Lodewijk de Raet heeft geen historische scholing genoten. Men mag dan ook van hem, voor de beschrijving van de toestanden onder het Oud Bewind, geen oorspronkelijke bewerking van de stof verwachten. Hij komt er trouwens rondweg voor uit, waar hij zegt: ‘Als grondslag van deze schets diende Henri Pirenne's voortreffelijke Geschiedenis van België, die wij in zekere hoofdstukken schier woordelijk volgden.’ (blz. 191). De Raet, die de sociaal-economische opvatting van de Vlaamsche Beweging deed zegepralen, waardeerde ten volle Pirenne's vernieuwing van onze geschiedschrijving in den zin van een grootere belangstelling voor de economische factoren.
Een slaafsche navolging is de Raet's studie echter allerminst geworden. De gansche historische literatuur van zijn onderwerp is hem vertrouwd. Voor bepaalde onderdeelen stelt hij zich ook niet tevreden met moderne monografieën. Hij grijpt wel eens zelf naar de bronnen, en goed gekozen uittreksels uit de Gentsche stadsrekeningen van de veertiende eeuw komen herhaaldelijk in zijn werk voor. Zijn oordeel over de feiten is steeds onbevangen, en het schijnt wel eens, alsof hij, door de moderne schrijvers heen, de bronnen zelf aanvoelt. Ook de ruimte die hij aan de onderdeelen voorbehoudt verraadt een persoonlijk inzicht: het valt op dat 56 van de 85 blz. aan de middeleeuwsche ambachten gewijd zijn; met uitgesproken voorliefde heeft de Raet bij de beschrijving van hun veelzijdige bedrijvigheid verwijld.
Maar hoe degelijk dit overzicht ook zij, men voelt toch dat de Raet eerst bij de behandeling van de economie van de negentiende eeuw volkomen in zijn element is. In Vlaanderens economische ontwikkeling bespreekt hij achtereenvolgens de nijverheid, den landbouw, den handel, de scheepvaart en de zeevisscherij. Gansch het betoog is gesteund op den hechten grondslag van de statistiek. Voor de nijverheid kon de evolutie o.m. gemeten worden dank zij de vergelijking tusschen de optellingen van 1846 en 1896. De eerste was het werk van Quetelet geweest; de tweede was onder de leiding van Waxweiler geschied, met medewerking van den toen zes-en-twintigjarigen Lodewijk de Raet zelf. Deze wist dan ook de taal van de door hem gebruikte cijfers schitterend te interpreteeren.
Het is moeilijk de economie van het Vlaamsche land geheel