De Vlaamsche Gids. Jaargang 27
(1938-1939)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 395]
| |
Hans MemlingDe tentoonstelling, ter eere van Hans Memling te Brugge gehouden, vestigt eens te meer de aandacht op een meester die de roem is van de Vlaamsche schilderschool in de XVde eeuw. Geen Vlaamsch schilder is meer bekend, tenzij Rubens misschien. Wie heeft trouwens zijn schitterende schilderijen niet bewonderd te Brugge, in de onvergelijkelijk stemmige sfeer van St. Jans-Gasthuis of in het Gemeentelijk Museum, waarin ze als in een schrijn pronken? Er is echter een tijd geweest dat de kunst van Memling onopgemerkt voorbijging: in de XVIIde eeuw was er niets van zijn werk bekend; Karel van Mander geeft toe er onkundig van te zijn. Zeker is het dat de geesten van toen dweepten met de kunstgewrochten van Peter Paul Rubens en diens school. In dien tijd bestond het kunstideaal erin, de Vlaamsche barokziel met de grootste levendigheid uit te drukken. Van het midden van de XIXde eeuw af hadden de kunsthistorici de taak op zich genomen het te weinig bekende kunstverleden van Vlaanderen in een helder daglicht te plaatsen. Langzamerhand traden Jan Van Eyck, Rogier Van der Weyden, Dirk Bouts, Hugo Van der Goes, Hans Memling en nog anderen in hun ware. gedaante naar voren. Met veel geduld werd de katalogus van hun werken aangelegd. Men kwam tot de bevinding dat de Vlaamsche kunstvoortbrengst uit de XVde eeuw enkele oorspronkelijke kenmerken vertoonde: eenheid van inspiratie, idealistische strekking, zin voor werkelijkheid, uitmuntende schildertechniek. De buitengewone voorliefde van de Vlaamsche, Italiaansche en Spaansche Mecenassen uit de XVde eeuw voor de in de ateliers te Brugge, Gent, Brussel of Leuven geschilderde kunstwerken is dan ook zeer begrijpelijk. Het ligt niet in onze bedoeling hier alle door Hans Memling geschilderde paneelen te ontleden, ook niet om uit te weiden over | |
[pagina 396]
| |
de geringste bijzonderheden van zijn leven of over den invloed, dien hij zoowel in Vlaanderen als in het buitenland had. Liever zouden wij willen bepalen welk aandeel de kunstenaar heeft gehad in den ontwikkelingsgang van de Vlaamsche schilderkunst en zouden wij enkele zijden van zijn stijl scherp willen belichten, met vermelding van zijn meest kenmerkende werkenGa naar voetnoot(1). Brengen wij vooraf enkele datums in herinnering. Hans Memling werd omstreeks 1433 geboren te Seligenstadt, een plaats gelegen ten N.W. van Darmstadt; in 1465 werd hij burger van Brugge, waar hij naar voren trad als leider van de schilderschool. Bij zijn dood in 1494 ging de fakkel uit zijn handen over in die van Gerard David, zijn vermaarden opvolger. Hans Memling was werkelijk de officieele schilder van Brugge. De meest vooraanstaande patriciërs poseerden in zijn atelier; de overheidspersonen van geestelijkheid, gilden en administratie bestelden tal van godsdienstige schilderijen bij hem. De te Brugge verblijvende buitenlanders stelden er prijs op de schilderstukken van Memling te verzamelen of deze naar hun land van herkomst op te sturen: Sir John Donne vroeg hem het drieluik van de Heilige Maagd te midden van heilige mannen en vrouwen, thans in de verzameling van den hertog van Devonshire te Chatsworth; de kaper Paul Benecke maakte zich meester van het groote Laatste Oordeel, dat Angelo Tani, de vertegenwoordiger van de Medici's te Brugge, voor Florence bestemde; in een opwelling van berouw schonk de dief het werk aan de Onze Lieve Vrouw-kerk te Danzig, waar het thans nog wordt tentoongesteld. De Passie van de Koninklijke Pinacotheek te Turijn (omstreeks 1470) werd betaald door Tommaso Portinari, den beroemden Mecenas, die aan Hugo Van der Goes het drieluik van de Aanbidding der Wijzen bestelde, het aangrijpende meesterstuk, dat met zooveel glans de Vlaamsche kunst vertegenwoordigt in de Uffizi te Florence. De orgelluiken van de abdijkerk van Santa Maria le Real te Najera in Oud-Castilië zijn ook van de hand van Memling; het zijn die verbluffende paneelen, die in het Koninklijk Museum te Antwerpen worden | |
[pagina *3]
| |
‘De zeven Vreugden van Maria’, door Hans Memling. (Pinacotheek, München).
| |
[pagina 397]
| |
bewaard en doen denken aan het bovenste gedeelte van het veelluik van de Aanbidding van het Mystische Lam te Gent. De Lübecksche koopman Heinrich Grevenrade bood de kathedraal van Lübeck een reusachtig drieluik aan, het thema der Passie verbeeldend, dat Memling tot stand bracht in 1491, kort voor zijn dood dus. Naast deze voornaamste werken zou men nog moeten wijzen op de portretten van bekende of niet bekende Italiaansche Mecenassen, die thans in de grootste musea van de heele wereld worden tentoongesteld. Hoe den overweldigenden bijval van den Brugschen meester te verklaren? Uitsluitend door de volmaaktheid en de verfijndheid van zijn kunst. Zijn scheppingen zijn goed geordend; zij berusten op het beginsel van de symmetrie en van het evenwicht, op de regelmatige verdeeling der groepen. Ieder persoon staat afgezonderd in het geheel; wanneer hij alleen is zal hij zoodanig worden geplaatst, dat voldaan wordt aan een zekere zorg voor frontaliteit; zooniet zal het evenwicht steeds worden hersteld door een anderen persoon van denzelfden rang, van hetzelfde aanzien, van hetzelfde geslacht. Ligt niet daarin de hoofdverdienste van het Mystische Huwelijk van de Heilige Catharina, geschilderd tusschen 1475 en 1479 (Brugge, Museum van het Gasthuis)? Wanneer de figuren op den voorgrond vrij groot van formaat zijn, is de achtergrond daarentegen bevolkt door kleine personages, die derwijze zijn gegroepeerd, dat zij episodische tooneeltjes vormen, welke hier en daar zijn verspreid; overal treedt de anecdote te voorschijn. De uitbeelding van den kunstenaar is vaak encyclopedisch: gaarne brengt hij het geheele leven van een Heilige of van de Madonna op het doek (retabel van de Zeven Vreugden van Maria in de Pinacotheek te München, de relikwieënkast van de Heilige Ursula te Brugge) en verder ook den ontwikkelingsgang van de Passie (Passie van Turijn, retabel van de Kruisiging te Lübeck), kunstwerken waarin hij leven brengt door een zeer groot aantal personages. De uitbeelding van de natuur is bij Memling nagenoeg dezelfde als bij Jan Van Eyck: het zijn uit de werkelijkheid gegrepen elementen die hij naast elkander plaatst; boschjes doen dienst als | |
[pagina 398]
| |
tooneelschermen; hoeven en heel kleine stadjes zijn hier en daar aangebracht, om het gevoel van diepte te verhoogen. Al die elementen zijn uiterst fijn en schitterend weergegeven; de natuur is een optimistische en vroolijke omgeving voor de op den voorgrond afgebeelde figuren. Op een achtergrond van natuurschoon borstelt hij zijn portretten; Sint Sebastiaan wordt gemarteld te midden van een landelijke en stedelijke omgeving, waaruit schoonheid en kalme rust straalt (schilderij in het Museum voor Schoone Kunsten te Brussel). Memling blijkt een eerste-rangskolorist. Hij gebruikt een palet van warme, teere, fonkelende tonen. Hij brengt de kleuren aan met de pijnlijke nauwkeurigheid van een verluchtingskunstenaar. Zijn schakeeringen zijn vol frischheid en gloed. In dit opzicht zou men geen enkel schilderij kunnen verkiezen boven een ander, want op dit gebied zijn zij alle volmaakt. Het drieluik van de Aanbidding der Wijzen van St. Jans-Gasthuis te Brugge is verblindend schoon, en wanneer men de luiken sluit, komen op de achterzijde de beroemde figuren te voorschijn van Johannes den Dooper en Veronica, die onder de prachtigste en meest genuanceerde schilderstukken gerekend worden, die er bestaan. Wanneer men om 't even welk werk van Memling aandachtig bekijkt, komt men tot het besluit dat de Brugsche schilder een geordend analyticus was, tevens begaafd met een temperament, dat uiteraard naar vroomheid en zachtheid neigde. Hij is een stil, realistisch en nauwkeurig opmerker van een model, wanneer hij een portret uitvoert (vermelden wij, onder de zoowat 25 portretten, waarvan men zeker is dat zij van de hand van den meester zijn, die van Marten Van Nieuwenhove, van Willem Moreel, van diens vrouw Barbara Van Vlaenderbergh en van hun dochter Maria, verschijnend onder de trekken van de Sibylla Sambetha). Hij openbaart zijn gevoelige dichtersziel wanneer hij een beeld van de Madonna met het Kind Jezus schildert. Talrijk zijn die uitbeeldingen van de Heilige Maagd. Alle zijn oneindig fijn. Zij zijn ingegeven door de schepping van Rogier Van der Weyden, doch drukken meer teedere zachtheid uit. Zijn neiging om de omgeving, waarin hij zijn onderwerp situeert, zoo heerlijk mogelijk voor te stellen, brengt den kunstenaar ertoe den | |
[pagina 399]
| |
boog, die het heele tafereel omvat, op te smukken met bloemen- en vruchtenguirlandes, vastgehouden door bevallige naakte amors. De Maagd en het Kind zijn omringd door engelen, die muziekinstrumenten bespelen om Jezus te verstrooien. Om dien graad van volmaaktheid te bereiken die hem eigen is, bezielt Memling alle elementen der werkelijkheid waarover hij beschikt met een geest van bevalligheid, fijnheid en liefelijkheid. Hij bedient zich van fonkelende kleuren, kiest kostbare stoffen, rijke materialen (ten bewijze daarvan het tweeluik van de Madonna met Marten Van Nieuwenhove, te Brugge); hij vermenigvuldigt de droomende en glimlachende engelen. Doch de houding van de personages, hun gebaren, de uitdrukking van hun gelaatstrekken en vooral hun blik openbaren de strekking van den schilder. Zoowel zijn modellen als de door hem geschapen personages betrachten een ideaal te midden van een ingetogen en geurige omgeving; om zich daarvan te overtuigen hoeft men slechts het meesterstuk van den kunstenaar, de retabel van Sint Christoffel, Sint Maurus en Sint Gilles, van het gemeentelijk Museum te Brugge, gedurende enkele oogenblikken te bekijken. De figuren die in de composities van Memling voorkomen hebben die aristocratische voornaamheid, die de verfijnde wereld kenmerkte, welke aan het hof der Hertogen van Burgondië leefde. Over het algemeen wordt beweerd dat de zóó ingetogen kunst van Memling de schoonste uitdrukking is die er bestaat van de ziel van het doode Brugge, Dergelijke stelling is onaanvaardbaar. Toen Hans Memling zijn werk schilderde, was Brugge geen stille en nog minder een doode stad, maar integendeel een bijzonder woelig centrum. Brugge was in de XVe eeuw de grootste haven van Noord-Europa, het kruispunt der handelswegen uit de vier windstreken, een stapelplaats van ontzaglijken omvang, de zetelplaats van de werkelijk internationale banken en handelsmarkten; benevens de autochtone bevolking trof men er een menigte vreemdelingen aan. Niet de ziel van een doode stad dus is het, die Memling heeft bezongen. Maar welke is dan de beteekenis van zijn werk? Welke is eigenlijk de originaliteit van Hans Memling, vergeleken bij de | |
[pagina 400]
| |
andere beroemde schilders van de Vlaamsche school der XVe eeuw? Jan Van Eyck is de stichter, de sublieme realist, wiens vindingen de school voorgoed oriënteeren; de kenmerken van den Eyckiaanschen stijl zijn die van de Vlaamsche kunst zelf. Rogier Van der Weyden brengt ons een diepere analyse van de wereld; hij doorgrondt het menschelijke hart en geeft in onvergetelijke gewrochten de smart en het lijden weer, die den mensch een bijzonder aangrijpende uitdrukking geven; de Brusselsche meester ver-teedert wanneer hij een Geboorte aanschouwt, een tafereel waarin de Madonna met het Kind Jezus verschijnt; dan bezingt hij met vroolijke tonen het stralende geluk van het moederschap. Dirk Bouts is koeler, meer afgemeten: de grootsche stilte van de natuur maakt een grooten indruk op den meester van Leuven. Hugo Van der Goes zal de traditioneele thema's willen vernieuwen en verjongen; hij zal het populaire element in zijn werken brengen en uit-munten in het uitbeelden van nederigen en eenvoudigen, die, verrukt door de verhevenheid van het tooneel dat zij bijwonen, door een diepe ontroering worden aangegrepen. Hans Memling verbaast nooit, schreef de groote kunsthistoricus M.J. Friedländer. Zeker, de kunstenaar brengt slechts zelden iets nieuws, tenzij om zijn werken op te luisteren. Hij behandelt bij voorkeur onderwerpen, door Rogier Van der Weyden geillus-treerd; hij zal gewrochten van Jan Van Eyck in een anderen trant schilderen; eens dat hij zijn eigen manier heeft vastgelegd, zal de Brugsche meester schier niet meer evolueeren. Hij zal een verbazend technicus en een schitterend kolorist zijn; hij zal vooral een zachtzinnig godsdienstig dichter zijn. Men heeft wel eens gezegd dat de schilderijen van Memling een ‘stichtenden geur’ in zich verbergen. De originaliteit van den Brugschen schilder ligt in het feit dat hij met oneindige teederheid de ziel zelf van Vlaanderen heeft bezongen, die ziel, welke uiteraard zoozeer geneigd is tot ingetogenheid, tot vervoering, tot mysticisme van goed allooi, doch die steeds bij de werkelijkheid blijft. De kunst van Hans Memling is de laatste uitdrukking van die der Middeleeuwen, de opperste glans van een bijzonder bewogen tijdperk der Vlaamsche beschaving. Gerard David, de opvolger | |
[pagina 401]
| |
van Hans Memling, zal den horizon zijner betrachtingen verruimen en de evolutie der Vlaamsche schilderkunst inzetten; zijn verblijf te Antwerpen, het land van Quinten Metsijs, heeft de waarde van een getuigenis: de fakkel gaat van Brugge, waarvan het uur van verval geslagen is, over naar Antwerpen, dat aan den dageraad staat van zijn kunstroem.
Dr. J. LAVALLEYE. |
|