| |
| |
| |
De Spiegelkamer
- Weet je, dat de mooie Miliescu dood is?
Verni had het hem zoo terloops gezegd, bij het afscheid nemen, alsof het een kleinigheid was, van weinig beteekenis, die hij in de loop van het gesprek had vergeten.
Dood? Ileana dood?
Hij liep verbijsterd voort, in doffe verslagenheid, angstig om door te dringen in zijn eigen gevoelens en de heele omvang van het ongeluk te beseffen.
Ileana dood.
Misbruik van verdoovende middelen, cocaïne en zoo. Een door een losbandig leven gesloopt gestel. Ja, natuurlijk, dat kon niet anders.
En plotseling kwam hem een vreemd gevoel van troost. Hij had haar nooit gehad, maar nu zou ook niemand anders haar meer hebben.
Hij liep door de straten, over het trottoir in het licht van de winkels, tusschen de drentelende menschen. Hoe vreemd waren hem die menschen! Hoe vèr was hij van iedereen!
Hij stond voor het wèlbekende huis, waar zij woonde, en het was of zijn hart zich samenkneep, toen hij de eene vleugel van de straatdeur gesloten zag, - het teeken dat er in het huis een doode lag.
De portier stond te praten met een man met een dienstpet op, blijkbaar van de een of andere winkel. De portier opende beide armen wijd, met een ongeduldig gebaar. De ander ging heen, met een ontstemd gezicht.
Dat waren haar ramen, die drie op een rij. Twee ervan waren donker, met open luiken, zoodat hij de gordijnen kon zien. Van het derde raam waren de jaloezieën dicht. Daar lag zij zeker, in het schijnsel van de brandende kaarsen.
| |
| |
Hij bleef staan turen naar dat gesloten raam, zich voorstellend het matbleeke gezicht, de groote donkere oogen geloken, de zwarte golvende haren weggestreken van het rimpellooze gave jonge voorhoofd.
Toen keerde hij opeens in de omgeving terug. De portier stond nog in de straatdeur. Langzaam stak hij de straat over en begon een praatje. De portier kende hem zeker wel, hij had de man wel eens trachten uit te hooren, vroeger. Maar dat kon hem nu niet schelen.
Tot zijn verwondering was de portier ditmaal dadelijk tot praten bereid. Hij ontdekte al gauw wat hiervan de reden was. Of het een mooie begrafenis zou zijn? Ja, dàt kon je begrijpen! Dààr zou niemand om treuren! Niets dan schulden had zij nagelaten! Hij zelf moest nog vijftig lire van haar hebben. Van wie zou hij ze nu krijgen? Een vader van een huisgezin nog wel! De inboedel werd verkocht en de opbrengst ging natuurlijk aan de schuldeischers, voor zoover het reikte. Wanneer de begrafenis zou zijn? Morgenochtend om elf uur.
Hij ging heen, stak de straat weer over, zag nog eens op naar dat gesloten raam. En onder het voortloopen kwam hem sterker dat gevoel van troost. Niemand zou meer om haar denken. Niemand anders dan hij. Nu, in den dood, was zij van hem. Zijn doode.
Hij was een eenzame man. Met vrouwen had hij nooit veel geluk gehad. Hij was nu eenmaal niet wat de Amerikanen een ‘he-man’ noemen. Vrees van een slecht figuur te maken had hem ten slotte hoe langer hoe meer van den omgang met vrouwen teruggehouden. Natuurlijk merkten de vrienden dat wel en ruwe grappen werden hem niet gespaard, zoodat hij langzamerhand ook dàt gezelschap was gaan mijden. Alleen met Verni sprak hij nog wel. Verni was een goede vent, die niet op eens anders kosten flauwe geestigheden uitflapte. Maar hoe Verni er achter was gekomen dat hij een zwak had voor de mooie Miliescu, begreep hij niet. Misschien had hij het maar toevallig gezegd, om een nieuwtje te vertellen.
Hij had zijn verliefdheid op de veel-begeerde Roemeensche cinema-actrice altijd met de grootste voorzichtigheid verborgen gehouden, wèl begrijpend hoe er zou gelachen worden om die
| |
| |
‘platonische’ liefde, en hoe onbarmhartig anderen met hem den gek zouden steken. Hij had er zelfs nooit over gedacht te trachten in kennis te komen of aan haar te worden voorgesteld. Zijn zenuwachtigen angst ter zijde gelaten, was zij toch geen vrouw voor hem, zoo'n luxe-artikel. Zij had wat een geld verslonden! Hij had er zich toe bepaald avond aan avond haar films te gaan zien - zij was heelemaal geen actrice, dat zag zelfs hij wel, met al zijn verliefdheid - en te gaan waar hij kans had haar in persoon te zien, bij het huis waar zij woonde, om haar in de auto te zien stappen, of hij wachtte bij de manège om haar te zien als zij een rit buiten ging doen. Nooit zelfs had hij ook maar een blik van haar gehad. Thuis had hij een album vol met portretten, dat hij achter slot hield. Nu zou hij morgen naar haar begrafenis gaan en dan niets meer. Nooit meer zou hij haar zien. Wèg voor altijd, dat mooie gezicht en dat prachtige lichaam. Ileana.
Hij liep naar een bloemist en bestelde een bloemstuk - zijn eerste en laatste hulde aan haar. Het was wel heel duur, maar daarop wilde hij nu niet zien.
Het regende de volgende morgen, een hopelooze regen uit een grauwe lucht. Het was hem alsof alles treurde om Ileana. Zonneschijn op deze morgen zou hem een laster zijn geweest.
De lijkwagen stond voor de deur. Eenige nieuwsgierigen, een paar kinderen, voorbijgangers die stil waren blijven staan, vormden kleine groepen in het rond. In den ingang van het huis eenigszins officieel uitziende mannen, waarschijnlijk vertegenwoordigers van de Filmmaatschappij.
Een zekere beweging onder de toeschouwers waarschuwde dat de dragers in aantocht waren.
Daar kwam de bruine kist, langzaam voortbewogen. Hij ontblootte het hoofd, weemoedig, ontroerd. Een banaal bloemstuk met palmtakken en zijn rozen, anders niets. Arme Ileana.
Op eenigen afstand volgde hij de begrafenis, nam toen een taxi, order gevend langzaam in de verte te volgen. Zoo begeleidde hij Ileana, in de troostelooze regen. Voorbijgangers groetten met opgeheven arm, een vluchtige blik naar de lijkwagen, zonder te weten dat daar Ileana Miliescu naar het graf werd gebracht, de bewonderde gevierde Miliescu, naar wie nu niemand meer zou zien.
| |
| |
Bij het kerkhof gekomen zond hij de taxi heen en volgde te voet, als een onverschillige nieuwsgierige. Toen de kist in het graf was verdwenen, ging hij, zonder te weten waarheen, als had zijn leven het doel verloren.
Neen, alles was nog niet uit. Daar zou nog komen de verkoop van de meubels, die in het appartement ter bezichtiging zouden worden gesteld. En dan was er een plan bij hem opgekomen, dat hem een vooruitzicht schonk van troost: hij wou trachten het appartement te huren. Voor het zijne had hij niet lang geleden een heel voordeelig bod gehad, waarop hij toen niet was ingegaan, omdat er geen reden voor hem was tot verhuizen. Misschien zou het nog niet te laat zijn om op die zaak terug te komen.
Op de morgen van de bepaalde dag betrad hij Ileana's appartement als een sterfhuis, zich pijnlijk ergerend aan de onverschilligheid, het gebrek aan eerbied, de onbescheiden nieuwsgierigheid van het publiek. De intimiteit van de vertrekken was verstoord, de meubels waren in enkele kamers bijeen gezet en de andere kamers waren gesloten. Een paar kleinigheden wilde hij zien te koopen.
Beneden gekomen, vroeg hij naar de huurprijs van het appartement. Duur - dat had hij wel gedacht - maar niet onbereikbaar, en hij zou er nog wel van àf zien te krijgen.
De liefhebber voor zijn eigen woning was gelukkig nog voor de koop te vinden. Alleen was - natuurlijk - het aanbod minder voordeelig geworden, nu hij er zelf op terugkwam en zich tot verkoopen geneigd toonde. De zaak kwam tot stand en de onderhandelingen met den eigenaar van Ileana's appartement leidden eveneens tot een goed einde. De portier toonde hem ook de gesloten vertrekken - kleedkamer, bad- en slaapkamer. In de kleedkamer, een klein, bijna vierkant vertrek, waren de wanden rondom tot op manshoogte met spiegels bedekt.
Op de verkooping kocht hij een paar stoelen, een tafeltje, eenige snuisterijen. Zoodra alles was afgeloopen en het appartement was schoon gemaakt, nam hij er zijn intrek.
Toen hij den eersten avond thuis kwam en de deur achter zich had gesloten, gevoelde hij zich, als ging hij een ritus volvoeren. Hij zou de eerste nacht doorbrengen in de kamer van Ileana. Welke gewaarwordingen zou hij ondervinden? Zou zij
| |
| |
zich, aan den anderen kant van het graf, niet laten verteederen door de aanhankelijkheid van haar getrouwe?
Toen hij in de slaapkamer het licht had opgedraaid, zag hij om zich heen met een zonderlinge ontroering. Daarna haalde hij een fotografie van haar te voorschijn, die hij overdag voor de onbescheiden oogen van de dienstbode verborgen hield. Het portret stelde Ileana voor in een fantastische pyama, blijkbaar het eenige kleedingstuk dat zij droeg toen de foto was genomen, - het hoofd geleund op de bloote ronde armen, terwijl de donkere oogen van onder de lange wimpers kwijnend provocant naar de beschouwer opzagen. Was het niet om te jammeren? Was het geen vandalisme, dat ál dit mooi voor goed verloren ging en er geen spoor van overbleef?
Hij ging de kleedkamer binnen, draaide ook daar het licht op en bleef staan, overstelpt van verbazing.
Achter in de kamer, tegenover hem, achter de glazen wand, was een andere kamer, waar op een rustbank, in vreemd fèlrood gekleed, een vrouw lag, - Ileana!
Het was hem of zijn hart even stilstond en toen fel begon te kloppen, terwijl hij voorzichtig nadersloop en dicht voor de glazen wand bleef stilstaan.
Zij scheen wel dezelfde pyama aan te hebben als op de foto en lag met gesloten oogen. De lange donkere wimpers teekenden zich af op het warmbleeke gezicht met de gave vlekkelooze huid en de bekende veelbewonderde blauwe schaduwen. Het donkere, natuurlijk golvende haar lag in bekoorlijke wanorde om de slapen.
Daar bewoog zij het hoofd en opende de oogen. Zij zag naar hem en glimlachte. In verwarring boog hij, met een verrukte glimlach, die hij dwaas voelde. Zij richtte zich op en bleef op de divan zitten, zich de haren terecht schikkend, terwijl hij in zalige aanbidding en brandend van verlangen en hoop naar haar staarde. Toen glimlachte zij weer en beduidde hem met een gebaar van de hand om heen te gaan. Hij aarzelde. Zij herhaalde het gebaar, met een gebiedende blik van de fatale donkere oogen. Toen maakte zij het gebaar van het licht uitdraaien, legde met een verlokkende glimlach de vinger tegen de lippen, als om hem het zwijgen op te leggen, herhaalde dat gebaar en glimlachte weer. Nog aarzelde hij. Zij beduidde nogmaals, nadrukkelijk en blijkbaar ongeduldig,
| |
| |
dat hij gaan zou. Met een laatste verlangende blik trad hij terug naar de deur van de kamer, draaide het licht uit, ging heen en sloot de deur.
Teruggekomen in de slaapkamer liep hij als wezenloos in het rond. Hij scheen zijn geluk niet te kunnen omvatten. Ileana leefde! Ileana was hier, in dit zelfde huis!
Maar hoe kon dit zijn? Waar was die kleine kamer, waarin zij zich verborg? Een geheime kamer? Zat er misschien een film-truc achter? Een reclame voor een nieuwe film? Was haar sterven geveinsd geweest en zou zij herleven voor een nieuqe film? In de cinematografie was alles mogelijk. In elk geval was zij het geweest, in levenden lijve, Ileana, zijn Ileana!
Zou hij nog eens gaan kijken? Hij durfde niet. Zij zou boos worden. Ze had hem immers nadrukkelijk beduid heen te gaan en te zwijgen. Morgen, op den dag, zou hij eens gaan onderzoeken, waar die verborgen kamer kon zitten.
Hij legde zich te bed en droomde van Ileana, die in de geheimzinnige kamer op de divan lag en hem wenkte en tot zich riep. Maar toen hij naderde, zag hij niets dan zijn eigen beeld en het oneindig spel dat de spiegelende wanden weerkaatsten.
De volgende morgen ontwaakte hij met een groot geluk. Ileana leefde! Hij zou haar weerzien. Ja, hij zou haar zeker weerzien, hij zou zoo lang zoeken, tot hij haar vond. Nieuwsgierig opende hij de deur van de kleedkamer op een kier, om te zien hoe het er daar nu overdag uitzag. Maar de wand aan den overkant, waar hij de vorige avond het lieflijk visioen had gehad, was een spiegel, die de op een kier geopende deur weerkaatste en het spiegelspel van de drie andere wanden.
Hij ging binnen en onderzocht het glas en de randen. Zou dit eenvoudig glas zijn, dat een spiegel bedekte die op zij kon worden geschoven, of in de muur? Waar kon ruimte zijn voor die geheime kamer? Was het een stuk dat van deze kleedkamer kon zijn afgenomen? En waarom had zij zich gisteravond vertoond? Hij had haar verrast. Onnoodig dat hij er zich de hersens mee kwelde. Het raadsel zou wel worden opgelost. Wat hem gelukkig maakte, hem bedwelmde van vreugde, was dat hij zich bevrijd voelde van zijn angstige aarzeling, zijn kwellende onzekerheid. Hij gevoelde zich zelfbewust als nooit te voren. Het leven stond nog voor hem
| |
| |
open. Ileana zou voor hem zijn! Die zoete belooning kon zij hem niet ontzeggen voor zijn discretie!
Toen hij uitging en beneden de portier zag, ontviel hem, eigenlijk tegen zijn wil, de vraag of er niet nóg een andere kamer was in zijn appartement, die hij niet had gezien.
De portier keek hem met achterdochtige verwondering aan en vroeg op strenge toon, waar die kamer dan wel zou moeten zijn. zijn.
- Ik meende er nog een te hebben gezien, die ik nu niet meer vind, antwoordde hij, zich afwendend en heengaand, met een gewaarwording van vernedering.
Als gewoonlijk ontmoette hij Verni, die hem vroeg hoe het hem beviel in de woning van ‘la Miliescu’. Geprikkeld door de spottende toon en het eigenaardige glimlachje van zijn vriend, vroeg hij dien op zijn eerewoord het zwijgen te bewaren voor een geheim dat hij hem wilde toevertrouwen. Toen hij meende voldoende waarborg te hebben verkregen, openbaarde hij het geval van de vorige avond. Verni keek er vreemd van op.
- Heb je het niet gedroomd? was zijn eerste vraag. Doch na eenig bedenken stemde hij in met de veronderstelling, dat het een reclame voor een nieuwe film moest zijn, waarvoor Ileana uit den dood zou verrijzen.
- Maar die kamer moet toch te vinden zijn, merkte hij op. ‘Ga naar haar toe. Als ze onvriendelijk is, dreig je haar eenvoudig het geheim te verraden.’
Gekwetst in zijn innigste gevoelens, verwaardigde Ileana's ridder zich niet hierop te antwoorden.
- Vertel me morgen of je haar weer hebt gezien, verzocht Verni en nam afscheid, na nogmaals te hebben verzekerd, dat hij zou zwijgen.
De dag verliep in een verbeiden van den avond, een hunkerend verlangen, een door zijn nieuw verkregen zelfbewustzijn tot een gloed oplaaiende hartstocht, - en dan weer vrees voor teleurstelling. Het was immers tè mooi! Het kon niet zijn.
Wat vroeger dan de vorige avond betrad hij de spiegelkamer en draaide met trillende hand het licht op. Zij was er!
Ze lag weer op de divan, maar ditmaal in een zwart gewaad, laag uitgesneden en met bloote armen. Het licht was gedempt en
| |
| |
somber, heel anders dan de intieme rozige schijn, waarvan hem de herinnering was gebleven van de vorige avond. Doch die indruk week terstond voor verrukking en geluk om de bekoorlijke veelbelovende glimlach waarmee zij hem ontving.
Hij naderde met een gezicht dat hij dwaas verliefd voelde. Doch dat kon hem niet schelen. Zou ze hem nu binnenlaten?
Zij bewoog de lippen, langzaam woorden vormend, die hij las van die begeerlijke mond, met gretige oogen.
Do - ma - ni se - ra. Morgenavond. Toen stak zij de hand op met vijf uitgestrekte vingers, en nog eens, en toen één vinger. Elf uur. Hij boog glimlachend, ten teeken dat hij had begrepen en bleef staan, zonder de oogen van haar te kunnen afwenden. Maar zij beduidde hem weer te gaan en het licht uit te draaien, met een gebiedende uitdrukking van heel het mooie gezicht, die geen tegenspraak duldde en hij boog nederig en ging. Bij de deur gekomen, met de hand aan de knop van het licht, wendde hij het hoofd om. Het licht daar ginds was zoo somber geworden, dat hij haar nauwelijks meer onderscheidde.
Morgenavond om elf uur! Het groote geluk van zijn leven! Hiervoor had hij geleefd, dat hij dit zou genieten! Wat er verder gebeurde, kon hem onverschillig laten! Dit onbeschrijflijke, deze onmetelijke zaligheid was hem alles waard! Ileana! Ileana!
Met slecht verholen voldoening vertelde hij Verni van Ileana's belofte. Zijn vriend hoorde hem aan met een afgunstig meesmuilend gezicht en vermaande hem, vooral de volgende morgen te telefoneeren.
Verni ging heen met een ongeloovig lachje. De geschiedenis kwam hem àl te wonderlijk voor. Maar dat zijn vriend alles zou hebben verzonnen, kon hij toch moeilijk denken. Daarvoor kende hij hem te goed. Van die cinema-menschen was alles te verwachten en die voorgewende dood kon heel goed een reclame zijn. Maar de mooie Miliescu voor zoo'n type! Om zijn zwijgen te koopen. Je moest toch waarachtig maar geluk hebben!
De volgende morgen werd hij opgebeld door de dienstbode van zijn vriend, die hem in groote opgewondenheid vertelde, dat haar meester die nacht zijn bed onaangeroerd had gelaten en dat de kleedkamer op slot was en er bloed van onder de deur
| |
| |
sijpelde. Verni greep hoed en jas, holde de trappen af en sprong in de eerste taxi die hij vond.
Hij werd ontvangen door de zenuwachtig huilende dienstbode en schreed met haastige passen naar de aangewezen deur. Voorzichtig met de voeten het bloed vermijdend, dat in een dun rood stroompje langzaam vorderde over de steenen vloer, duwde hij met al zijn krachten zijn schouder tegen de deur, en nog eens, en nog eens, tot die krakend openvloog.
De spiegel die den achterwand van de kamer bedekte, was in scherven en op de grond uitgestrekt lag Ileana's minnaar, in een plas bloed, met gapende wonden in het bleeke doode gezicht, de hals, de polsen.
Verni bleef te vergeefs uitzien naar die nieuwe film van ‘la Miliescu’.
AMELIE DE MAN.
|
|