De Vlaamsche Gids. Jaargang 25
(1936-1937)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 443]
| |
Op Jacht
| |
[pagina 444]
| |
In de schaduw van de platanen slenterde een monnik uit de abdij van Sint Michel de Frigolet statig voorbij. Cassiniano herkende in de opvallende verschijning dadelijk een ouden schoolmakker, waarmede hij in de stad van Tartarin het eerste onderwijs had genoten. Hij sprong op zijn ouden vriend toe met uitgestrekte armen, drukte hem aan de borst, verhief zich plots op de teenen en fluisterde hem in het oor: - Beste Henricus, groot nieuws. Ik kan het u niet langer verzwijgen. De baobab is weergevonden. Broeder Henricus keek hem met verstomming aan. - De baobab van Tartarin! - Onmogelijk! - Mijn geliefde vriend Charloun Jouvouroul, de konservator van het Museum der Provençaalsche letterkunde, kan elk moment uit Fontvieille hier aankomen. Hij heeft den baobab bij. - De baobab... vraagde de geestelijke met zachte stem en een glimlach om de lippen... de baobab, die op zulke geheimzinnige wijze is verdwenen? - Dezelfde. Henricus, ik heb geen oogenblik te verliezen. Ik ga stante pedo den burgemeester op de hoogte brengen. Beste vriend, tot straks. Cassiniano vloog op zijn dubbelgespierde beentjes een smal straatje in, dat naar het hart van het stadje voerde. De monnik keek hem hoofdschuddend na en slenterde verder. Onder de platanen hadden zich groepjes gevormd rondom de reizigers, die met Cassiniano uit de postkoets waren gestapt. De gesprekken werden levendiger. De gebruinde gezichten drukten één en al verstomming uit. Van mond tot mond weerklonken in een atmosfeer van geheimzinnigheid en ongeloofbaarheid de woorden... Baobab... Tartarin. Eenige jonge kerels liepen naar de plaats, waar Jouvouroul verwacht werd en tuurden met de hand boven de oogen of in de verte op de glinsterende baan geen rijtuig naderde. De groepjes groeiden aan. De belangstelling laaide zienderoogen op. De gesprekken werden lawaaierig. Wie nog niet op de hoogte waren van het wonderbare nieuws keelden elkaar toe: ‘Wat is er gebeurd?’ Verschillende stemmen antwoordden te gelijker tijd: ‘De baobab is weergevonden.’ Andere drukten de verbazing uit en schreeuwden: ‘Onmogelijk.’ | |
[pagina 445]
| |
Middelerwijl stapte Cassiniano met gespannen kuiten flink door. Geen vriend kon hij kruisen, of hij bleef een avemaria staan en stak het vuur der belangstelling in zijn hart aan. In de enge straatjes, onder de platanenlanen, in de schemerige winkeltjes, aan den voet van het kasteel, op de Rhônebrug, onder de verwulfsels der hallen riepen de inwoners elkaar toe: ‘Jouvouroul brengt den baobab naar Tarascon!’ Op hoeken en terrassen weergalmde reeds de kreet: ‘Leve Jouvouroul!’ en vlogen de petten hoog in de lucht. Cassiniano klopte bij den burgemeester aan, volgde de meid op de hielen in de keuken, in den tuin, zag den burgemeester zijn pijpje aansteken, viel met de deur in huis en besloot het zaakrijk relaas met de woorden: - Heer burgemeester, U moogt bij de ontvangst van Charloun Jouvouroul niet ontbreken. Vaardig de noodige maatregelen tot een schitterende ontvangst uit. Ik vlieg naar den pastoor. Ik weet niet of we nog wel op tijd klaar zullen zijn. Geen vijf minuten later stond Cassiniano in de pastorij. Meneer Pastoor hield een flesch wijn in het licht. Bij het vernemen van het onverwachte nieuws moest de oude man even gaan zitten. Met bevende hand zette hij de flesch op tafel en luisterde met open mond. Cassiniano besloot: - Niet één minuut mag er nog verloren worden. U moet bij de aankomst van Jouvouroul aanwezig zijn. Uw woorden hebben de waarde van een zegen. Een kordate handdruk en Cassiniano was de pijp uit. De oude man zat als verlamd en zuchtte: - Heilige Martha! Is het mogelijk! Heel Tarascon door rinkelden de parelen gordijnen van de woningen. Oud en jong stormde buiten en spoedde zich naar de plaats waar Jouvouroul verwacht werd. De stokoude stadsarchivaris moest bij de mare zich aan de tafel vasthouden. Hij beefde over het gansche lichaam. Toen hij de zenuwen meester was, liep hij op zijn pantoffels en met een zwart apothekerspotsken op het beenderige kopje naar buiten. Voor de eerste maal zijns levens luisterde hij niet naar de smeekende stem zijner vrouw. Hij wou de aankomst van Jouvouroul voor de lekkerste tartarinades niet missen. De hoofdopsteller van ‘L'Eclaireur de Tarascon’ trok aan | |
[pagina 446]
| |
het hoofd van zijn staf medewerkers in looppas de stad uit. ‘Les tambourinaires et fifres vaillants’ werden op hooger bevel bij elkaar geroepen. Het order luidde: witte broek, roode gordel, blauwe pots en eereteekens. De konservator van het kasteel volgde van achter een getralied raampje de vreemde bedrijvigheid, het feestelijk rumoer. Een voorgevoel zegde hem, dat grootsche dingen op til waren. Hij greep zijn onafscheidbaren wandelstok, waarin een vlijmend lemmet verborgen was, en liep opgejaagd door een brandende nieuwsgierigheid naar beneden. Hij vergiste zich tot tweemaal van deur en kwam bijna in den kelder terecht. Boulevard Gambetta en Boulevard Victor Hugo, welke met de baan naar Fontvieille samenliepen, zagen zwart van volk. Enkele politieagenten beproefden orde in die woelige, zenuwachtige massa te houden, maar geraakten door een vreemd toeval langzamerhand achter de gretig toekijkende en onvermoeid gestikuleerende volksmenigte. Eén werd bijna tegen een blinden muur te pletter gedrukt. ‘Les tambourinaires et fifres vaillants’ spanden bovenmenschelijke pogingen in om bij mekaar te blijven en geraakten onder het geweldige gedrang verspreid. De beste fijferaar, een man als een boom, verloor zijn dwarsfluit, een erfstuk van zijn vader, en snikte als een kind. Cassiniano was zijn geduld niet meer meester en stapte met korte rhythmische stapjes zijn geliefden vriend, Charloun Jouvouroul, te gemoet. Op ongeveer één kilometer van Tarascon kon hij een juichkreet niet onderdrukken. De schimmel met afhangenden kop en roodbefranjd schabrak, de half ingedutte koetsier, de witte parasol, waaronder de feesteling, werden aan de kromming van den weg, bevlekt door het zonnelicht, dat door de bladerenkronen der platanen viel, zichtbaar. Het zonnelicht flitste op de draaiende wielen en de houterig bewegende pooten van het zachtekens dravende paard. Hij versnelde den pas, zwaaide met de armen en stootte een gejubel uit. De koetsier schrok op, trok onbewust als voor een gevaar de teugels strak en keek verdwaasd den kleinen dikkerd in chocoladekleurig pakje aan, die als een bezetene zich in het midden van de baan aanstelde. Jouvouroul lag in een hoek van het rijtuig op de kussens als ineengezakt en sliep, met het hoofd op de behaarde borst gezonken. Bij elke daling van het bovenlijf steeg een schor geronk uit de keel. | |
[pagina 447]
| |
In zijn schoot rustte de baobab in het resedapotje, door zijn handen loom omsloten. Uit de zijtasschen puilden papieren rollen. Het vermoeide bezweete gelaat leek ietwat gezwollen. Cassiniano bekeek een moment met schitterende oogen den baobab. Dan schreeuwde hij plots: - Charloun! Geen sporen van ontwaken vertoonden zich in het lammerig liggende lichaam. Cassiniano sprong in het rijtuig, gaf den verbluften koetsier bevel door te rijden en schudde zijn geliefden vriend bij den schouder heen en weer. Jouvouroul opende de papperige oogen en leek uit een droom te ontwaken. - Charloun! Ontwaak! Jouvouroul wrong zich overeind en keek met vragend beduusde oogen zijn vriend aan. - Wat is er? - Heel Tarascon weet, dat ge met den baobab weerkeert. De geestdrift van het volk kent paal noch perk. Het woord baobab gaf Jouvouroul een schok en maakte hem volkomen wakker. Even liet hij den blik op de plant rusten, omvatte met vastere handen den resedapot en keek verbaasd Elzéar aan. - Maar hoe weet Tarascon, dat... - Mijn geliefde Charloun, ik heb Tarascon van de heele geschiedenis op de hoogte gebracht. Ik was te Fontvieille getuige van uw onderhoud met Azalaïs de Toucho. Jouvouroul sperde de oogen open. - Ooggetuige?... bracht hij met moeite uit. - Wel ja, ik stond achter de deur. - Achter welke deur? - In de corridor. Uw geliefde vriend Elzéar heeft Azalaïs de Toucho hooren fluisteren: Charloun, de baobab is voor u. Uw geliefde vriend Elzéar heeft u zelfs uit dankbaarheid de edele vrouw op het voorhoofd hooren zoenen. Eén sekonde slechts was ik van plan binnen te vliegen, u te feliciteeren, maar toen viel me een hemelsche gedachte te binnen: Tarascon in te lichten. Jouvouroul zonk in de kussens neer, omstreelde den baobab met teederen blik en slaakte een zucht van verlichting. Plots greep | |
[pagina 448]
| |
hij de hand van Cassiano, drukte ze hartelijk en zei met innigzachte stem: - Elzéar, ik dank u. Ge zijt een ware vriend. Op dit moment weergalmden aan weerszijden van den weg de eerste vreugdekreten: - Hoera! Daar is Jouvouroul! Hoera! Leve Jouvouroul! Hoera! Daar is de baobab! Jouvouroul knoopte vlug zijn hemd dicht en omsloot opnieuw het resedapotje met de handen. Cassiniano straalde van geluk. Hij richtte zich in het rijtuig overeind, wierp handgroetjes naar de geestdriftige menigte en wees met een trotsch gebaar zijn geliefden vriend met den baobab aan. Te allen kante stegen jubelkreten op en zwollen aan tot een feestelijk lawaai. Er kwam een geweldige golving in de veelkleurige opeengepakte massa. Aller blikken waren op Jouvouroul en den baobab gericht, waarvan de mooie bladerenkroon zich boven het resedapotje in zachte ronding afteekende. Aan het kruispunt van Boulevard Gambetta en Boulevard Victor Hugo merkte Cassiniano plots boven de hoofden der woelende menigte een opgestoken arm op, die met een driekleurigen sluier wapperde. De burgemeesterssluier... lichtte door zijn hoofd. Cassiniano rukte aan de vest van den koetsier, gaf bevel het rijtuig dadelijk stil te houden. Met een imperatorisch gebaar richtte hij zich tot het volk en verzocht plaats te ruimen voor den burgemeester, die met een ontdaan gelaat en den sluier in de hand zich door de opeengepakte massa wrong. De goede man werd op de hielen gevolgd door den stokouden archivaris, welke in het gedrang zijn pantoffels kwijt geraakt was en zijn zeere voeten vergat in den aanblik van den fleurigen baobab. De burgemeester, één der welbespraaktste redenaren van Provence, kon van ontroering geen woord uitbrengen en stotterde. Cassiniano noodigde beiden uit in het rijtuig plaats te nemen. Met geestdrift namen ze het voorstel aan. De burgemeester knoopte in zenuwachtige beweging zijn sluier aan. De stokoude archivaris dacht er geen oogenblik aan dat de teenen uit zijn purperwollen sokken staken. De koetsier trok aan de teugels en het rijtuig denderde naar het Museum der Provençaalsche letterkunde. Het volk bruischte van geestdrift. Vrouwen zwaaiden met zakdoeken. Mannen met petten. | |
[pagina 449]
| |
Was er een wonder gebeurd? De ‘Tambourinaires et fifres vaillants’ hadden zich weten te vereenigen, met uitzondering van den besten fijferaar, welke nog steeds snikkend naar zijn dwarsfluit zocht. Boven het gewoel en lawaai drongen plots zachtjes door het luchtige geroffel der Provençaalsche trommen, het frissche gefijfer der dwarsfluitjes... en vaarde er over de woelende volksmassa een ontroering, zooals Tarascon er slechts gekend had bij de allergrootste gebeurtenissen in haar geschiedenis.
***
- Mijn geliefde Charloun, vertel nu eens aan uw nieuwsgierige vrienden, hoe ge den baobab verkregen hebt. In de ontvangkamer van het Museum der Provençaalsche letterkunde viel een stilte vol verwachting in. Van onder het glazen lichtscherm straalde de avondlamp een gelige klaarte over het tafelblad, waarop in fijne glazen Châteauneuf fonkelde. Eromheen zaten roerloos in luisterende houdingen en met open monden Elzéar Cassiniano, de burgemeester, de pastoor en de stokoude archivaris. Madame Jouvouroul hield de lippen op elkaar gedrukt en straalde van geluk. Aller blikken waren op Jouvouroul gericht, die met de armen gekruist en opgetrokken schouders op de tafel rustte. Met vermoeide oogen en afgematte gelaatstrekken keek hij droomerig naar de flesch wijn. Het beenderig kopje van den stokouden archivaris glimmerde van weetgierigheid. Meneer Pastoor's gezicht knikte bemoedigend den weifelenden konservator toe. De burgemeester, die als kleine jongen Tartarin gekend had, was de verstomming en zwijgzaamheid nog niet te boven. Madame Jouvouroul sloeg geen sekonde de lichtblauwe oogen van haar echtgenoot af. Cassiniano zat met de hand aan de oorschelp om geen sylbe te laten ontsnappen en gloeide als een oven. - Wij allen branden van nieuwsgierigheid om tot in de minste bijzonderheden het verloop te leeren kennen. Tegen de muren en in de hoeken van de zoldering hing een geheimzinnige schemering. Vaag en verdoofd drongen de laatste feestgeluiden en het uitsterven van een dartelen farandol tot in de stille kamer door. Het getiktak van de klok ging in radde geluidekens rustig zijn gang. | |
[pagina 450]
| |
En zonder de vermoeide oogen op te slaan begon Jouvouroul op stillen toon: - Het is niet zonder slag of stoot gegaan... Ik begrijp nog niet hoe ik de gelukkige bezitter ben geworden van den baobab... Ik stond voor het raam en keek toevallig in den tuin... Madame Azalaïs opende de kast waarin vele handschriften verborgen liggen. Even zweeg Jouvouroul. - En toen...
***
Acht dagen later stond het rijtuig met den witten parasol weerom in de gloeiende zon vóór het Museum der Provençaalsche letterkunde. Bij het kraken van de voordeur en het luidruchtige stemmengeroezemoes in de gang greep de koetsier met loome hand naar de teugels en keek nog halfslaperig op. Elzéar Cassiniano stapte schuinweg van den drempel, de dubbele spieren geweldig gespannen in zijn chocoladekleurig pakje. Hij strekte de handen smeekend naar Jouvouroul uit, die opgewekt in een witlinnen kostuum, dat pas van onder het strijkijzer uitkwam, buitentrad. - Dus, ge stelt geen vertrouwen meer in uw geliefden vriend? Jouvouroul schaterlachte van pret: - Mijn beste Elzéar, heb ik ooit iets geweigerd? - Waarom gaat ge naar Azalaïs de Toucho? Madame Jouvouroul verscheen op den drempel en volgde met een vriendelijken glimlach op het goedige gelaat de woordenwisseling tusschen beide vrienden. - Voor een handschrift... een zeer zeldzaam handschrift. Beste Elzéar, verleden week heb ik u toevertrouwd voor welk een handschrift. Cassiniano's opgewondenheid verzwond als bij tooverslag. - Verleden week? Ik herinner me er geen jota meer van. En waar? - In den tuin. Cassiniano fronste de wenkbrauwen en beproefde zich te herinneren: - In den tuin? Cassiano bestreelde zijn kin en dacht met inspanning na. | |
[pagina 451]
| |
- Nu moet ik eerst mijn lief vrouwtje omhelzen. Jouvouroul omvatte zijn vrouw met beide handen en bekeek haar in de lichtblauwe oogen. - Lieve Nanoun... ik hoop even veel geluk te hebben als de vorige maal. En hij drukte op elke wang een luidklinkenden zoen. - Charloun, ik wensch het u van harte. Daarna greep Jouvouroul zijn vriend bij de handen, schudde hem uit zijn overpeinzingen wakker en lachte: - Denk eens goed na... Ge zult het wel vinden... Tot vanavond. Mijn lieve Nanoun en mijn allerbeste Alzéar mogen het eerste het zeldzame handschrift zien. Jouvouroul sprong in het rijtuig, dat onder het zware gewicht diep doorboog en liet zich lachend in de kussens zakken. De koetsier trok de teugels aan. De schimmel voerde een korte huppeloefening uit en het rijtuig rolde in gang. - In den tuin?... herhaalde nog steeds Cassiniano met de streelende hand om de kin in napeinzende houding. Toen schoot hij plots met schitterende oogen naar zijn geliefden vriend toe en schreeuwde: - Het handschrift van Bremounde de Tarascoun? Jouvouroul stak het lachende hoofd uit het rijtuig en knikte bevestigend. Een geweldige vreugde doorlaaide Cassiniano. Hij wou zijn geliefden vriend nog iets toeroepen, maar het vroolijke hoofd was verdwenen. Het rijtuig rolde verder en verder. Boven den witten parasol vlekte de breede, lichtgebogen rug van den koetsier en glansde het strooien hoedje. De zon sparkelde op de wielen. De hoefslag werd zwakker. Opeens lag de straat met de potdichtgeloken luiken en de roerlooshangende parelen gordijnen eenzaam en verlaten in het verblindende zonnelicht. In een vlugge beweging wendde Cassiniano zich naar Madame Jouvouroul om, stapte met gespannen kuiten op haar toe en juichte: - Charloun gaat om een handschrift van Bremoundo de Tarascoun. PROSPER ARENTS. |
|