| |
| |
| |
Onderwijs en Opvoeding
Vooraleer we gewagen van de jongst verschenen boeken, vestigen we even de aandacht op Het Kind, het bekend Nederlandsch, ‘veertiendaagsch blad voor ouders en opvoeders’ (uitg. J. Ploegsma, Zeist), dat thans zijn 36n jaargang beleeft. Wie niet als wij het genoegen heeft gekend, het blad in zijn jongste jaren bij te houden, weet ook niet, welke verscheidenheid en aantrekkelijkheid de tegenwoordige redacteur, D.L. Daalder, - minder wetenschappelijk geleerde, maar meer dagelijksch praktikus dan zijn voorganger, Dr J.W. Gunning, - er aan verbonden heeft. De verscheidenheid schuilt al grootendeels in de opname van drie bijlagen: ‘De Merel’, jeugdblad (red. M. Labberton); ‘Zuigeling en Kleuter’, blad voor moeders (red. M. Beerning-Trip); ‘Het Indische Kind’, (red. G.H.J. Bleeker-Hendriks), die het samen zeer interessant is te volgen. De aantrekkelijkheid, voor zoover ze daarbuiten ligt, wortelt o.a. in de brandende aktualiteit der behandelde onderwerpen, als onderwijs- en opvoedingsstelsels in den vreemde, - Rusland is volop aan de orde, - betwistbare opvoedingsmethoden op school en thuis, kiesche vraagstukken van den dag,... met telkens daarbij de inzendingen vanwege een aantal zeer verschillend aangelegde medewerkers. Kortom, een tijdschrift als ‘Het Kind’ houdt den lezer werkdadig binnen den gedachtenstrijd, die aan gang is, en doet hem alleen betreuren, dat hem tijd en gelegenheid ontbreken, om tusschenbei zijn, woordje mee te praten. We bevelen het gaarne aan bij alle ontwikkelde Vlamingen.
Interessant vinden we ook het verschijnen van Teekenen, Handenarbeid, Kunst, een nieuw maandblad, onder leiding van J. Aelterman, leeraar te Gent. In het eerste nummer troffen we o.a. al een paar belangwekkende, geïllustreerde artikelen aan over Sierteekenen en Dekoratieve oefeningen voor de kleinen. Den leider zouden we echter vragen, te onthouden dat hij vooral toekomstige leerkrachten moet ten gerieve zijn en dus niet alleen de sierelementen steeds van den jongsten en besten smaak dienen te blijken, maar het sierteekenen een zeer klein onderdeel van het kinderlijk teekenen uitmaakt. Nu, de heer Aelterman zet pas zijn tijdschrift in, wat op zich zelf al een heele onderneming is; we
| |
| |
wenschen er hem dus veel bijval mee en staan hem het onmisbare krediet en vertrouwen toe.
De kort te bespreken boeken zijn véle. Vooraf noemen we er enkele, die niet tot de gewone klasseleerboeken behooren.
Dr. V. D'Espallier wijdt een bizonder leesbare brochure aan Moderne schoolboeken (uitg. ‘De Standaard, Antwerpen), en zulks aan de hand van een uitgebreide verzameling boeken, waarover hij beschikking had. Hij hangt ons een klaar beeld op van den ontwikkelingsgang der methoden, van den lang verjaarden katechiseervorm tot het moderne takenstelsel, en illustreert dat met voorbeelden uit de verschillende leervakken. Een brochure biedt het nadeel, dat ze onmogelijk in alle details kan treden, en ook wel het gevaar, dat zeker belangwekkend detail te gemakkelijk uitgroeit tot een hors-d'oeuvre. Aan een en ander kon de steller niet geheel ontkomen. Maar we hebben den indruk, dat hij, na een verdiend succes van deze brochure, ze wel eenmaal tot een werkelijk boék zal weten om te werken, - een boek, waarvan de grondslag nu reeds voorhanden is, en ook een boek, dat inderdaad iets nieuws, iets onmisbaars kan worden, tot voorlichting en leiding van onze leerkrachten.
Dr. L. Heyermans, arts, laat Beschouwingen over sexueele voorlichting verschijnen (uitg. ‘De Arbeiderspers’, Amsterdam). Over bedoeld onderwerp bestaat reeds een heele literatuur, welke men indeelen kon in die der pro- en die der contra-betoogenden. Dr. Heyermans treedt noch pro noch contra op, maar is ons juist daarom reeds zóó sympathiek, dat we zijn brochure aan alle ouders aanbevelen. Hij vindt, dat de ouders als eerste taak hebben, zich zelf op te voeden en hun huiskring gezond te houden, en dat ze verder de vragen om sexueele voorlichting vanwege hun kinderen hebben te gemoet te komen, zonder dat daaraan een geforceerd belang gehecht worde. Een en ander licht hij toe aan de hand van talrijke brieven, die bij hem binnenkwamen; en hij onderlijnt vooral, - naar ons inzien te recht, - dat ouders en opvoeders zich moeten losmaken van studeerkamerpedagogiek en van ingebeelde voorstellingen, die maar weinig met de werkelijkheid te maken hebben. Inzonderheid kant hij zich tegen het toelichten van de paringsdaad,... waarom, trouwens, door gezonde kinderen en jongelui niet verzocht wordt. Op vele bladzijden, o.a. op bl. 23, 27, 36, 45, 47 en in de Slotbeschouwingen (bl. 53-61), staan alledag-waarheden aangegeven, die nog door al te velen worden over 't hoofd gezien.
Van E.J. De Groote zag een boek van 250 bladzijden het licht, nl. Goed Nederlandsch, bevattende ‘Grepen uit het Algemeen Beschaafd voor de praktijk’ (uitg. ‘De Sikkel’, Antwerpen). Het werk telt veertig hoofdstukken, gewijd aan uiterst
| |
| |
verscheiden onderwerpen, behandelt deze op zeer uiteenloopende wijze, al naar hun specifieken aard, en toont ons aan hoe geweldig rijk de schat aan oorspronkelijk Nederlandsche en ook aan degelijk ingeburgerde woorden is, waarover we dagelijks op ieder gebied beschikken kunnen. Een enkele maal zijn we geneigd te vragen, of het niet nóg Nederlandscher kan; maar daarnaast staat dan zulk een overvloed aan onmiddellijk bruikbaar materiaal op stapel, dat we het enkele geval vergeten willen, om aan alle studeerende jongelui het grondig verwerken van het heele boek toe te wenschen. We meenen, dat de leerkrachten uit het lager en vooral uit het middelbaar onderwijs daar ruim het hunne konden toe bijdragen.
A. Verschoore biedt ons De levende school aan, zijnde een ‘volledig uitgewerkt arbeidsplan voor werkelijkheidsonderricht’ (uitg. J. Van In, Lier). Het boek, zooals het voor ons ligt, werd geboren uit schrijvers eigen verveeldheid met de oudgediende onderwijsmethoden en behandelt dan de leerstof, - tweede graad, Winterhalfjaar, - aan de hand van belangstellingspunten, die zijn: Het fruit of ooft, Herfstwandeling, De aardappeloogst, De jacht, Winterwandeling. Ieder dier punten, - die hoofdzakelijk de plattelandskinderen zullen aanspreken, - wordt ten gerieve der leerkrachten in bizonderheden uitgewerkt, in verband met de verschillende vakken (buiten lezen, rekenen, schrijven). We moeten met deze opvatting niet onvoorwaardelijk t'akkoord loopen en het zelfs niet voor iedere leerkracht wenschelijk achten, er de proef mee te wagen, om toch te erkennen, dat de schrijver hier een kapitaal aan jongen arbeid heeft bijeengebracht, dat werkelijk eerbied inboezemt, en om te wenschen, dat een massa kinderen er goed bij varen. Br. Dr. Denijs voorzag het werk van een degelijk Woord vooraf en de auteur zelf zorgde voor de onmisbare Praktische inleiding, terwijl zijn vrouw de kinderlijke krabbels leverde. We wachten gaarne het ‘Zomerhalfjaar’ af.
Nu we de firma J. Van In, te Lier, als uitgever vermeldden, vestigen we de aandacht op een paar andere werken, door haar op de markt gebracht. We noemen vooreerst Lezen - Woordenschat - Spreken - Stellen, door Fl. Decraene en A. Vercraye; dit werk, dat van het 3e tot en met het 6e studiejaar bestrijkt, omvat voor dien leertijd het heele onderwijs in de moedertaal, met alle oefeningen die het medebrengt. Het bevat dus alvast de noodige leesstof, met kristelijke oriënteering en in een stijl, die meestal jong en frisch aandoet; het mocht alleen wat ruimer eer betuigen aan de auteurs, aan wie het stof ontleent. De woordenschat-oefeningen zijn goed en bij woorden uit de leesteksten aangepast. De opstellen ontleenen hun inhoud aan teekeningen van erg gemengde waarde; een aparte brochure bevat de Opstelteksten, die wel iets
| |
| |
aan zuiver Nederlandsch konden winnen. Dezelfde auteurs brachten ons, als vervolg op dit heele werk, Een uurtje bij onze dichters en schrijvers, zijnde, voor den vierden graad, een degelijke bloemlezing uit vooral Vlaamsche auteurs; maar is het niet ‘katholieker dan de paus’ willen zijn, systematisch (op een paar stukjes na) het werk van alle niet-katholieken uit te sluiten? De stoffelijke uitvoering van het heele werk is meer dan behoorlijk. - Dezelfde firma liet, van de hand van L. Bogaerts, F. Noels en J. Suetens, Vroolijk lezen, ‘eenvoudige, globale leesmethode’, verschijnen; het werk omvat een zeer korte handleiding, het noodige werkmateriaal en leesboekjes, waarvan we er drie in handen hebben. De uitgever heeft geen kosten gespaard aan schoonheid van druk, illustratie en bladverdeeling; maar toch moet hij zijn teekenaar, die aanleg heeft, eens dringend naar den fijneren smaak van enkele kollega's uit het Noorden verwijzen. De teksten, - een aantal van godsdienstigen aard, - loopen vlot en levendig en kregen ons kompliment, indien ze in Nederlandsch taalopzicht onberispelijk waren.
Van K. De Pauw kwam ons Onze Miel te Brussel, het zesde deel van zijn reeks leesboeken, toe (uitg. A. De Boeck, Brussel). Het stoffelijk zeer goed verzorgde boek, met prachtige foto's er in, is in doorloopenden verhaalvorm geschreven en zal wel de belangstelling van de schooljeugd, hoofdzakelijk van de Brusselsche, gaande maken; in het doorloopend verhaal, inderdaad, - dat feitelijk slechts een bindteeken is, - worden talrijke, bizonder goed geschreven schetsen geschakeld, die een zeer welsprekend beeld aanbieden van Brussel, zijn volk, zijn leven, zijn tradities, zijn kunst, en van het ruim geziene landschap, waarbinnen de hoofdstad gelegen is.
De firma K. Beyaert, te Brugge, liet deel VIII van een reeks ‘Keurleesboeken’, Hooger op! verschijnen. Het aangegeven doel van deze uitgave luidt, ‘de leerlingen echt katholiek op te voeden’; en dat legt dan uit, waarom ongeveer een vierde van den inhoud aan godsdienst en zedenleer gewijd is en ook de groote algemeenheid der overige leesstukken van katholieke schrijvers moeten stammen. Dat neemt niet weg, dat ook andersdenkenden er iets interessants voor eigen huize in vinden zullen en ze alvast de mooie stoffelijke inkleeding zullen waardeeren, die de uitgever aan het werk besteed heeft. Hieraan mag wel toegevoegd, dat dit boek werd samengesteld, door eenige leeraressen der aangenomen normaalschool van Sint-Andreas te Brugge, met tevens de bedenking, dat een wat ruimer, wat wereldscher, wat realistischer opvatting die vrouwelijke bloemlezers geenszins schaden kan.
Dezelfde firma verzorgde de uitgave van Handelsproducten, I-II, door J. Kesteloot en J. Vermeersch, een werk, dat in handels-,
| |
| |
vak- en technische scholen zeker zal welkom zijn. Wij persoonlijk voelen ons niet thuis op dat gebied, maar bekennen gaarne, dat het ook óns een rijke en klare bron aan gegevens blijkt te zijn over onderwerpen, die ons tot nog toe als maar weinig vertrouwd en dus minder belangwekkend voorkwamen. In I gaat het om ‘delfstoffelijke producten en bijproducten’, in II om ‘plantaardige en dierlijke producten en bijproducten’; en in beide dienen talrijke uitslaande kaarten, schema's en foto's ter illustratie, terwijl elk der deelen met een zakelijk alfabetisch register wordt afgesloten. We houden ons verzekerd, dat ook vele onderwijzers en leeraars van niet gespecialiseerde scholen er heel wat uit putten zullen, ten goede van hun leerlingen. De schrijvers bereike van hieruit ons hartelijk kompliment.
Nu het werk van Vlamingen behoorlijk bedacht is geworden, ga nog even onze aandacht naar Noordnederlandsche uitgaven.
De firma J.B. Wolters is, als steeds, bedrijvig nieuwe uitgaven, verjongde drukken, reeksnummers van beteekenis op de markt te brengen. Na de heelemaal ‘gemetamorfoseerde’ herdrukken van Hoogeveen's eerste Zes leesboekjes, is Pim en Mien al met zijn tweede, juweelig uitgevoerde deeltje (in 22n druk) aan de beurt gekomen, in afwachting, dat héél de stoet van Ligthart en Scheepstra's reeksen in jongste inkleeding volgen zal, als toonbeeld voor alle schooluitgaven. Dr. J. Fransen en Dr. H.G. Martin brengen ons het 3e deeltje van hun Oefeningen bij de Fransche spraakkunst, zijnde een keus van vrije, soms tamelijk lange vertaalteksten, interessant als inhoud en gevolgd van een helpende woordenlijst. J. Uittenbogaard bezorgt een keuze van een twintigtal Deutsche Gedichte, uit de beste auteurs, en laat ieder dichtstuk volgen van de noodige samenvatting of verklaring, van idiomatische nota's van een korte bespreking, van vragen, telkens in het Duitsch gesteld, en zulks om te bereiken, dat gedichten verwerkt en ten slotte in hun geheel genoten worden. Dezelfde auteur legde, samen met A. Lobstein, de reeks handige boekjes, ‘Unsre Jugendbibliothek’ aan, waarin thans Was tun, Sibylle? (door Sofie Schieker-Ebe) of De avonturen van een modern jong meisje verscheen, met de noodige toelichtingen achteraan. Dr. M.J. Langeveld en B.G. Palland brengen Denkend lezen, ‘een stilleesboekje’, zijnde 23 korte leesteksten, telkens gevolgd van een aantal vragen en opgaven, die alleen aandachtige lezers behoorlijk beantwoorden zullen; we weten niet, of dit boekje alléén zal blijven staan, maar we hopen van niet, want zulk werk is wél tot een korte reeksuitgave uit te breiden... en de auteurs zijn er ook de menschen naar, om zulke taak bevredigend te volvoeren.
Van Jac. Van der Klei is er Verhalen in beeld, zijnde 22 reeksen van 4 opstelplaatjes, ten gerieve van kinderen die vrije opstellen willen
| |
| |
maken; de plaatjes zijn levendig, maar niet altijd even mooi geteekend door Kuno Brinks en spreken voor zich zelf. - H. Godthelp en A.F. Mirande verzamelden dertien novellen, waaronder prachtige, als beeld van Het nieuwe Nederlandsche proza; met dit en de volgende twee deelen van deze verzameling bedoelen ze het heele Nederlandsche proza van na 1880 te bestrijken. - Onder den titel Voordrachtkunst stellen D.J. Kruijtbosch, A.F. Mirande en Dr. J.L. Walch een rijke keus aan gedichten samen, die om hun inhoud, hun ritme, hun woord- en klankschoonheid bizonder aangewezen zijn om voorgedragen te worden; de keus loopt van middeleeuwsche teksten, over alle volgende eeuwen, tot op onzen tijd in Nederland en in Vlaanderen. Een bizonder degelijke bundel, ten gerieve van studeerenden in M.O. en leerlingen van deklamatieklassen!
Vanwege de firma Van Goor, in Den Haag, bereikte ons een door mevrouw Chr. Kroes-Ligtenberg samengelezen bundel Klinkende rhythmen. Waar vorig genoemde uitgave hoofdzakelijk op den éénling als voordrager berekend is, richt deze bundel ‘verzen en spreekkoren’ zich vooral tot beperkte en tot ruimere groépen, d.i. klassen of koren, als samen optredende elementen. De inleidster van dit nieuwe werk heeft gelijk, wanneer ze aan samen-spreken een aparte waarde hecht als oefening in ritmische, in krachtige of teedere, in scherp genuanceerde woordverklanking, - en deze ‘Klinkende Rhythmen’, waaronder talrijke liederen, reien en koorzangen en sterk geritmeerde monologen, uit ouden en nieuwen tijd, zullen zeker hun weg vinden in het middelbaar onderwijs. Het ware zelfs wenschelijk, dat genoemde inleidster, - een bevoegdheid, - ook het lager onderwijs bedenken wilde, waarbinnen samen-spreken een bizonder aanmoedigende en prikkelende waarde heeft.
Ten slotte weze hier aandacht gevraagd voor een paar uitgaven van de firma P. Noordhoff, te Groningen. We bedoelen vooreerst het werk Lezen 1-8, zijnde een reeks van acht extra mooi gedrukte en geïllustreerde leesboekjes voor het eerste studiejaar, door Daan Deken en J.A. Pronk; aan deze boekjes, - naar onze meening erg veel voor één studiejaar! - voegen de auteurs twee korte schriftjes toe, nl. een toelichting van hun methode en ‘Een belangrijk onderzoek over het eerste leesonderwijs’, samen aan alle belangstellenden in dit steeds aktueele onderwerp aanbevolen! - Dezelfde firma laat twee bundeltjes kinderliederen verschijnen: Merelliedjes voor school en huis, muziek en begeleiding van Eveline Sypkens, woorden van Mien Labberton, over het algemeen frisch en eenvoudig gehouden, voor 6-8 jarigen; Vonkjes, muziek van Lottie Koekoek, woorden van David Tomkins, bizonder guitige liederen voor 8-10 jarigen. Ten goede van de
| |
| |
firma Noordhoff mag getuigd, dat ze bizonder mooi werk maakt van haar uitgaven.
Eindelijk ga hier een enkel woord aan zekere inzenders van recensie-exemplaren: we nemen, namelijk, niet aan, dat zulke ex. met aniline bestempeld worden op een wijze, die ze volkomen waardeloos maakt... en vragen daar dus van verschoond te blijven, zulks trouwens ten goede ook van de uitgevers.
H. VAN TICHELEN.
|
|