De Vlaamsche Gids. Jaargang 28
(1939)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 178]
| |
Het huwelijk in eer hersteldGeen litteratuur heeft, zooals de Fransche, zooveel fraaie tempels opgericht ter eere van den aanminnigen en speelschen god Eros. Hierom werd ze vaak door ingetogen critici voor ‘onernst’ versleten - al kan de vraag gesteld: of er wel een gewichtiger probleem bestaat dan dit van de Liefde, deze ‘Fontein der Harten, Troosteres van het menschelijk geslacht, Behoedster van het heelal, Ziel der zielen, de zoete, teedere, almachtige Liefde!’ - zooals Pangloss, spijts bittere ervaringen, haar nog noemde. Nu is het waar dat onze bedillers hierbij vooral dachten aan het lichtzinnig karakter van een bepaalde soort Parijsche productie, die uit den treure, en met weinig verheven doeleinden, het motief van de driehoeksverhouding in galante verhalen en schunnige vaudevilles uitbaat. Ook hebben velen zich geërgerd aan het feit dat Fransche schrijvers tegenover het sexueele probleem vaak een nonconformistische houding aannemen. Zoo kent men b.v. het onthutsend geval van een André Gide, die het waagde een ‘défense et illustration’ te schrijven van de meest bedenkelijke der sexueele afwijkingen. Men zal deze zonde tegen den traditioneelen goeden smaak der Franschen verontschuldigen met de overweging: dat dit een betreurenswaardige ontsporing is van den op zichzelf lofwaardigen drang naar waarheid en juist inzicht: wellicht het edelste kenmerk van den Franschen geest. Het zijn inderdaad deze moreele onbevangenheid en dit wetenschappelijk verlangen om elk verschijnsel van zijn misleidend uiterlijk te ontdoen om het tot zijn ware essentie te herleiden, die het ontstaan van talrijke meesterwerken der Fransche litteratuur hebben mogelijk gemaakt. Aan hen is het te danken dat b.v. een Stendhal, in zijn ‘De l'Amour’, een psychologische theorie kon opbouwen, waardoor de cristallisatie van het liefdesverlangen op een bepaalde persoon wordt verklaard. Zij zijn het ook die een Chamfort het bekende aforisme over ‘le contact de deux épidermes' in de pen gaven: definitie der liefde, waarvan het gewaagde karakter zoo leuk geneutraliseerd wordt door de bijgevoegde, zoo echt Fransche pirouette' ...et l'échange de deux fantaisies!...’ Zij ook ten slotte die een Marcel Proust in staat stelden, in zijn ‘A la Recherche du Temps perdu’, de hoofdmomenten zoowel der nor- | |
[pagina 179]
| |
male als der abnormale liefde: het Verlangen, de Jaloezie, het Vergeten tot onvergetelijke gigantische gestalten uit te beelden. Tegenover het huwelijk, deze sociale instelling die bij alle volkeren een bepaald aspect der liefde poogde te regelen, hebben de Fransche schrijvers steeds vrij sceptisch gestaan. Een der meest typische figuren der Fransche litteratuur is de eeuwige bedrogen echtgenoot. Van Molière's Sganarelle tot Courteline's Boubouroche, alover de Contes van La Fontaine en de achttiendeeuwsche romanciers, worden deze poovere helden in groteske belichting voorgesteld. De overspelige vrouw daarentegen geniet van uitgesproken sympathie en mild begrijpen. Men herinnere zich het klassieke ‘Vies des Dames Galantes’ van Brantôme. Zelfs een zoo ‘objectief’ romanschrijver als Flaubert zal in zijn meesterlijke Madame Bovary, dén roman van de echtbreuk, van dezen stelregel niet afwijken en het hardvochtige vonnis, dat daarentegen een Dumas-fils over de overspelige uitspreekt: ‘Tue la!...’ luidt waarachtig als een uitzonderlijke wanklank!... Zooals Kant in zijn ‘Kritik der reinen Vernunft’ de onmogelijkheid betoogde om een ontologisch of cosmologisch bewijs van het bestaan Gods te leveren, zoo blijken de meeste Fransche essavisten er zich op toegelegd te hebben de onmogelijkheid van het duurzame en harmonische huwelijk te bewijzen. Een zoo beruchte publicist als ongure sinjeur d'Anguetil, compileerde twee curieuze boeken, om zoowel den ‘amant’, als de ‘maîtresse’ te ‘legitimeeren’! Een meer degelijke qeest, de bekende politieke leider Léon Blum, schreef van zijn kant een werk, waarin hij als eenige redding van het huwelijk aanprees... het zoo laat mogelijk aan te gaan. Het heeft dan ook in de litteraire kringen heel wat verwondering gebaard, dat dit jaar, van de hand van den veelbelovenden essayist Denis de Rougemont. onder den titel l'Amour et l'OccidentGa naar voetnoot(1) een studie is verschenen, die een waarachtig eerherstel van het huwelijk beoogt te bewerkstelligen. Dit werk spoort vooreerst de voornaamste oorzaak op van de negativistische houding, die de Fransche mentaliteit, verscheidene eeuwen lang, tegenover de in het huwelijk geordende liefde heeft aangenomen en meent deze te ontdekken in de verheerlijking van de liefde als hartstocht, zooals zij het best gesymboliseerd wordt door de mvthe van Tristan en Isolde: ware apologie van de echtbreuk. De hartstochtelijke Eros is volgens Denis de Rougemont een historisch verschijnsel, waarvan de oorsprong te zoeken valt in de opvattingen van de Middeleeuwsche ridderschap. Deze eigenaardige opvattingen vindt men het best weerspiegeld in de | |
[pagina 180]
| |
bekende ‘vonnissen’ van de liefdehoven, gehouden bij de Gravin van Champagne. De hoofsche liefde verheerlijkt de trouw, die onafhankelijk blijft van het huwelijk en uitsluitend gegrondvest is op de liefde. Zij schrikt er niet voor terug liefde en huwelijk voor onvereenigbaar te houden. Zoo velt in den jare 1174 de gravin van Champagne het volgende leerrijk vonnis: ‘Hierdoor verklaren wij en houden wij staande dat de liefde haar rechten niet kan uitstrekken tot de betrekkingen tusschen echtgenooten. De minnaar en de minnares verleenen malkander alles, zonder eenige verplichting; terwijl de echtgenooten door verplichting aan beider wil gehouden zijn...’ Aldus wordt de echtbreuk niet alleen verontschuldigd, maar geprezen als zijnde de opperste manifestatie van een onversaagde getrouwheid aan de hoogere wet van de hoofsche liefde. Hierbij komt nog dat de lievenden eigenlijk minder elkander dan wel de liefde zelve beminnen. Het is het amabam amare van Augustinus. Tristan verlangt geenszins Isolde te huwen. Zij is precies het type van de vrouw die men niet huwt. Hij verlangt niet het lijfelijk bezit der geliefde. Dit wordt op kiesche wijze gesymboliseerd door het zwaard, dat tusschen hen beide de nachtelijke legersponde deelt. De paroxistische hartstocht overwint de begeerte. Hij voedt zichzelf door opzettelijk hinderpalen te zoeken, die de natuurlijke vervulling van de liefdewet onmogelijk maken. En welke hinderpaal is machtiger dan de Dood?... Het elementair gevoel dat de voortplanting van het leven nastreeft, verwordt door een vreemde aberratie tot zijn tegendeel en verheerlijkt de vernietiging van het leven! Wij kunnen hier slechts terloops er op wijzen hoe Siegmund Freud door de psychoanalyse de onderlinge verwantschap van de twee oerdriften: Liebestrieb en Todestrieb heeft pogen te verklaren. Dit morbied complex van liefdes- en doodsverlangen heeft in Wagners Tristan zijn meest treffende litteraire en muzikale uiting gekregen. Dit hoogtepunt van een lange reeks werken die de ongelukkige liefde bezingen, is ongetwijfeld de meest typische schepping van de romantische lyriek. Voor Denis de Rougemont komt het er echter op aan de levenshouding, die belichaamd wordt in de Tristanmythe, historisch te verklaren en te fundeeren. Naar zijn oordeel dient haar oorsprong gezocht te worden in zekere religieuze stroomingen, welke, tijdens de Middeleeuwen, kettersche sekten als deze der Manicheëers en Katharen in het leven riepen. In het Manicheisme vindt men, veel sterker nog dan in het eigenlijke Christendom, het dualisme van sexueele liefde en vergeestelijkte liefde tot een onverzoenlijke tegenstelling toegespitst. Bij de Katharen wordt de veroordeeling van het geslachtsleven nog scherper doorgevoerd. De | |
[pagina 181]
| |
neofiet gaat de plechtige verbintenis aan, zelfs zoo hij gehuwd is, zich van alle geslachtelijken omgang te onthouden. Het is geen louter toeval zoo de poëzie der troubadours -waaruit later geheel de Europeesche poëzie zou ontstaan - net als de leer der Katharen, de steeds onvoldane liefde en de kuischheid verheerlijkt. In waarheid is deze poëzie het toevluchtsoord geworden, waar, onder symbolische vermomming, de kettersche leerstellingen, lang nadat ze door brutaal geweld waren uitgeroeid, in het geniep een verborgen bestaan konden voortslijten. Denis de Rougemont volgt dan de sporen van deze kettersche liefde doorheen de Europeesche litteratuur. Geen ferment is inderdaad vruchtbaarder gebleken dan dit. Geen factor heeft sterker de zeden en de sociale verhoudingen tot op dezen dag beïnvloed. Van het donjuanisme tot het sadisme kunnen alle afwijkingen van het normale gevoels- en zinnenleven van den Europeeschen mensch verklaard worden als polymorfe uitingen van dit eeuwig onvoldaan verlangen, deze nooit volkomen gestilde behoefte aan lust en lijden. Bij de verdediging van zijn thesis wijdt de auteur een hoofdstuk aan het onderling verband van ‘Liefde en Oorlog’. Dit lijkt ons niet het meest overtuigende deel van zijn werk. Of, zooals hij beweert, iedere verandering in de militaire taktiek kan beschouwd worden als houdende verband met een gewijzigde opvatting der liefde, en omgekeerd, klinkt zeer problematisch. Terloops trekt de Rougemont een parallel tusschen, eenerzijds de liefdesavonturen van Bonaparte (later Napoleon), en anderzijds diens veldtochten in Italië en Oostenrijk. Zoo beantwoordt - naar hij beweert -een bepaald type van veldslag aan de verleiding van Joséphine de Beauharnais, en een ander aan het dynastisch huwelijk met de aartshertogin Marie-Louise!... Dit alles doet meer ingenieus spitsvondig aan dan werkelijk overtuigend. Of moeten wij thans in deze onzalige dagen door wie weet welke erotische tribulaties de militaire nederlaag van Polen verklaren?... Belangrijker is de houding die ten slotte Denis de Rougemont aanneemt tegenover de mythe van den ongebreidelden hartstocht en de crisis van het moderne huwelijk. Dat hij, als rechtgeloovig protestant, deze mythe, welke hij voor zooveel moreele en sociale verwoestingen aansprakelijk stelt, veroordeelt, zal niemand verwonderen. Koning David, die Bethsaba ontstal, was volgens de Schrift een misprijzenswaard misdadiger. Hoe is het mogelijk dat Tristan - ergert zich de auteur - die zich eveneens aan echtbreuk schuldig maakte, in onze oogen tot een bewonderenswaardig en interessant personage groeit? Men moet afstand doen van dezen sterielen hartstocht, van dit eeuwig heimwee naar de Verre Prinses om terug te keeren tot de Christelijke opvatting: de liefde voor | |
[pagina 182]
| |
den evennaaste. Het huwelijk dient gegrondvest, niet op den wankelen bodem van de passie, maar op de beproefde basis van de onvoorwaardelijke echtelijke trouw. En deze trouw formuleert hij als: de beslissende aanvaarding van een wezen an sich, een wezen beperkt, maar reëel, dat uitverkoren wordt, niet als een voorwendsel tot exaltatie, of als een voorwerp van contemplatie, maar als een onvergelijkbaar en autonoom bestaan, als een eisch van actieve liefde. Met klem wordt dit postulaat gesteld. Dit beteekent geenszins dat de auteur de oogen moedwillig zou sluiten voor mogelijke tegenwerpingen. Hij geeft de gegrondheid toe van wat tegen het huwelijk en het echtelijk leven kan ingebracht worden; dit echtelijk leven dat, naar het woord van Tolstoi, niet zelden een hel is. Hij verklaart zelfs dat de polygamie natuurlijker is dan de monogamie. Hetgeen hij voorstaat met sympathieke bravourigheid is dan ook veeleer een getrouwheid quia absurdum, een getrouwheid die als het ware kan beschouwd worden als het meest radikale non-conformisme. In waarheid wordt deze echtelijke trouw niet opgevat als de ietwat negatieve deugd die ze gewoonlijk is. Wij bedoelen het afzien van echtbreuk. Deze trouw is heel wat meer. Zij beteekent actie. Zij bezit een scheppend karakter. Zij is constructief. Zij bevrijdt zich van de obsessie der onbereikbare droomen, om doorheen een werkelijken persoon een rijker ik terug te vinden. Aldus schept zij haar eigen lot. Aldus wordt, volgens de definitie van Denis de Rougemont, het huwelijk een instelling die de passie beteugelt, niet meer door de zedenleer, maar door de liefde. De geest komt het vleesch ter hulp en vindt er tevens zijn steun in. Maar het vleesch dient zich ook aan den geest te onderwerpen en door hem zijn rust terug te winnen. Of, en in hoever, dit neo-idealisme in het Fransche hedendaagsche moreele en geestelijke klimaat wortel zal weten te schieten, valt nog af te wachten. Dat het heelemaal geen kans zou bezitten op een bodem waar eens een Corneille een dergelijke heroïsche levenshouding aanprees, willen wij niet gelooven. Als symptomatisch verschijnsel is het intusschen belangwekkend genoeg. Het staat trouwens niet alleen. Zelfs een zoo verfijnde, bijna decadente, geest als Giraudoux schijnt, in zijn jongste werk ‘Pleins Pouvoirs’, deze richting uit te gaan. Wij staan hier onmiskenbaar tegenover een poging tot moreele hernieuwing van de Fransche natie, poging die ook van politieke zijde - men denke aan de Code familial van Daladier - met vastberadenheid wordt nagestreefd; poging die van beslissende beteekenis kan zijn, niet alleen voor de toekomst van Frankrijk in eerste instantie, maar ook voor de ontwikkeling van de West-Europeesche cultuur in het algemeen. RAYMOND BRULEZ. |
|