De Vlaamsche Gids. Jaargang 26(1937-1938)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 363] [p. 363] [Drie gedichten] De Vervloekte Ik ben tot machtloosheid gedoemd en tot het onverschillig leven van hen die men slechts smalend noemt, die uit dit oord worden verdreven. Ik ben een nuttelooze last die doelloos speelt met holle woorden, en door den nacht doolt, op den tast, droomend van dooden en van koorden. Er is hier niets wat mij nog bindt: de dood lokt mij met zoete vreezen die hij voor elk van ons verzint, die van zijn heimwee wil genezen. O, als ik eenmaal zal vergaan met open oogen in het duister, gij die mij spuwen wilt en slaan: ik ben uw doem; ik ben uw kluister. [pagina 364] [p. 364] Het schuimen Hart 'k Belijd mijn schuld hier en mijn zonden: heimwee bitterder dan berouw verslingert mij aan weeke monden en aan den lach van elke vrouw... Ik dwaal verdoofd en kan niet vinden den oorsprong van dit vreemde lied. Het leven blijft mij doelloos binden aan heimwee en aan moe verdriet... Ach, laat mij heen. Uw zachte borsten sidderen, vochtig nog van zweet. Mijn handen beven in hun norsche poging, bij 't knoopen van uw kleed... Enkel dit wild en zondig drijven in nieuwe duizeling van uw schoot, is 't laatste wat mij nog doet blijven in lichte huivering voor den dood... [pagina 365] [p. 365] De blinde Kring Ik dwaal doelloos door het verlaten landschap met zijn plichtmatig afgezoomde tuinen. Onder de zwaar-ruischende boomenkruinen siddert de plof van mijn verloren stap... Een onverklaarbaar vreezen grijpt u aan, waaraan ge tevergeefs tracht te ontkomen. Soms flitst een ongewild wonderlijk droomen geruischloos door uw lusteloos bestaan. In dof berusten vergaan alle gebaren waarvan men 't einde weet noch het begin: dit leven wordt een sterven zonder zin, waarvoor géén late vlucht u kan bewaren. FRANS BUYLE. Vorige Volgende