De Vlaamsche Gids. Jaargang 24
(1935-1936)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 216]
| |
GrensEen wolk bedekt het vroege avondrood.
De wind bestormt het water in de sloot.
De regen striemt de laatste illuzies neder.
Het licht is blij dat 't uit is en gaat dood.
| |
VerlorenDe stilte wordt steeds grooter in mijn hart;
ontgoocheld, word ik kalm en stroef en hard,
geen tranen bloeien meer in mijne oogen,
al loop ik dagen rond, somber, verward.
| |
GroetSinds negen uur de kerkklok luidt.
Een ieder weet wat dit beduidt.
Ik ken den man noch zijn verwanten.
Wij vreezen voort; zijn angst is uit.
| |
MijmeringZij zingt en roode rozen bloeien open.
Uit verre dagen geuren heliotropen.
Teer glijdt een heugenis langs dreef en bosch.
Door 't mijmrend hart vleugt een verloren hopen.
| |
[pagina 217]
| |
ZwijgzaamDe stilte laat mijn koude oogen dwalen
door deze dreef. Waar zijn de nachtegalen?
Ik weet wat mij doet schreien als een kind,
maar als ik thuis kom, zal 'k het niet verhalen.
| |
SpijtWanneer de wind 't verlaten bosch doet zingen
en grauwe wolken rond de herfstzon kringen,
wanneer alom het groen verdort, o hart,
dan bloeien stil zoovele erinneringen.
| |
VerledenTerwijl ik rustig schouw naar 't avondrood
met zachte oogen, mijmerstil en groot,
denk ik op eens: hiér droomde ook eens mijn vader;
hij is in Maart al veertig jaren dood.
A.W. GRAULS. |
|