De Vlaamsche Gids. Jaargang 23
(1934-1935)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 562]
| |
Antwerpen, het Boek- en Bibliotheekwezen en het Lectuur-Repertorium van het A.S.K.B.ROMAN-REPERTORIUM. Titellijst van ± 20.000 romans, verhalen, essays, tooneelwerken en gedichten, ten gerieve van bibliothecarissen, geestelijken en intellectueelen, met opgave van zedelijke waardebepaling en vakcijfers, bewerkt door A.S.K.B.I [Titellijst]. 436 blz. 8o. Op het gebied van het boek- en bibliotheekwezen in ons land dient aan Antwerpen een plaats van eersten rang toegekend te worden. Zulks leert ons de geschiedenis. In zake uitgeverij en boekhandel speelde Antwerpen, van den beginne af aan en heel onze geschiedenis door, een vooraanstaande rol. Zij was de vierde onder de vijf groote steden van Zuid-Nederland, waar, in het laatste kwart der XVe eeuw, de pas uitgevonden en zich over heel Europa verspreidende boekdrukkunst werd ingevoerd, komende daarbij na Leuven, de Universiteitsstad, na Brugge in haar nabloei van wereldhavenstad, na Brussel, hoofdstad van het Hertogdom Brabant, maar vóór Gent, dat als nijverheidscentrum toen nog al zijn beteekenis bewaarde. In de XVIe eeuw werd Antwerpen de stad van de nieuwe nijverheid, de boekdrukkunst, met haar phalanx van groote drukkers van nationale en internationale befaamdheid; ik denk aan Godfried Back en aan Eckert van Homberg, aan Willem Vorsterman, aan Martinus de Keysere en aan Jacob van Liesfeld, de bekende Bijbeldrukkers; ik denk aan de Hilleniussen en aan de Nuyts; ik denk vooral aan Plantijn en zijn geslacht, dat zich onder impuls | |
[pagina 563]
| |
van den steeds geestdriftigen en ondernemenden Christoffel in de ruimte wist uit te breiden met de te Leiden en te Parijs gestichte bijhuizen en zich in den tijd wist te handhaven tot in 1876, wanneer de Moretussen het drukkersvak vaarwel zegden, maar het tevens mogelijk maakten dat uit de aloude en alom bekende Plantijnsche drukkerij een Museum tot stand kon worden gebracht, dat een unicum is in de wereld. Na de eeuwen van insluimering en verval, die ons land te doorleven had, maar in den loop derwelke nochtans het wereldbekende reuzenwerk der Bollandisten, de Acta Sanctorum in 1643 - en dan nog juist te Antwerpen - het eerste daglicht zag, na die eeuwen dus wanneer, in de XIXe eeuw, het Vlaamsche volk terug zich zelf bewust werd en hunkerde naar geestelijk voedsel in eigen taal aan eigen menschen uitgedeeld, dan was het nogmaals van uit Antwerpen dat dit uitdeelen geschiedde; de Nederlandsche Boekhandel werd gesticht, en jaren lang is deze de bevoorrader geweest in het Vlaamsche land van boeken uit het Noorden; hij heeft de werken onzer Vlaamsche schrijvers, in Holland uitgegeven, onder het Vlaamsche volk verspreid en door den grond er toe voor te bereiden, heeft hij het mogelijk gemaakt dat na den oorlog een eigen Vlaamsche uitgeverij en een eigen Vlaamsche boekhandel kon tot stand komen en gedijen. En het centrum van deze eigen Vlaamsche handel en nijverheid van het boek ligt nogmaals te Antwerpen. Beschouwen wij de geschiedenis der bibliotheken in ons land, dan stellen wij vast dat Antwerpen de eerste stad was in België en een der allereerste in Europa waar een openbare bibliotheek, een bibliotheek voor het publiek toegankelijk werd opgericht: in 1608 nl., wanneer door samensmelting van de reeds van het begin der XVIe eeuw bestaande ‘stadslibrye’ met de pas opgerichte bibliotheek van het kapittel der Hoofdkerk, een ‘publieque bibliotheeque’ tot stand kwam, aan het hoofd waarvan Aubertus Miraeus werd gesteld, een beroemdheid in de bibliotheekwereld van dien tijd. Sedertdien heeft deze bibliotheek als stedelijke openbare inrichting nooit opgehouden te bestaan, zich in den loop der tijden ontwikkelende, en zich aan de veranderende tijdsomstandigheden aanpassende, nu insluimerend, dan weer heroplevend, om de zoogenaamde wetenschappelijke bibliotheek der stad Antwerpen te worden, thans bekend onder den naam van Stedelijke Hoofdbibliotheek en gehuisvest in de voormalige Sodaliteit van de Orde der Jezuïeten op het Conscienceplein. Maar naast deze boekerij van hoogere orde, had zich echter van 1866 af, een andere stadsinstelling van soortgelijken aard ontwikkeld: de Stedelijke Volksbibliotheek. De uitbreiding van het onderwijs en de opkomende democratie hadden bij menschen behoorende tot een andere ontwikkeling en tot andere sociale klas- | |
[pagina 564]
| |
sen dan die welke totnogtoe van de bibliotheken gebruik hadden gemaakt, behoefte aan boeken en lectuur doen ontstaan; een nieuwe formule voor de openbare boekerij drong zich op, en Antwerpen was de eerste stad in België om zulks in te zien en deze nieuwe formule toe te passen. De voorsprong die onze wereldhavenstad zich aldus wist te verzekeren heeft zij tot heden toe weten te behouden, want onder de helaas niet zeer talrijke steden van ons land, waar de Openbare Besturen zich om de volkslectuur bekommeren, is er ons geen enkel bekend - buiten Luik misschien - waar een inrichting bestaat, die al was het maar vergeleken kan worden met de Stedelijke Volksboekerij der Blindenstraat en haar talrijke filialen. Deze geldt als het model in België van de officieele organisatie van de volkslectuur; en voor anderhalf jaar heeft de Antwerpsche magistraat de kroon op het stedelijk boekerijwezen gezet door de twee tot dan toe administratief gescheiden officieele bibliotheken onder de bevoegde leiding te plaatsen van een en zelfden bestuurder, den heer Lode Baekelmans. Ja, te Antwerpen bezit men waarlijk ‘le sens de la bibliotheque.’ Het is dan ook geen wonder dat, toen kort na de afkondiging van de zoogen. ‘Wet Destrée’ op de openbare boekerijen, in 1921, een Vereeniging van Vlaamsche Bibliothecarissen werd gesticht, deze Antwerpen als zetel koos en de leidende bestuursposten aan Antwerpenaars toevertrouwde, terwijl wij het ook niet anders dan natuurlijk kunnen beschouwen dat de drie tijdschriften voor boeken bibliotheekwezen die wij in Vlaanderen bezitten: De Gulden Passer, orgaan van de Vereeniging der Antwerpsche Bibliophielen, De Bibliotheekgids, orgaan der Vlaamsche Vereeniging van bibliothecarissen en Boekengids, orgaan van het Algemeen Verbond van Katholieke Boekerijen, alle drie te Antwerpen uitgegeven worden. Door de twee laatste der drie zooeven genoemde Vereenigingen vooral maakt Antwerpen heel het Vlaamsche land deelachtig aan dien ‘sens de la bibliothèque’ dien zij in zulke hooge mate blijkt te bezitten; zij verricht aldus echt bibliotheekbeschavingswerk, als ik me zoo uitdrukken mag; en het is een feit, waarvan de redenen nu niemand meer kunnen ontsnappen, dat in zake boek- en bibliotheekwezen in Vlaanderen Antwerpen toonaangevend is en de leiding in handen heeft. Zulks werd me eens te meer levendig duidelijk toen me het door het Algemeen Secretariaat voor Katholieke Boekerijen einde 1934 uitgegevenLectuur-Repertorium-Auteurslijst kort geleden in handen kwam. Wij staan hier voor het tweede deel van een grootsch en logisch opgevat werk, dat echter in den hoofdtitel ongelukkig niet een volledige eensluidendheid vertoont. Aan deze Auteurslijst gaat | |
[pagina 565]
| |
inderdaad een Titellijst vooraan, die in Mei 1932 verschenen is en insgelijks bezorgd werd door het Algemeen Secretariaat voor Katholieke Boekerijen, maar waarvan de hoofdtitel luidt Roman-Repertorium, terwijl deze bij de Auteurslijst, omdat ze breeder opgevat werd, Lectuur-Repertorium geworden isGa naar voetnoot(1). Voor het overige is de Auteurslijst wel de natuurlijke en noodzakelijke aanvulling van de vroeger verschenen Titellijst en dat deze de eerste was die van de pers kwam, was niets anders dan logisch. Het is inderdaad een feit dat het grootste deel van het lezend publiek de boeken, de romans vooral, niet noemt naar den naam van hen die ze geschreven hebben, maar wel naar den titel zelve; en daarom kon het Algemeen Secretariaat voor Katholieke Boekerijen als eersteling van een reeks lectuur-repertoria niets beters laten verschijnen dan een lijst van titels, van ongeveer 20.000 alphabetisch gerangschikte titels nl. (zooals de ondertitel van Roman-Repertorium Titellijst luidt) van romans, verhalen, essays, tooneelwerken en gedichten, ten gerieve van bibliothecarissen, geestelijken en intellectueelen. Dat zulk een titellijst op zijn tijd kwam en geroepen was de grootste diensten te bewijzen hoeft maar gevraagd te worden aan leiders van volksbibliotheken of aan lezers van romans en ander bellettristisch werk, die ‘geen namen kunnen onthouden.’ Maar de volksboekerijen worden, goddank, ook nog bezocht door menschen die wèl namen kunnen onthouden en die niet lezen alleen voor het verhaal en om te zien ‘of zij op het einde elkander toch krijgen.’ Er zijn er ook die belang stellen in het leven en in de levensopvatting van den schrijver van wien ze wat lazen en die wenschen te weten wat die zelfde auteur nog al wat meer zou kunnen geschreven hebben; er zijn er ook voor wie het geestesleven zich niet beperkt bij romanslectuur. Het was dan ook noodzakelijk en logisch dat aan deze meer gevorderde bibliotheekbezoekers insgelijks werd gedacht en voor hen werd Lectuur-Repertorium-Auteurslijst ontworpen, bewerkt en uitgegeven. | |
[pagina 566]
| |
Wat voor een reuzenarbeid het tot stand brengen van zulk een werk vertegenwoordigt, zal den leek misschien niet dadelijk duidelijk zijn; door den vakman wordt de krachtinspanning des te meer naar waarde geschat. Het is wel waar dat de bewerker, de Eerw. Heer Joris Baers, over de gegevens beschikte, in den loop der dertien laatste jaren verzameld ten behoeve van Boekengids en in dit tijdschrift voor een goed deel gepubliceerd; het is ook een niet uit het oog te verliezen feit dat hij beroep mocht doen op de toewijding en de geestdrift van een niet gering aantal medewerkers en medewerksters, die daarbij nog hun vakopleiding van hem gekregen hadden; maar zelfs met zulke hulpmiddelen - zonder dewelke er eenvoudig niet aan te denken valt dergelijk werk te ondernemen - is het geen kleinigheid een alphabetisch gerangschikte auteurslijstGa naar voetnoot(2) samen te stellen, die 12.000 bio-bibliographische nota's en 1300 portretten moet bevatten van auteurs behoorende tot de Nederlandsche en tot de wereldliteratuur, met waarde- en vakaanduiding van 40.000 literaire en vulgariseerende werken, waarvan echter tot nog toe alleen het eerste deel (A-K) volledig bewerkt, gedrukt en gebundeld in den handel werd gestuurd, terwijl het tweede (L-Z) nog van de pers moet komen. Men beseft dadelijk hoeveel breeder en geleerder dan de Titellijst dit werk hier is opgevat. Na een korte biographische nota en een bondig karakteriseeren van den mensch en zijn oeuvre, wordt een overzicht verkregen over de gezamenlijke productie van elk der behandelde schrijvers. Bovendien, terwijl in de Titellijst, benevens de zuivere bellettrie, niets anders dan reis- en natuurwetenschappelijke verhalen, biographische literatuur en dergelijk meer opgenomen waren, komen hier nog tal van werken voor over literatuurgeschiedenis, vulgarisatie-wetenschap, geschiedenis, enz. voor zoover deze tot het streng wetenschappelijk genre niet behooren en dus voor het gewoon publiek in aanmerking kunnen komen. Eindelijk worden wij bij elk werk, dank zij de talrijke, maar zeer duidelijk van elkaar te onderscheiden conventioneele teekens, steeds ingelicht over het genre en de strekking, alsook - van tamelijk streng conventioneel standpunt uit echter - over de zedelijke waarde er vanGa naar voetnoot(3). Dit laatste lijkt ons echter geen | |
[pagina 567]
| |
beletsel te moeten zijn voor niet-katholieken om van de Auteurslijst gebruik te maken, daar het altijd een ieder, die het gezag van de Kerk niet aanvaardt, vrij staat met de waarschuwingen op dit gebied in mindere of meerdere mate rekening te houden, of ook heelemaal niet; van een anderen kant dient trouwens gezegd te worden dat de katholieke levensopvatting, waarvan het werk uitgaat, de bewerker nauwelijks belet heeft bij de keus der schrijvers en bij de algemeene beoordeelingen over niet-katholieke auteurs, blijk te geven van een zeer groote objectiviteit. Men ziet dus hoe breed-encyclopedisch - al blijft natuurlijk de bellettrie er de grootste plaats innemen - en tevens breed van geest het Lectuur-Repertorium-Auteurslijst is opgevat en uitgevoerd werd. Het hoeft dan ook geen verder vertoog dat dit werk, al richt het zich meer speciaal tot een katholiek publiek, geroepen is om groote diensten te bewijzen aan hen, zij wezen opvoeders of bibliothecarissen, die tot taak hebben anderen vóor te lichten en te leiden in hun lectuur, alsook aan een ieder die zich door zelfstudie tot een meer ontwikkeld en beter mensch opwerken wil. Met deze twee op keurige wijze en in een handig formaat uitgegeven deelen van het Lectuur-(Roman)-Repertorium, waarvan, naar wij hopen, het tweede weldra volledig zal zijn, is het Algemeen Secretariaat voor Katholieke Boekerijen in de sinds zoolang gevestigde traditie gebleven, die wil dat in zake boek- en bibliotheekwezen alle goede initiatieven van Antwerpen uitgaan. Ontwerpers en uitvoerders moeten wij er dan ook oprecht geluk om wenschen. Mei 1935. Dr. C. DEBAIVE. |
|