De Vlaamsche Gids. Jaargang 23(1934-1935)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 516] [p. 516] [Vier gedichten] Liedjes van Berusting I. Die nooit in armoe leven ze kennen niet het licht, dat grijze straten geven, waar dood naast 't leven ligt. Ze kennen niet de dagen, die sterven vóór hun tijd en d'hoofden moegedragen en d'oogen leeggeschreid. Ze kennen niet de goedheid die in hun schemer ligt en lacht in stille droefheid op elk vermoeid gezicht. Ze weten niet hoe zachte het einde hier kan zijn. Wie leeft zonder gedachten kan sterven zonder pijn. [pagina 517] [p. 517] II. Wat zonnerood in schemerruit, er gaat een dag ons leven uit. En elke dag heeft liefde of leed en brengt een nacht, die bei vergeet. Zoo schuift de tijd ons stil voorbij, maakt ons niet droever of niet blij... We huizen in een oude straat, waarin het leven niet bestaat. We hunkren niet naar eeuwigheid en zijn tot sterven steeds bereid. Ach, 't leven brengt wel liefde en leed, 't brengt ook een dood, die 't al vergeet. [pagina 518] [p. 518] Avond De avond ligt vol eenzaamheid en groot verlangen. De dag, die droevig henenglijdt, weent onbevangen. Wie schreit zijn leed in d'avond uit kan rust ontvangen, Hem laat de dag slechts ver geluid van leege zangen. Matrozenliedje We loopen langs de stille kaden, de kaden van een vreemde stad. We dachten nieuw geluk te laden, te brengen aan wie niets bezat. Maar als ons schip van wal zal schuiven, naar 't midden van dien vreemden stroom, zal 't jong geluk ons afscheid wuiven, alleen ons laten met zijn droom. WIM VAEREWIJCK. Vorige Volgende