De Vlaamsche Gids. Jaargang 24
(1935-1936)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 551]
| |
Chineesch porseleinTjang-tse zucht op zijn jadefluit
een cantilene voor zijn bruid.
Glycienen ranken rond haar venster,
terwijl ik thee drink met... beschuit.
| |
DivertimentoVan avond ga ik met de vrienden kaarten.
Mijn pijp hangt dampend in mijn baard en
ik waag, ik win mijn slag met harten vrouw.
Tsa! 't leven is nog vol geluk en klaarte.
| |
BezoekIk was vandaag te gast bij paters van Westmalle.
't Zijn menschen zooals ik en sterven doen wij allen.
Zij toonden mij hun cel en 't uurwerk van den dood.
Zij brouwen smaaklijk bier, dát heeft mij meer bevallen.
| |
Snap-shotEen Chinees in zijn blauwe tuniek
en een deerne, slank als een piek,
in de deur van de zeemanstaveerne.
En hij stapt in een wolk van muziek.
| |
[pagina 552]
| |
VervelingDe sneeuw bevuilt de straat en 't zal nog sneeuwen.
Ik sta neerslachtig aan het raam te geeuwen.
Niet om dit rijm, maar werkelijk uit nood
komen tot in de stad de honger-meeuwen.
| |
AfvaartHet schoolschip vaart naar verre zuiderlanden.
De touwen los, gewuif van jonge handen.
De oude zeerob, tusschen 't volk aan wal,
hij juicht niet meer, maar voelt zijn oogen branden.
| |
Windsnelheid: 150 KM.Boe-hoe blaast de wind, boe-hoe en blaast en boort
en rukt en buitelt en kantelt voort - voort
langs boomen en huizen, in oogen, in neuzen, in ooren,
alsof men bestendig de werkhuissirenen hoort.
| |
WolkenDe wolkenpaarden draven langs den horizon.
Een reuzencactus bloeit rood in de avondzon.
Twee krokodillen kruipen uit het gele water,
De Venusster ontbrandt hoog op de Libanon.
| |
AkwarelIk sta in 't middaglicht van Januari.
Een lichter vaart in 't dok ‘Koosje en Arie’.
De schipper staat zwart in de witte zon;
de lucht is blauw gelijk in Februari.
| |
VerhoudingDe sneeuw ligt wijd en dik, de wereld stil verlaten.
De kindren in den tuin, zij spelen uitgelaten
in sneeuw en koude en ijs als in een paradijs,
waar ik een vreemdling werd, verdreven en gelaten.
| |
[pagina 553]
| |
GrasDe regen jaagt de sneeuw weg van 't begraven gras.
O nooit geziene kleur, turkoois, kerkramenglas!
Onder een eikenboom vind ik een weikersouwken;
ik pluk het broos kleinood en steek het op mijn jas.
A.W. GRAULS. |
|