De Vlaamsche Gids. Jaargang 26(1937-1938)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 510] [p. 510] [Twee gedichten] Afscheid aan mijn Land Nu gaat het ál verdwijnen in een vormeloozen mist: die weiden en dit woud, met wilde slingerwegen, waar ik de tooverfluit van elke lente wist naast 't weenen op het loof van milde Oktoberregen. De lijnen sterven uit: nu gaat het ál verdwijnen... De weeke en warme stilte van mijn land dat altijd treuren wil en nimmer weg zal kwijnen, is als de zachte wijding van een vaderhand. Mijn land ligt in de malve wijdte van de kim verloren: Het water drijft mij met haar zoet geweld, en schrijft de scheiding in haar sneeuwge voren. Een grijze weemoed heeft mijn trots geveld. En zóó zal ieder beeld nu tanen en vervloeien, terwijl ik onder vreemde zonnen zwerven moet in lichteloos vergaan en steeds hernieuwend bloeien; en diep in mij één land: mijn wentelend gemoed. [pagina 511] [p. 511] Herdenken ...uit welken grond bloeit dit verlaat herdenken? Jan Vercammen. De sterren wijken en mijn handen blijven leeg. Slechts in de diepe lijnen mijner palmen - twee rozeblaân waar d'avond nederzeeg - blijft moe de schaduw van den nacht nog talmen. De morgen stort de duisternis vol licht, en vale schemer waart nog in die groeven: zóó kan het schreien van een aangezicht dat láng bedolven is, mijn hart bedroeven. Andre Poppe. Vorige Volgende