| |
| |
| |
De diplomaat Rubens
Huldigingsplechtigheden zijn allerminst geschikt om op objektieve wijze de waarde van machtige persoonlijkheden te bepalen. Niemand ontsnapt aan de zoo gewettigde gevoelens van nationale fierheid, die de aanwezigheid van een figuur als Rubens in de reeds lange rij van rijke talenten en genieën oproept.
De glorie van den schilder Rubens kan nooit hoog genoeg worden bezongen; vermoedelijk heeft men met dezelfde maat ook den diplomaat Rubens willen huldigen... en hierbij heeft men wel eens de normale maat voorbijgestreefd.
Max Rooses heeft o.a. over den diplomaat Rubens een al te vleiend oordeel uitgebracht, en weerstond niet aan de verleiding om, ter wille van de ophemeling dier diplomatieke bedrijvigheid, aan de feiten zelf een lichten deuk toe te brengen.
Wil men den diplomaat Rubens in het juiste oordeel situeeren, dan moeten in enkele woorden de verhoudingen geschetst, waarin zich die diplomatieke gaven konden ontwikkelen. De toestanden waren overigens ook voor diplomaten van formaat zoo ingewikkeld en zoo verward, dat het mislukken in een onderneming niet als een bewijs van onbekwaamheid mag beschouwd worden.
De Zuidelijke Nederlanden, nog altijd onder den druk van een Spaansche regeering, die in de eerste plaats de Spaansche belangen nastreefde en minder bekommerd was om de belangen van de Zuidnederlandsche bevolking, was van 1585 af in oorlog gebleven met de opstandige bewoners van het Noorden. De rebellen hadden in dezen strijd een hardnekkigheid en een kampvaardigheid vertoond, die ook bij hun bekampers, o.a. bij Alexander Farnese, bewondering oproepen, en die o.a. aan Rubens den lof ontrukt, dat zij een sterk volk zijn, ja, een uitverkoren volk!
Die strijd was voor het Zuiden een zeer zware belasting. Niet alleen werden onze gebieden als oorlogsterrein gebruikt, en wer- | |
| |
den zoo de Kempen als het Brabantsche en het land van Waas het uitverkoren gebied voor de vernietigende strooptochten van de geuzenbenden, maar ook de Spaansche legers teerden op den boer; zware beden moesten betaald, en dit in een tijd, welke voor nijverheid en handel geen uitzicht bood.
Herhaaldelijk heeft Rubens zich over deze ellende van het Vlaamsche land in bittere bewoordingen uitgelaten, en geen woorden van kritiek gespaard voor de Spaansche ministers, die of uit onwetendheid of uit slechtheid, zoovele fouten bedreven.
Van hem deze getuigenis, dat de toestand, zooals die in het jaar 1627 bleek te zijn, niet langer kon worden volgehouden.
Het welslagen van de onderhandelingen van 1607, die uitmondden in het Twaalfjarig Bestand, had aangetoond, dat tusschen de broeders van ‘gemeyne tale’, nog banden van gemeenschappelijke herinnering bestonden, en dat willig werd gearbeid om het ‘gemeyne vaderlant’ niet dieper in de ellende te brengen.
Maar de Europeesche konjunktuur stond op oorlog: het strijdgezang klonk in het naburige Duitsche rijk, en dra bleken de Nederlanden weer gedrongen tusschen de beide oorlogszuchtige naburen, Frankrijk en Duitschland. De Dertigjarige Oorlog was niet alleen een strijd tusschen protestantisme en katholicisme: ook de eeuwige klove tusschen de Bourbons en de Habsburgers deed zich gelden, en het was te duchten dat de Spaansche vorsten, van Habsburgsch bloed, in dit konflikt zich aan de zijde van het katholieke Duitschland zouden stellen, wat de vijandschap en de aanvallen van Frankrijk in het verschiet bracht.
Na het bestand werd opnieuw beproefd met de rebellen tot vrede te komen; maar de Spaansche koloniale belangen bleken voor den Spaanschen koning zwaarder door te wegen dan de belangen van Zuid-Nederland, en de ingezette besprekingen hadden geen resultaat. In deze onderhandelingen betrad Rubens voor de eerste maal het terrein van de diplomatie.
Het bleek voor het Zuiden wenschelijk de vriendschap en de neutraliteit van Engeland te verwerven, dat vermoedelijk de expansieneigingen van Frankrijk zou kunnen bedwingen. Rubens had op zijn tocht te Parijs, waar hij voor de koningin-moeder Marie de Médicis een opdracht had uitgevoerd, den hertog van Buckingham leeren kennen. In de Nederlanden was hij de ver- | |
| |
trouwde vriend van den Engelschen gezant Balthazar Gerbier, schilder zooals hij. Deze twee steunpunten zijn het, die hem dienden bij een nieuwe diplomatieke onderneming. Hij wilde tusschen Spanje en Engeland den vrede bemiddelen, een samenwerking, die den oorlog van het Westeuropeesche gebied zou verwijderd houden: bleven Engeland, Frankrijk uit het oorlogsgewoel, dan zou de 30-jarige oorlog tot Duitschland worden gelokaliseerd, en dan konden onderhandelingen met de Noordnederlandsche rebellen vermoedelijk resultaat oogsten.
Ook deze pogingen liepen spaak: integendeel, de handige politiek van Richelieu leidde tot een zeer vriendschappelijke verhouding tusschen de beide Noordzeemogendheden. Rubens geeft zijn plannen niet op.
Het was een ongewoon schouwspel dat een schilder, zij het dan ook de hofschilder, zich op het terrein van de diplomatie ging wagen. Wel was het de gewoonte geworden, dat privaatpersonen, ook geestelijken, werden aangesteld om, zonder verbintenis van officieele zijde, den weg voor onderhandelingen te effenen; maar verder dan tot deze voorbesprekingen was het een gewoon burger wel niet geoorloofd dit terrein te betreden. Het moet wel zijn, dat de Spaansche koning Philips IV het optreden van den schilder niet volledig billijkte, of rijkere inlichtingen wilde ontvangen over het beleid van den schilder-diplomaat, terwijl aartshertogin Isabella niet ongenegen was door den schilder haar beleid te laten motiveeren: althans Rubens zou in 1628 naar Madrid vertrekken, om aldaar koning Philips over den stand der besprekingen voor te lichten. Dit bezoek had groote gevolgen: het diende den schilder in even groote mate als den diplomaat; het bezorgde Rubens den titel van raadsheer van den koning in zijn Privé-raad; het bracht Rubens op den weg naar de beroepsdiplomatie, bezorgde hem ook Engelsche onderscheidingstitels, bracht hem zijn eenig diplomatiek sukses: hij realiseerde, spijts de Fransche intriges, den vrede tusschen Spanje en Engeland. Karel I, de prachtlievende koning van Engeland, bleek den beroemden schilder ook als staatsman te waardeeren: de kunst diende de diplomatie, en de gesprekken over het staatsmansbeleid brachten een steeds welgevallige gemeenschap in kunstbeschouwing tusschen den koning en Rubens. In November 1630 was het akkoord bereikt, en keerde
| |
| |
Rubens met roem beladen terug naar het vaderland. Het zal niemand verbazen, dat dit sukses, alsmede het verblijf in de hoogere sferen, Rubens wel zal hebben beïnvloed. De onbevangen uitingen, welke wij in zijn briefwisseling vóór 1628 aantreffen, zullen voortaan achterwege blijven. Meer dan ooit heeft Spanje den schilder door gouden ketenen aan zich gebonden. Hij had met den minister Olivarès lange, uitvoerige brieven gewisseld over het internationale gebeuren, en was ervan overtuigd, dat op het terrein van de diplomatie zijn rol niet was uitgespeeld.
De feiten zouden deze overtuiging bevestigen.
De Fransche politiek bleek zeer troebel: tusschen Marie de Médicis, de koningin-moeder, en den almachtigen minister Richelieu waren de verhoudingen zeer gespannen; het ‘journée des dupes’ noodzaakte Marie de Médicis, Gaston van Orléans en hun aanhangers tot het emigreeren naar de Zuidelijke Nederlanden: Rubens, aangesteld als bemiddelaar tusschen deze rumoerige bende en de Spaansche regeering, meende van deze geschillen te kunnen gebruik maken om de Fransche macht te verzwakken: met de hulp van de Spaansche regeering, aldus meende Rubens, kon men deze emigranten, die stellig hun aanhangers hadden in Frankrijk zelf, bewapenen, en steunen in hun pogingen om Richelieu uit het zadel te lichten. Het is Rubens wel ontgaan, dat de ontevredenheid slechts kwestie was van ambities, en zeker niet de basis waarop de Spaansche regeering haar nieuwe politiek kon opbouwen. Dat minister Olivarès deze aanwijzigingen van Rubens niet gunstig gebruikte, heeft Rubens wel bitter gestemd.
In deze kwestie had Rubens evenwel gelijk: de Fransche politiek bleef voor de Zuidelijke Nederlanden zeer gevaarlijk en de gebeurtenissen zouden zulks dra bewijzen. Van Fransche zijde was het, dat een revolutionnaire strooming in het Waalsche gebied werd opgeroepen, terwijl het Noorden zulks ook in Vlaanderen beproefde. Dra zou Frankrijk de hand reiken aan het Noorden en daarom o.a. beletten dat een vredesonderhandeling eenig sukses kon boeken. In 1635 zou trouwens een militaire samenwerking tusschen beide landen worden afgesloten.
Intusschen was Rubens, uit Londen teruggekeerd, na zijn zeer ‘optimistisch’ huwelijk weer in het gelid geroepen. De verhoudingen tot het Noorden waren niet verbeterd. De oorlogsverrichtin- | |
| |
gen hadden de Nederlandsche superioriteit versterkt. In het Limburgsche had stadhouder Frederik Hendrik zijn macht bevestigd: in 1629 was het Katholieke 's-Hertogenbosch, na wanhopige verdediging, in de handen van den stadhouder gevallen. Als weinig later de Spaansche vloot een aanval op Zeeland beproefde, behaalden de rebellen een schitterende zegepraal. Toen begon Frederik Hendrik zijn aanval in het Limburgsche en aan de Maas. Venlo en Roermond vielen in zijn handen; dra, na een zwaar beleg, viel ook Maastricht, gevolgd door het land van Overmase, Daalem, Valkenburg. Een oogenblik zou Frederik Hendrik het hebben overwogen door krachtdadig vooruitdringen ook Brabant binnen te vallen en Antwerpen te bemachtigen, wat de Hollandsche Staten-Generaal niet toelachte. Men vreesde er inderdaad het gevaar van een terug tot het leven geroepen Antwerpen.
In het Zuiden trad sterke onrust aan den dag. Reeds in 1630 had koning Philips machtiging gegeven over een nieuw vredesbestand te onderhandelen, poging waarin men niet was geslaagd. In 1632 zou dan een beslissende vredesonderhandeling worden ingezet.
De bedoeling werd ingegeven door de paniek en de ontevredenheid in het Zuiden. De ontevredenheid vooral in de adellijke kringen was zoo sterk, dat de aartshertogin het noodzakelijk achtte, de Staten-Generaal te beroepen, wat ongeveer dertig jaar geleden nog was geschied. Deze Staten-Generaal waren dus de vertegenwoordigers van het geheele land: deze vertegenwoordiging was wel is waar niet te vergelijken met onze moderne begrippen, maar zij vereenigde toch zoo den adel als de geestelijkheid en de afgevaardigden van de steden.
Als deze heeren in September 1632 te Brussel vergaderden, dan klonk hier slechts één stem: de drang naar vrede, de hoop om een einde gesteld te zien aan de zware geldheffingen, aan de nooden van den oorlog, aan de voortdurende invallen van de vijandelijke benden.
Met klem betoogden de Staten dat alleen in een vrede of trêve het heil moest worden gezocht: en zij eischten het recht op, dadelijk afgevaardigden naar het Noorden te zenden: noodgedwongen moest de aartshertogin hierin toestemmen.
Intusschen had zij zelve reeds beproefd met het Noorden in
| |
| |
kontakt te treden. Zij had beroep gedaan op Rubens: deze had voor Maastricht besprekingen gevoerd met Frederik Hendrik, nadat hij ook te Luik met de afgevaardigden van het Noorden in verbinding was getreden.
Deze besprekingen, die half Augustus nog voortduurden, hadden geen resultaat: de Noordelijke staten verklaarden niet met den koning van Spanje te willen onderhandelen. Doch zij waren weinig later bereid met de onderhandelaars, door de Zuidelijke Staten-Generaal gezonden, aan het werk te gaan.
Deze statenafgevaardigden, die later in den Haag de onderhandelingen voortzetten, bleken aanvankelijk wel bereid tot zeer groote toegevingen, die stellig het gezag van den Spaanschen koning onaangetast lieten, maar o.a. door de verwijdering van de Spaansche troepen, dit gezag toch zouden hebben ondermijnd.
In deze onderhandelingen was Rubens niet gemengd: het waren de Staten van Zuid en Noord welke de besprekingen voerden.
Dat over dit quasi-eigenmachtige optreden ten slotte in Spanje zelf korzeligheid werd opgeroepen, blijkt uit het feit dat in November de beslissing werd getroffen aan deze besprekingen een einde te stellen; weer zou de officieele Spaansche diplomatie aan het werk gaan: Rubens treedt weer op het tooneel.
Het treft wel dat Rubens wordt gebruikt op het oogenblik dat de statenafgevaardigden nog volop aan het werk zijn.
Door diegenen, welke aan die vredesonderhandelingen geïnteresseerd waren, werd duidelijk te kennen gegeven, dat die besprekingen van Rubens louter in het voordeel van den koning, terwijl de onderhandelingen, gevoerd door de afgevaardigden van de staten, slechts op de belangen van de Zuidnederlandsche gewesten waren gericht. Het moet wel zijn dat ook de tijdgenooten het onderscheid hebben gevat, en de identiteit Spaansch belang-Nederlandsch belang niet hebben aanvaard.
Door de Noordelijke Staten werden dan voorwaarden gesteld, die van een Spaansch standpunt uit gezien, ook door het Zuiden niet mochten aanvaard worden: althans het voorstel gezamenlijk de Spanjaards uit te drijven en een aantal Zuidnederlandsche steden in Nederlandsche handen over te laten was een aanduiding voor de aartshertogin dat de tijd tot remmen gekomen was, ver- | |
| |
mits de koning van Spanje had verwittigd, dat hij alle eigenmachtig optreden verbood.
Weer is het Rubens die naar het Noorden wordt gezonden, ten einde onze al te voortvarende statenafgevaardigden voor te lichten, en meteen op eigen hand nog besprekingen te voeren. Uitdrukkelijk verklaarde Rubens naar het Noorden te gaan als sekretaris van den Privéraad van den Spaanschen koning, en zijn inmenging wordt door de afgevaardigden van de Zuidnederlandsche Staten-Generaal als zeer ongewenscht, en vooral oneerbiedig beschouwd.
In hoeverre zij zich hierover verontwaardigd betoonden, blijkt uit de besprekingen die hierover in de Staten-Generaal zelf werden gevoerd en die hun beslag kregen in de bezwaren, door deze Staten bij aartshertogin Isabella uitgebracht. Belang heeft het bij dit feit aan te teekenen, dat deze bezwaren waren gedeeld ook door de geestelijke leden van de Staten-Generaal, en dat bisschoppen er mede belast werden deze bij de aartshertogin kenbaar te maken. Het blijkt dus wel dat op dit oogenblik de thans gevierde schilder Rubens niet in de nationale politiek als persona grata werd beschouwd. Het is niet uitgesloten, zooals trouwens een tijdgenoot getuigt, dat hoovaardigheid bij deze politieke bedrijvigheid een rol speelde.
Rubens moest dan, op verzoek van de aartshertogin, de statenafgevaardigden inlichten over het resultaat van zijn besprekingen, en hen in bezit stellen van de briefwisseling, hierover gevoerd.
Men kent het avontuur van den hertog van Aarschot, die tevergeefs den schilder opwachtte, en door Rubens op niet zeer hoofsche wijze werd ingelicht over zijn afwezigheid. Allicht vinden wij in Vlaanderen de houding van den schilder sympathiek, die het waagde, onaangezien de vooroordeelen van zijn tijd, den voornamen edelman zoo als een gewoon burgermensch te behandelen, meer, te vernederen. Deze houding heeft aanleiding gegeven tot beoordeelingen, die niet historisch gemotiveerd zijn.
Het optreden van Rubens verbaast ons, als wij vaststellen hoe hij tegenover Spaansche edellieden als een zeer nederig man, tegenover Fransche emigranten als zeer tegemoetkomend optreedt. De hertog van Aarschot was daarenboven de voornaamste edelman van de Zuidelijke Nederlanden.
| |
| |
Het is niet onvoorzichtig vast te stellen, dat Rubens op de hoogte was van Aarschots... toekomst! Aarschot had inderdaad deel genomen aan de voorbereiding van de rebellie: nog voor zij tot uitbarsting was gekomen, had hij zich teruggetrokken en de zijde van aartshertogin Isabella gehouden, hopend wellicht, dat zijn fouten in den nevel van het ongewisse zouden verdwijnen...
Maar in Juni evenwel wordt de regente over de feiten ingelicht. Vermoedelijk was ook Aarschot aangeklaagd (trouwens de voorzichtigheid van de regente ten overstaan van den hertog beteekent veel); uit de briefwisseling van Rubens leeren wij dat ook de schilder op de hoogte was van de onthullingen, vermits de vorstin hem het biljet met de aanklacht had getoond.
Rubens kan dus hebben geweten, hoe Aarschot werd gemeten, wat dien edelman wachtte en hoe het hem, Rubens, uit dien hoofde toegelaten was, dien grand seigneur, die inderdaad weldra naar Spanje ter verrechtvaardiging zou worden geroepen, als een kleinen schooljongen te behandelen.
Aarschot stierf in Spanje in gevangenschap: het is niet te veel gezegd, als wij hem beschouwen als een Egmont of een Montigny! Al weten wij dat klassevooroordeel en ambitie bij deze opstandige edellieden een rol speelden, dan mogen wij niet vergeten dat politieke prestatie en bezinning in die eeuwen nog slechts in de edellieden een begrip en een onthaal vinden.
De Staten-Generaal werden ontbonden: de statenafgevaardigden uit het Noorden werden teruggeroepen, de Spaansche koloniale eischen werden afgewezen en van een vrede kwam niets: tot 1648 bleef de oorlog woeden: de vrede die toen over Vlaanderen moest beslissen, werd buiten Vlaanderen om afgesloten.
Rubens had tijdens deze episode het belang van Spanje boven dit van de Zuidelijke Nederlanden gesteld.
Van Rubens hooren wij als diplomaat niet veel meer: nog even wordt op hem beroep gedaan om toch opnieuw vredesonderhandelingen aan te knoopen, omdat de oorlog in Vlaanderen weer aan het woeden ging.
Zijn tusschenkomst, die men van Fransche zijde wel scheen te duchten, werd toen uitgeschakeld: een paspoort werd door het Noorden geweigerd.
| |
| |
De rol van Rubens op het politieke schaakbord is hiermede ten einde: hij trekt zich terug op zijn buitengoed en smaakt er de vruchten van het huiselijk leven.
Maar... het moet hem bij deze meer rustige levenswijze in het volle natuurleven toch wel eens gepijnd hebben, terug te schouwen op de schitterende jaren van zijn diplomatieke carrière. Dit terug herinneren was niet een blijmoedig, noch vreugdig herinneren.
Het klinkt als een deemoedig bekennen, wanneer de schilder later bevestigt, dat hij zich destijds door de gouden ketenen van de ambitie heeft laten medesleepen, en gelukkig was, nu die ketenen te kunnen doorhakken om terug zijn vrijheid te veroveren... Een late bekentenis, die de biografen van Rubens niet altijd juist hebben begrepen! Zijn diplomatieke carrière werd te hoog aangerekend, en in de beschouwingen over het ‘groot mensch-zijn’ van Rubens heeft de schitterende uitstraling van den kunstenaarsroem de juiste maat voor den diplomaat doen vergeten.
Dr. R. VAN ROOSBROECK.
|
|