telden driehonderd man. Kapitein Thomas liet dan ook eenige geweren afvuren en flink met de zweep werken, en dra was het terug kalm.
De ‘Don Pablo’ liep nog altijd flinke vaart met volle zeilen, toen het middaguur etenstijd aanduidde. Na het gebruikelijke gebed-op-kommando werden de boonen uitgedeeld, en sloeg de mesties Dubois de maat op de gong. Maar niemand verroerde in het ruim. Even aarzelde Dubois, dan gaf hij woedend een oorver-doovenden slag op het koper, dat lang, lang natrilde. Geen man verroerde. Toen was het seconden lang onheilspellend stil, alleen het want kraakte. Dus een hongerstaking! En wij die dachten zonder een man verlies ter bestemming aan te komen! Plots nam Dubois een zweep van rivierpaardenhuid. Van op de brug liet hij de lange zweep krullen en strengelen en striemen op de hoofden, de nekken en de ruggen. Het gehuil maakte hem razend en woest sloeg hij zich moede in de massa zwart en rood. Eindelijk, uitgeput, keek hij hijgend toe hoe geen enkel man zich bewoog of at. Ze zaten daar zwijgend op de hurken, opeengeperst als vijgen, forsche kerels, wekenlang elk op 65 centimeter houtvloer levend. Wij bleven, de geweren gereed, een schrootstuk op de donkere massa gericht, terwijl Dubois aan Kapitein Thomas rapport uitbracht.
Dien middag plaatsten wij een groot houten kruis, een paar reservesprieten met touwen geknoopt, op de brug, zoo dat allen in het ruim het goed konden zien. Aan dat kruis bonden wij een jongen man. Het was de toovenaar van de bende, hij die vermoedelijk het verzet had ingericht. Wij bonden hem heel langzaam en hij bood geen weerstand. Zijn prachtige tanden schitterden te midden het rood en het zwart. Ik herinner mij nog hoe hij verachtend op ons neerkeek, toen hij daar zoo koddig vasthing, naakt, enkel op de borst de looden plaat met zijn nummer. Toen vatte Dubois de zweep stevig in de hand, en met een breeden, nijdigen snok krulde ze rond het ebbenhouten lichaam. Dat lichaam wrong zich als om te ontsnappen aan de felle, herhaalde marteling, maar de lippen van den man lieten geen geluid door. En buiten het brandmerk op den arm kwamen vele andere striemende merken van de zweep het lichaam roodstrepen. Toen Dubois uitgeput was, nam de Spanjool Laruella een ijzeren staaf en brak een voor een de beenderen van den man. Tot hij dood was. Maar noch uit hem noch uit het zwarte gewoel