hat, im Schüler sinnliche Empfindungen zu wecken, wenn er ihn zum Denken führen will.’ (p. 23).
Dat ‘arbeid’ hier niet in den engen zin moet genomen worden, leert het antwoord, dat Oertli geeft op de vraag ‘Was ist Arbeit?’: ‘Arbeit ist Uebung der Sinne; Arbeit ist eigene Beobachtung, eigenes Denken, eigene Schlussfolgerung, die sich aus der Uebung der Sinne ergibt.’ Practische voorbeelden zetten deze theorie om tot een volledig en bevattelijk geheel.
Het onderscheid tusschen deze Zwitsersche werken van enkele jaren geleden en ‘De Levende School’ door A. Verschoore (Uitg. Van In, Lier) is opvallend groot. Staat Oertli mijlen-hoog boven zijn onderwerp, Verschoore schijnt er in te verdrinken! De ondertitel van zijn werk luidt ‘Volledig uitgebreid arbeidsplan voor Werkelijkheidsonderricht, 2de Graad. I. Winterhalfjaar.’ En voledig is het, zóó volledig zelfs, dat de onderwijzer die de geboden stof aan zijn leerlingen zou opdienen, hun een gevaarlijke indigestie zou bezorgen. Wat deze onderwijzer aan zijn leerlingen van het 3de of het 4de leerjaar durft ter verwerking geven is eenvoudig ontstellend. Wie er aan twijfelen mocht stippe even in een welkdanig centrum aandachtig de begrippen aan, die ter behandeling komen en bij 't slot van zijn inventaris zal hij verbaasd opkijken. Daarbij is niet al wat meegedeeld wordt juist en is de vorm waarin het gesteld werd zelden vlekkeloos. Had de schrijver dit werk nog een paar jaren in bewerking gehouden en er onmeedoogend in gesnoeid, dan zou hij ongetwijfeld een verdienstelijk werk geleverd hebben. In zijn huidigen vorm is het een groene reuzenvrucht geworden.
‘Levensgemeenschappen’ door Dr. J. Geyskens verscheen als nr. 1 van de Weetlust-bibliotheek (uitg. G. Janssens, Antwerpen; prijs 6 fr.) en biedt een interessant overzicht van wat b.v. een oude muur, een stortingsplaats, de haag, de wegrand, het veld, de weide, het moeras, enz. aan diertjes, dieren en planten bezitten. Voorzeker zal voor sommige bijzonderheden het gebruik van uitgebreider handleidingen noodig blijken naast dit boekje, maar wat hier samengebracht werd is kostbaar materiaal voor den onderwijzer. Spijtig dat het boek niet dubbel zoo hoog geprijsd werd en dan typografisch flink verzorgd was.
Als voorbeeld van technische verzorging kan daarentegen gesteld worden ‘Over Planten en Vogels uit de Zuidelijke Stadsparken te Antwerpen’, door R. Verheven. (Uitg. ‘De Sikkel’, 28 fr. gen., 38 fr. geb.) De schrijver voert zijn lezers door de bekende Antwerpsche parken: Nachtegaal, Den Brand, Middelheim, en leert hun ‘waarnemen, oordeelen en redeneeren’, maar bovenal brengt hij in hun hart liefde voor planten en dieren, belangstelling voor het raadselachtig mooie, dat ons omringt. De