De Vlaamsche Gids. Jaargang 25(1936-1937)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 357] [p. 357] [Twee gedichten] Levensspel Tóén greep ik roekeloos met vaste hand de dobbelsteenen. Een lichte worp, het hoogste pand gezet op schijnbaar mooie kaart en àl had ik verloren: in regenwolken hangt geen enkel licht te gloren. En toch... ik geef niet op en wil het spel - als 't kan - opnieuw beginnen. Maar 't hart is moe, ach, rest mij wel de kracht om nog te winnen? Nù weet ik 't oog ontglansd door vele weenen, in 't beven mijner warme hand: twee onverbiddelijke steenen. [pagina 358] [p. 358] Jong-gestorven Moeder Zij lag daar als een teeder-droef gedicht, den rozenkrans om beî de bleeke handen, door kaarsenvlammen wonderlijk belicht. Geprevel van gebed - het mystisch licht glom bevend door de zaal, op blanke wanden en 't zwarte haar, gespreid langs kil gezicht. De oogen nu gebroken - star gericht; ééns glansden zij van liefd' in zonnelanden; - ze sloten zich, als moede kelken, dicht. Een streep van zon kwam zich door schemer boren en goot in gelen straal het schoon gelaat vol rust: een blonde rust van wiegend koren. RIE REINDERS. Vorige Volgende