De Vlaamsche Gids. Jaargang 27(1938-1939)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 82] [p. 82] [Twee gedichten] De schoone slaapster Wilt gij uw oogen niet opendoen? Ik ben het, ik. Ik heb u lang gezocht. Voorzichtig op uw oogen nog een zoen. Gij slaapt zoo rustig dat 'k uw adem niet zie gaan En ik weet niet meer wat doen. Dan slaat ge ineens uw gouden wimpers op En kijkt mij aan en lacht. Uw wondere oogen lachen en uw mond, Uw lippen en uw tanden en uw wangen, Uw heele wezen lacht. Hoe komt het toch dat ik ween? [pagina 83] [p. 83] De spiegel Een lentemorgen bij het opstaan, Keek hij zichzelf in den spiegel aan, En zag, verwonderd, een strak gezicht Vol harde groeven, meer schaduw dan licht; In de oogen, de vragende, ontsteld hij las Eenzaamheid, vreezen, iets dat nooit genas, Wijl in 't harte-diep Steeds 't verlangen riep Naar een ongestorven, jonge droom, Een zon-bestraalde, snelle stroom, En hij wist niet hoe twee, zoo ver vaneen, Konden zijn en leven in dien één. FRANS DE WILDE. Vorige Volgende