De Vlaamsche Gids. Jaargang 23(1934-1935)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 413] [p. 413] Stemmingen aan Zee I Wat zou wel witter dan het geschitter van meeuwen zijn en zonneschijn? Wat vreemder dan het ruischen van het loome, zware omslaan der bare? Wat lokt er wijder het hunkerend hart naar droomland mee dan de grenslooze zee? Wat laat verlatener de ziel weer los dan de zee en haar lied, dat zingende niet? 7/2/'30. [pagina 414] [p. 414] II Ik ben gegaan zoo ver en zoo lang tot ik niets meer hoorde dan zeegezang; tot ik niets meer zag dan de zee en de lucht en de schittering der blanke meeuwenvlucht. Alleen in dit landschap zoo streng van lijn, in de guur-klare ruimte vol zonneschijn, vergat ik de wereld, die dwaas is en ziek en 'k werd als een ruischhoorn vol muziek. 25/3/33. [pagina 415] [p. 415] III 'k Lig in de duinkom als in een schelp, een boot in de kil, wachtend op het getij. Ik hoor het verre rollen van de baren en 't zachte loeien van den wind, dit vloeien van de lucht, en aarzelend nog, alsof 't een vlinder was, dien ik ontluisteren kon, betasten mijn gedachten den witten vrêe, die in mij ligt gespreid, alsof mijn wezen als de zee nu eindlijk vond haar eigen rhythme en wet. 7/1/34. [pagina 416] [p. 416] IV Leeuwrikslied en zeegeruisch; in het helm zingt windgesuis; blanke wolken boven het duin wandelen in den hemeltuin. Alles is zoo stil en blij. Nieuwe klaarheid daagt in mij: wordt de wereld nog zoo oud, jong blijft al wat blind vertrouwt. Onuitputlijk is het leven, 't werd mij als een schat gegeven, om te groeien, op te bloeien, bij de groote levensbron, buiten, in de volle zon! 21/6/33. [pagina 417] [p. 417] V Ik zoek niet meer om te begrijpen, bevrijd van menschelijken waan, nu zal mijn zuiverst voelen rijpen, misschien zal ik aldus verstaan, waarom ons hart eerst moet verscheurd zijn waarom de bloesems plat getrêen, waarom illuzie moet verbeurd zijn en veler nachten angst doorstrêen, aleer wij zonder huivren dalen ten bodem onzer eenzaamheid om onverhoopt er te zien stralen, uw klaarte, o bezonkenheid... 8/1/34. [pagina 418] [p. 418] VI Strand Zooals de zee in eigen schoot terug-ebt zoo keerde ook, na langen dool, mijn ziel weer tot zichzelve in. Op 't strand der jaren ligt verspreid het wrakhout van illuzie-booten; in meenge kil, diep uitgehold, bleef, na de branding van den storm, wat ziltig-troebel water staan, maar de oeverstroompjes voeren het zuivere mee, naar zee. 8/1/34. S. VERZELE-MADELEYN. Vorige Volgende