De Vlaamsche Gids. Jaargang 28(1939)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 78] [p. 78] [Twee gedichten] 1939 Het is een groot gebral, het woord Beschaving, met zijn varianten van Humaan en Geest. ‘'k Ben onverganklijk’ femelt het hoogdravend en 't is een louter oprisping geweest! Want niets is eeuwig en het diepste isme neemt niet méér plaats nog dan een zakdoekknoop: één avontuur is 't àl. De humanisten zijn slechts de bleekste bloempjes op den hoop. God Scharaban! we zijn het feemlen moede, zooals we kwamen wenschen we den dood: als torsen vleesch en staal, en niet als goedaards, - voor hennepdroomen, niet voor sneedjes brood! En wie 't niet werklijk kan, doe 't in zijn lied, maar doe het, bralle niet en feemie niet. 20/11/39. [pagina 79] [p. 79] Wintertuin Aan Louis Couperus en... Het winterlandschap is als kant, zoo fijn geteekend staan de twijgen, in het verneveld akkerland, zoo innig is het roerloos zwijgen. Eén stond ziet men een oud kasteel verrijzen in een verren boomgaard... 't is een soldaat die hobo speelt en in een wolk weder teloorgaat. Het is een dag van zuiver kant, zoo helder en zoo droomend toe toch. De kleine vlammen zijn verbrand, en in zeer oude boekvisioenen staat, voor altijd, de ééne vrouw weer, sneeuwig, in een nis van trouw. JOHAN DAISNE. 22/11/39. Vorige Volgende