De Vlaamsche Gids. Jaargang 24(1935-1936)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 30] [p. 30] [Drie gedichten] J.H. Leopold. Het is een fluister-spreken van heimwee wonderbaar, Doods-droef, een zingend zwijgen Vol purper-schaduwen en glinsteringen, Het is een zacht, teer beven of dit waar' Het allerliefste en schoonste dat kwam zijgen Over een mijmrend hoofd vol diepe kringen, Een ademloos, ziel-zuiverend, staag schreien, Een innig-stil, angstig-eenzaam verbeien Van dingen vreemd en heilig, die geen woorden, Hoe bloem- en vlinderlicht, ooit vangen konden, Maar vervloten tot windgezucht... Die 't hoorden Een nieuw, smart-vol geluk voor altijd vonden. Lente Het sneeuwt op mijn hoofd, het sneeuwt op mijn handen, De bloesem-blankheid der lente-landen Daalt op mij neer, droom van minnen en jeugd, Vult mijn hart met een schrijnende, vluchtige vreugd. Die witte weelde blijft niet om me hangen: Mijn hart is oud en stil en zonder één verlangen. [pagina 31] [p. 31] Verloren Luister 't Was late zomer, 'k Ging door woud en dalen Ver van de nuchtre menschenwereld dwalen. In kloven, vijvers, op verloren paden Zocht ik als vroeger nymfen en dryaden; Ik vond er geen rei-dansend op het mos. Verlaten, troostloos lag het sprookjes-bosch, Geen vogel floot. De zon verschroeide 't loover. Eens zag ik hen. Waar ging mijn jeugdge toover? Dof in het woud-diep klonk een bijl op 't hout. De wind strooide om mij blaren ros en goud. Ik boog het hoofd. Toen, los van droom en wenschen, Zocht ik opnieuw de woningen der menschen. FRANS DE WILDE. Vorige Volgende