Neen, van dat alles had hij geen besef gehad. Ze moest hem verontschuldigen: hij had zijn tandpijn afgedronken!
Zijn vriend, den nachtwaker, ontmoette hij de eigenste week.
Hij was daar geweest, hoor, blufte hij, in dat fameuse klein Londen. Een verduveld aardige gelegenheid! Banken met kussens en zóo. Hij had wel zes verschillende meisjes om zich heen geteld, de éene al knapper dan de andere. Hij was ontvangen geworden als een prins. Toen ze gehoord hadden dat hij gevaren had, werd hij letterlijk met vragen bestormd. Hij had dan honderd uit gepraat met ze, over zijn avonturen, wat hij in de landen die hij bereisd had allemaal gezien had en beleefd. Of hij de kleinen geboeid had, zeg! Ze hadden hem whisky geschonken, sigaren opgedrongen, gratis alles, opdat hij toch niet ophouden zou met vertellen. Meestal had hij Engelsch gesproken ook. Over zooveel geleerdheid waren ze paf geweest! Want onder de dienstertjes was er eentje uit Engeland, een zwartje, die had gezegd dat ze aan zijn Engelsch niets te verbeteren had. Bij 't afscheid hadden ze hem omhelsd. Bij een volgend bezoek zou men hem in het salon verwelkomen.
- En, hengelde de nachtwaker, wat zijt ge van plan?
Ja, hij had beloofd weer te keeren. Maar opgekleed, als een heer! Weigeren viel moeilijk. Ze hadden zóo vriendelijk aangedrongen.
Wat jammer dat de nachtwaker hem niet kon vergezellen! Ze zouden op den kop àf met z'n achten zijn. Met z'n achten? De nachtwaker verdiepte zich in berekeningen.
- Als ik het goed heb, zei hij, twee whisttafels!
- Goed hebben, snoefde Musch, goed hebben! Ge zult het beter dan thuis hebben!
Want hij zag het zóo in: er zouden niet twee whisttafels zijn, maar twee whiskytafels. Of lustte de andere dat goedje niet soms? Neen? Dan zouden ze champagne eischen, Musch kreeg dat gedaan, hij zou er zijn oogen aan uitkijken, de nachtwaker...
Hij had dat kleine Londen ingepalmd, Musch!
FRITZ FRANCKEN.