De Vlaamsche Gids. Jaargang 23
(1934-1935)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 327]
| |
JapanSedert een veertigtal jaren, vooral sinds de periode, die onmiddellijk den Chineesch-Japanschen krijg van 1895 voorafging, laat de Japansche regeering zich leiden door de gedachte, dat de sterke aanwas van de Japansche bevolkingscijfers en de ongehoorde groei van zijn nijverheid en handel, een nieuwe staatkunde ten opzichte van het vasteland medebrengen, die nieuwe invloedssferen scheppen moet, gebiedsvergrooting brengen en kolonisatie vergemakkelijken. Bedachtzaam, maar met vaste hand, schuift zij het eene stuk na het andere naar voren op het Chineesche schaakbord. In de oogen van het Japansche volk is het Mandschoerijsche avontuur geen militaire expeditie; het maakt deel uit van een geweldig project van economische uitbreiding. Deze nauwkeurige vaststellingen van Dr. L.H. Grondijs werden ons persoonlijk bevestigd door Dr. Tadashi Nojiri, een vriend uit Tokyo, economist van niet geringe beteekenis.Ga naar voetnoot+ Bij zijn continentale expansie heeft Japan achtereenvolgens China, Rusland en Amerika op zijn weg gevonden. China's verzet werd in 1894 gebroken. Toen Japan territoriaal bezit in Zuid-Mandschoerije opeischte, kwam deze politiek met de Russische in botsing. Beide rijken hadden het oog op het schiereiland Liaotong (havens van Port-Arthur en Dalny). Rusland wilde er het eindpunt van maken van den Transsiberischen spoorweg, in plaats van Wladiwostok, dat niet ijsvrij is. Japan had behoefte aan een vlootbasis. Een paar dagen na de onderteekening van het Verdrag van Shimonoseki, waarbij China aan Japan voor eeuwig en in volle soevereiniteit Liaotong had afgestaan, werden door de regeeringen van Frankrijk. Duitschland en Rusland nota's in Tokyo ingediend, waarin Japan werd aangeraden, om van Liaotong terstond afstand te doen. Aan dezen eisch werd kracht bijgezet door de tegenwoordigheid in de Chineesche wateren, van een Fransch, een Duitsch en een Russisch eskader. De Duitsche nota was de brutaalste: Die Regierung Seiner Majestät des Kaisers ist veranlasst mit zu protestieren, und wird, falls erforderlich, ihrem Protest auch den nötigen Hochdruck zu geben wissen. Japan kann daher | |
[pagina 328]
| |
nachgeben, der Kampf gegen drei Grossmächte wäre aussichtslos. De Japansche regeering moest toegeven. Woede maakte zich meester van alle lagen van het volk, toen drie jaren later bleek, dat Liaotong met toestemming der mogendheden, door China aan Rusland was afgestaan. In een geheim militair verdrag, dat in 1896 door Rusland met China gesloten werd tegen Japan, moet men de feitelijke stichtingsoorkonde zoeken van den Oost-Chineeschen spoorweg. De mogendheden lieten dus toe, dat van dien tijd in Mandsjoerije, onder het beginsel van China's ongestoorde soevereiniteit en onafhankelijkheid, een occupatiestatuut is ingevoerd, op welks rechtmatigheid Japan, als Ruslands erfgenaam, zich heeft kunnen beroepen. Inderdaad, het Vredesverdrag van Portsmouth maakte Japan tot erfgenaam van alle rechten, privileges en concessies, welke Rusland in Mandsjoerije bezat. De regimenten, die door de Russische regeering tijdens de Bokserstroebelen naar Mandsjoerije gezonden waren, bleven er ook na de beëindiging der Chineesche moeilijkheden in garnizoen. Zoo ontstond de alliantie tusschen Engeland en Japan, om later, wanneer Japan Ruslands aanspraken geërfd had, verbroken te worden. In 1904 dus opende Japan, met den steun van de Engelschen en de Amerikanen, de vijandelijkheden tegen Rusland. En het verdrag van Portsmouth droeg dan de pacht van Liaotong en het bezit van den Zuid-Mandschoerijschen spoorweg over aan Japan. Tijdens de Russische burgeroorlogen (1917-1921) was de Oost-Chineesche spoorweg achtereenvolgens in handen geweest van Wit-Russen, Tsjechen, Japanners, en door dezen in handen gespeeld van de Chineesche troepen. Op 31 Mei 1924 heeft Rusland van alle rechten en privileges afstand gedaan, welke door het tsaristische goevernement, vermiddels conventies, overeenkomsten, verdragen, verkregen waren. Daarop heeft China zich beroepen, om van Japan, ingevolge diens solidariteitsverklaring met Rusland in het tractaat van 22 December 1905, te eischen, dat het op zijn beurt zijn troepen zou terugroepen. Het antwoord is geweest, dat de tweede voorwaarde voor de militaire ontruiming, nl. dat China zelf in staat zou zijn om personen en goederen der vreemdelingen te beschermen, niet was vervuld. Een andere grond, die de keizerlijke Chineesche regeering er toe gebracht heeft, om aan Russen en Japanners bijzondere rechten in Mandjoerije toe te staan, en die de Japanners een hunner juridische argumenten voor hun Mandsjoerijsche politiek verleende, is het feit, dat Mandsjoerije nooit tot China behoorde. Immers onder de Mandsjoedynastie (1644-1911) heeft het onder een bijzonder statuut gestaan. De eenige band, die het aan China bond, was deze, dat de keizer van China tevens dynast was in Mandsjoerije. | |
[pagina 329]
| |
Tusschen de Jaloe en Moekden bleef een breede strook lands ontoegankelijk voor de Chineezen en onbebouwd. Het zijn de Japanners geweest, die de Chineesche regeering er toe hebben gebracht om elk immigratieverbod voor Chineezen op te heffen. De bijzondere, van China geheel afgescheiden plaats, welke door Mandsjoerije in het internationale leven wordt ingenomen, is door de groote mogendheden neergelegd in overeenkomsten, zooals de Russisch-Japansche conventie van 1910, en de Fransch-Japansche overeenkomst van 1907. China liet toe, dat in 1906 bijzondere Bureaux voor Buitenlandsche Zaken werden opgericht, die afzonderlijk alle diplomatieke betrekkingen met Japan en Rusland regelden. In 1924 sloot Maarschalk Chang-tso-lin een verdrag met Rusland, welks geldigheid noch door de Chineesche, noch door eenige andere regeering betwijfeld is. In 1926 laat de Maarschalk door den Provincialen Raad te Moekden Mandjoerije's onafhankelijkheid proclameeren. In werkelijkheid is Nanking's invloed op Moekden nooit gevoeld. Het compromis, dat bereikt werd tusschen Chiang-kai-chek en Chang-Hsueh-liang, stipuleerde het behoud der administratieve onafhankelijkheid van Mandsjoerije. In Januari 1928 sprak Wang, minister van Buitenlandsche Zaken te Nanking, de nietigheid uit aller eenzijdige verdragen, en de opheffing van alle exterritorialiteitsrechten der vreemdelingen in China. Het is feitelijk alleen Japan geweest, dat de toepassing van dit decreet heeft ondervonden. In Mandsjoerije, waaraan China zich nooit iets gelegen heeft laten liggen, is de Nankingregeering een gestie gaan opeischen, toen het de onverhoopte resultaten bemerkt had, welke er door de Japansche penetratie zijn bereikt. In 1907 is de eigenlijke exploitatie door de Japanners begonnen. In vergelijking met dat jaar is op den Zuid-Mandsjoerijschen spoorweg, het goederenvervoer 14, en het personenvervoer 7 maal toegenomen. De kolenmijnen leveren 30 maal zooveel als in 1907, de ijzerproductie is verzeven-, de electriciteitsvoortbrenging verveertienvoudigd. In de haven van Dairen loopen viermaal zooveel stoomschepen binnen en de goederenomzet is er tienmaal toegenomen. Credietstelsel en geldwezen is geheel hersteld. Het onderwijs is verbeterd. Waterleidingen zijn aangelegd. Hospitalen en laboratoria voor bacteriologisch onderzoek en voor pestbestrijding in 't bijzonder, een volledige medische faculteit in Moekden, hebben belangrijke sanitaire hervormingen en ingrijpende verbeteringen van 's lands hygiëne tot stand gebracht. Tegenover den geest der Japansche natie, tegenover de staatkundige logica van het Japansche goevernement maakt de Nanking-regeering het figuur van een fictie. Sedert de incidenten van Mandsjoerije (1931) en Sjanghai | |
[pagina 330]
| |
(1932) heeft een ingrijpende verandering in de stemming van het Japansche volk plaats gevonden. Het heeft het voorgevoelen, dat het zware tijden te gemoet gaat. De natie is overtuigd, dat de regeering zich niet door lichtvaardige willekeur heeft laten leiden, toen zij Japans insulaire afsluiting opgaf en zijn toekomst richtte naar Mandjoerije, Mongolië en China. Er is onder het publiek een gevoel van verbittering opgekomen jegens de Westersche mogendheden, die zich verzetten tegen Japans politiek in Mandsjoerije, niettegenstaande deze een uitvloeisel is van economische noodzakelijkheden, terwijl noch Engeland in Siam, Burma, Tibet of Hongkong, Frankrijk in Siam en Annam, Rusland in Mongolië, noch een der Europeesche mogendheden in Shanghai, of de Vereenigde Staten in Zuid-Amerika een staatkunde hebben gevolgd, welke principieel van de Japansche afwijkt. Het Mandsjoerijsche avontuur zal de Japansche legervanen kunnen voeren tot in Mongolië en China, en Siberië. Men denke aan de woorden van een hooggeplaatst beambte tot Dr. Grondijs: Voor een Japanner heeft het menschelijk leven niet dezelfde waarden als voor u, Westerlingen. Gansch Japan is overtuigd, dat de Volkenbond een internationale agitatie gediend heeft, welke door beide groote Angelsaksische naties tegen Japan gericht is, en waartoe het Geneefsche secretariaat, anders zoo opmerkelijk discreet, als het Egypte, Indië, Arabië, Indo-China, enz. geldt, zich heeft laten gebruiken. De openbare meening in Japan is gewend geraakt aan de gedachte, dat Japan zijn heil zal moeten zoeken in bijzondere vormen van toenadering tot China en Rusland. De formule van het Groot-Aziatisch beginsel, die door Soen-Jat-sen en den vermoorden Inoekaï uitgesproken werd, en die onder Amerikaanschen invloed uit het programma van Soen-Jat-sen's volgers was verdwenen, keert nu als een desideratum van Japansch-Chineesche samenwerking in geschriften van Japanners en Chineezen, terug. De goede betrekkingen tusschen China en Japan werden nooit geheel verbroken, en er ligt in dien voortduur van vriendschapsbetrekkingen tusschen naties, die elkaar bombardeeren, iets dat ons met verbazing slaat. Honderden Chineesche officieren ontvangen hun hoogere militaire opleiding in Japan, en deze vorm van gastvrijheid is zelfs door de gevechten in Shanghai en elders niet onderbroken. De Japanner gevoelt bewondering voor de oude Chineesche beschaving, waaruit de zijne stamt. Hebben de groote mogendheden in Nanking en elders in China anders gehandeld dan Japan in Mandsjoerije? Dat Japan buiten de mogendheden om, nieuwe waarborgen voor zijn veiligheid op het vasteland en voor zijn economische staatkunde zou zoeken in een verstandhouding met Rusland, is voor het eerst door | |
[pagina 331]
| |
Graaf Oesjida, minister van Buitenlandsche Zaken, uitgesproken in Juli 1932. De Russen nu weten, dat de Japansche panter op elk oogenblik voor den sprong gereed staat, en dat geen revolutionaire propaganda in het Japansche leger van effect is op den samenhang der troepen. Ook in de oogen van Rusland's communistisch proletariaat is niet in de eerste plaats Japan, maar Engeland de vijand der Aziatische arbeiders. Met den steun, dien de Japansche regeering gedurende lange jaren aan de witte gardisten verleend heeft, is het uit, sedert de omstandigheden aangetoond hebben, dat zij door Ruslands historie zijn uitgeschakeld. Langs den anderen kant, daar Japan alle toegangen tot Peking en Binnen-Mongolië beheerscht, is het in staat elke sovjetpropaganda in China af te snijden. Nu Japan de basis gelegd heeft voor toekomstige militaire acties tegen Sovjet-Rusland, is het oogenblik genaderd, om met Moskou in overleg te treden. Naast de verzekering zijner veiligheid en zijner economische expansie, wenscht Japan ook de verwezenlijking eener diepere cultuurgedachte in het Verre Oosten. Volgens de leidende staatslieden is er maar éen geneesmiddel tegen de hopelooze ontaarding en verzwakking van het Oosten, die uit Indië en China zich verbreidt: de terugkeer naar de waarachtige bronnen der Oostersche cultuur, naar de voorvaderlijke deugden. Nauw is de Japansche intellectueel, na omzwervingen in Westersche cultuurwerelden, onder de zijnen teruggekeerd, of hij buigt zich aanstonds weer met onverminderden eerbied voor de oude volksgelooven en de nationale gebruiken. Ten slotte gewagen wij hier van den nadruk, door talrijke Japanners op hun Mongoolsche afstamming gelegd. Dr. Nojiri verzekerde ons persoonlijk op overtuigende manier, dat b.v. Dzjenghis Khan een Japanner was; wij waren niet verrast dezelfde bewering door Dr. Grondijs, in zijn bewonderenswaardig werk, aangehaald te zien. Het huidige Japan herinnert zich met emphase zijn Mongoolschen oorsprong. Er is zelfs een Toeranen-mystiek ontstaan, die rasverwantschap en historisch samenhooren uitstrekt over alle Noord-Aziaten heen, tot in het centrum van Europa. De terugkeer van Japan naar Azië en zijn toenadering tot de groep van Boeddhistische natiën heeft een enorme beteekenis voor de gansche wereld. Met dit oordeel van de zesde Reïncarnatie van Amida-Boeddha aan Dr. Grondijs zullen we wel allen accoord gaan. Ziet men ook niet duidelijk de betrekkingen tusschen Japan en Ethiopië inniger worden? Afrika dient insgelijks in de alliantie betrokken, die eens een einde moet stellen aan de verwording van het gele werelddeel. Dr. JOZEF PEETERS. |
|