam echter niet tot bedaren en bleef ontroostbaar; want de oorlog had hem zijn dierbare echtgenoote ontnomen.
‘Mijn jaar is slecht begonnen’, schreef hij ons op 22 Januari 1941. ‘De hartziekte van mijn vrouw heeft op gevaarlijke wijze toegenomen, en ik vrees het ergste. Zij is 65 jaar oud, maar ik zou ze nog honderd jaar willen behouden. Ik moet mijn lot afwachten.’
Den volgenden dag ontsliep mevr. Basse. Alhoewel hij met teedere zorgen door zijn kinderen was omringd, toch heeft prof. Basse steeds diep dit gemis gevoeld en altijd kwam hij er in zijn correspondentie op terug, met de roerende aanhankelijkheid en de taaie vastberadenheid, hem beide eigen.
We zijn nu en dan eens naar zijn stemmig hoekhuis aan de Hofstraat en het ‘Paradijspark’, te Gent, getrokken, om met hem wat te praten. Zijn weduwnaarseenzaamheid drukte op hem en versterkte zijn neiging tot zwaarmoedigheid. Hij bleef daarin zijn diepsten aard getrouw. Hoewel hij zoo vaak een gewaardeerd en gevierd humorist was (getuige zijn jeugdnovellen, zijn brieven in ‘Het Volksbelang’, zijn lessen), toch merkte men ras op, dat zijn romantiek naast de lichtzijde, ook een rijk geschakeerden schaduwkant had. Hij kon soms zoo zwaarmoedig zijn. Op het Gentsche Atheneum hebben wij ons dikwijls afgevraagd, waarom hij, de schrijver van ‘Pet, Pijp en Schaats’, zoo zielsveel, zoo eenzijdig veel van de droefgeestigheid der gezusters Loveling hield, zoo bewonderend over Vuylsteke's mannelijke onbuigzaamheid en bitter-sterk pessimisme kon spreken, zoo hoog met de wereld van Byron en Tennyson opliep. Als leerlingen begrepen we het toen niet; maar we hielden allen van hem, alhoewel we zijn neerhalen van de modernen nooit aangenaam vonden. De eerste, die ons toen op prof. Basse's verdiensten als schrijver en geleerde wees, was prof. Frank Baur, zijn collega.
Prof. Basse sprak met overredingskracht; maar een zekere toon van ik weet niet welke verbittering, een soort van neiging om het contact tusschen hem en de jeugd voortdurend te verbreken, een soort van ontoegankelijkheid, beletten dezen strijder datgene te veroveren, waarvoor hij hardnekkig en herhaaldelijk opkwam. Hij zocht geen succes als letterkundige, geen populariteit als leeraar. Zijn woord, zijn houding getuigden van dit gedurig worstelen tegen vooroordeelen, zoowel politieke als philologische en letterkundige. Zijn eigen meening