nationaal gevoel. Het buitenland wordt de nationale eenheid van onze provinciën gewaar en beseft, dat zij noch met Frankrijk, noch met Holland te vereenigen zijn. Als de Raad van Vlaanderen zich in 1786 tegen Jozef II uitspreekt, uit zich alzoo ons nationalisme, dat zich bewust verzet tegen het vreemde absolutisme.
Even ontstaat er na de Fransche revolutie ontreddering, wanneer Vlaanderen zich schikt, op enkele plaatsen na, naar de Fransche inzichten en Brabant het ingevallen Zuidersche element als anti-nationaal aanvoelt. De houding van Parijs, na 1792, is echter van zulken aard, dat het zelfstandig Zuidnederlandsch denken zich doorzet, onder de namen van Brabantsch, Nederlandsch en ten slotte Belgisch.
Zoodra men van Napoleon's nederlagen in Rusland verneemt, jubelt men er om, van Antwerpen tot in Luxemburg. Te Geldenaken juicht het volk: ‘Leve de kozakken!’ Te Brussel schrijft men op het stadhuis: ‘A bas le tyran.’ De burgerij, alhoewel betrekkelijk verfranscht van taal, voelt Belgisch. Van verschil van houding in ‘Vlaanderen’ en ‘Wallonië’ is geen spraak. Niemand staat solidair met het Fransche regime.
Koning Willem richt zich in 1814 tot de ‘Belgen’, ten einde het nationaal gevoel zijner nieuwe onderdanen te winnen. Een nationale eenheid met Holland komt echter niet tot stand. Men beschouwt de Hollandsche ambtenaren als vreemden.
De omwenteling van 1830 is in Zuid-Nederland Belgisch-nationaal, zooals de Brabantsche omwenteling en de Boerenkrijg. Een algemeen Nederlandsch nationalisme ontbreekt. De taaleenheid met Holland, of het taalverschil met de verfranschte hoogere burgerij en met het Walenland, wordt over het hoofd gezien. Bergmann, ondervraagd door van Maanen in welke klasse der bevolking zijn regeering steun vindt, antwoordt moedeloos: ‘In geen enkele.’
Na 1830 verwijten Wappers en zijn vrienden den Orangistischen bestuurder van de Antwerpsche Academie, Van Bree, dat hij een aanhanger is van de Fransche school, en de Vlaamsche verraadt.
1839, het jaar van den afstand van Limburg en Luxemburg, verbittert Vlaanderen heftiger dan ooit tegen Holland. Toch is het van toen af, nu de Belgische Staat waarborgen biedt van bestendigheid, dat het Vlaamsche vraagstuk zich scherp begint te stellen. Het is noch anti-Belgisch, noch anti-Waalsch, noch pro-Hollandsch. Het volk voelt terzelfdertijd Vlaamsch-nationaal en Belgisch-nationaal. De Koning moedigt het Vlaamsch-nationale aan, het beschouwende als een der voornaamste elementen van de Belgische zelfstandigheid.
De Vlaamsche fierheid, die zich van ‘den Hollander’ afrukte,