een partij die de andere partijen overtreft in burgerlijkheid, in achting voor burgerlijke moraal, drang naar geld, en fijne opvoeding. De hurgemeester wordt ernstig op proef gesteld, wanneer een makker uit zijn jeugd opduikt en hem rekenschap vraagt. Moesten het gedrag en de denkwijze van Ole Peter's jeugd bekend gemaakt worden, dan zou de revolutionaire jeugd ingrijpen en hiertegen zou geen kruid gewassen zijn. Het tragische in dit tooneelspel kunnen we resumeeren als volgt: de proletariër, die zijn verleden verloochent, wordt een gedecoreerd burgemeester, een inner van tantièmes, onder wiens voeten echter de bodem wankelt. De komedie huist in de behendigheid waarmede de schrijver zijn hoofdpersoon - of de partij - door spitsroeden laat loopen, alhoewel het hier bij een woordentwist blijft, zonder dat de personen levend voor den geest treden.
Ejnar Howalt heeft dramatisch talent. Hij is scherp en vol galgenhumor. Hij heeft iets te zeggen en wil iemand treffen. Laat ons hopen dat hij met dit tooneelstuk zijn haat voldoende heeft gekoeld en dat hij voortaan meer aandacht wijden zal aan vorm en handeling.
Carl Gandrup vervolgt zijn lange en welgevulde loopbaan van tooneelschrijver met een geschiedkundig werk uit den tijd van Frederik VI, koning van Denemarken, nl. ‘Kongeligt Blod’ (Vilhelm Hansens Forlag). Dit is een stuk kultuurgeschiedenis dat, in een reeks onderhoudende en talentvol geschilderde tafereelen, ons in den bewogen tijd rond 1809 brengt, toen Kopenhagen door de Engelschen belegerd werd en toen Frederik VI, koppig en jaloersch, alle vrijzinnige jeugdbewegingen knakte en als alleenheerscher, zich met de onbenulligste zaken inliet.
De dramatische kracht schuilt in de koene en schitterende replieken en het talent van den schrijver komt vooral tot uiting in de karakterteekeningen, inzonderheid deze van prinses Charlotte van Mecklenburg Schwerin.
Rond het tooneelspel van den Deen Kaj Munk ‘De Udvalgte’ (Nyt nordisk Forlag) ontstond onlangs bij de première heel wat herrie vanwege het publiek en de pers. Het is een Davidsspel, dat vermoedelijk het eeuwig wankelbare in de menschelijke psyché aantoonen wil. Dit wankelbare kan alleen door het geloof gered worden. De strijd van David tegen de zonde is vernederend en ellendig, maar het was er bij den schrijver wellicht om te doen David door de zonde groot en menschelijk te maken. Het soms wonderlijk onlogische in de karakterteekening is treffend en Munk heeft bij het kiezen van zijn middelen zeker niet altijd den vereischten takt in acht genomen. David is bang, opvliegend en onrustig; hij is bovendien blind, doof en onrechtvaardig, maar