De Vlaamsche Gids. Jaargang 25(1936-1937)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 305] [p. 305] Zelfontvluchting Ik ben geen zondaar van den morgen tot den avond. Daartoe heb ik geen tijd. De dagen zijn te kort. Het vaandel van mijn vreugd hangt halftop en gehavend. 'k Ben een onreedlijk mensch, die immer mokt en mort. 'k Beweeg me schijnbaar op den zelfkant van het leven, zoo stel ik het mij voor, want ziek van romantiek, voel ik de schimmen van het duister mij omzweven, die houden mij terug in 's levens zwart portiek. Ik kom den drempel, die ter klaarte voert, niet over. Daartoe mis ik den moed. Ik voel mij als bezwaard door al wat mij terughoudt van den dronken toover van 't onvolprezen licht, dat al wat leeft ver-klaart. O licht, geen hymne is schoon genoeg om u te prijzen. Elk woord, hoe veelbeteeknend ook, schiet ver te kort, om maar een proef te geven van uw paradijzen, die nooden naar omhoog, waar men in afgrond stort misschien, of door uw gloed het oog zich voelt verblinden. Maar éen moment heeft men het licht van aangezicht tot aangezicht gezien en liet zich zalig binden vast aan den grond, wijl in zijn oogen doofde 't licht... Geef mij wat roekloosheid om toch den run te wagen, het schijnsel tegemoet, dat lokt ten hoogen top. Het heeft geen zin in moedloosheid te zitten klagen. De sterke rent vooruit. De zwakke knoopt zich op. 1935. M. DE DONCKER. Vorige Volgende