Het congres voor de studie der oudheid te Cambridge
IN Engeland heeft de studie der klassieke Oudheid zich immer in een ruime belangstelling mogen verheugen. Zij wordt er gecentraliseerd door twee geleerde genootschappen, de ‘Society for the Promotion of Greek Studies’, die zich meer speciaal toelegt op de kennis der Grieksche Oudheid, en de ‘Society for the Promotion of Roman Studies’, waarvan het arbeidsveld de Romeinsche Oudheid bestrijkt. Het zijn deze twee vereenigingen die, gezamenlijk, het groot Congres voor de studie der Oudheid hebben ingericht, dat te Cambridge is doorgegaan van den 8en tot den 15den Augustus.
Dat de Engelsche geleerden het hebben aangedurfd een dergelijk Congres te beleggen zóo kort na het eind van de vijandelijkheden in Europa en nog vóór den oorlog in het Verre Oosten tot een succesvolle conclusie was gebracht, mag op zich zelf reeds opzienbarend heeten. Onze verwondering - en bewondering - stijgt echter nog als wij bedenken, dat dit ‘Joint Meeting of Classical Societies’ de reëditie is van een experiment, dat reeds in vollen oorlogstijd is gewaagd geworden. Inderdaad, in den zomer van 1942, op een oogenblik dus dat, naar het oordeel van niet weinigen, het bestaan van Engeland zelf nog in de weegschaal lag, greep te Oxford het eerste, grootsch opgezette Congres voor de studie der klassieke Oudheid plaats, en kende een onverhoopt succes. Dit stoutmoedig initiatief moge een bewijs zijn voor het onverwoestbaar optimisme en de kalme zekerheid waarmede de Britten de wisselende kansen van het oorlogsgebeuren hebben gadegeslagen, het getuigt ook voor de diepe bekommernis die hen altijd heeft bezield: het hooghouden, midden in het oorlogsgeweld, van de hoogere geestelijke waarden, het handhaven van een geleerde traditie, noodzakelijk bestanddeel in een gecultiveerde samenleving.
Op het Congres te Cambridge is ook een begin gemaakt met het heraanknoopen der intellectueele betrekkingen tusschen Britsche geleerden en collega's van het vasteland, en dit ondanks de groote hindernissen die nog steeds het verkeer tusschen de onderscheiden landen in den weg staan. Was de Hollandsche gedelegeerde in de onmogelijkheid zijn land te verlaten, drie Fransche geleerden, waarvan de huidige Cabinetsoverste bij het Ministerie van Nationale Opvoeding, waren aanwezig, terwijl ikzelf de eer had ons land te vertegenwoordigen. In de toekomst zal om de drie jaar een soortgelijk Congres worden gehouden. Aldus werd ontegensprekelijk een belangrijk initiatief genomen voor de instandhouding, in onze Westersche landen, van de studie der Grieksch-Romeinsche wereld, aan dewelke deze hun vooraanstaande plaats in de beschavingsgeschiedenis der menschheid te danken hebben.
Het weze mij veroorloofd, geachte lezers, u snel een beeld op te hangen van de voornaamste werkzaamheden van dit Congres, waarvoor meer dan 350 deelnemers zich hadden laten inschrijven. Laat mij dan beginnen met de spreek-