De Vlaamsche Gids. Jaargang 23
(1934-1935)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 265]
| |
NachtgepeinzenIIn den avond zitten
En gedachten over bloemen hooren zuchten,
Over bloemen die in pitten
Straks de moeders zijn van vruchten.
Welk mysterie ligt verborgen
In de roode, blauwe, gele, rose, witte
Kleuren, die zich zelven worgen
Tot den knoop vol hoop
Der pitten!
Broze schoonheid van de kelken,
Bruiden die den zegen duchten,
Doch, aan liefde vol zich lavend,
Om de vruchten
Moeten welken.
Broze schoonheid in den avond!
| |
[pagina 266]
| |
IIVoor mijn oogen dicht gevallen,
Gaat mijn droomenjacht
Door de tempelstille hallen
Van den vromen nacht.
Maskeraden doen hun ronde
Met de mom voor 't aangezicht:
Wisselspel van deugd en zonde
In het schaduwlicht.
Dat zij met de zure en zoete
Luimen van mijn wil
Als te beê gaan en te boete,
Maakt den nacht zoo kil.
Roode, blauwe sluiers vallen,
Alle vallen ze af...
Door de tempelstille hallen,
Plots een kort geblaf!
| |
[pagina 267]
| |
III.Een ijle waan,
Een droom zonder gronden
In komen en gaan.
Wijl duizenden monden
Verraden de pit,
Die eeuwig gebonden
In 't eindlooze zit.
Een wijde kim,
In altijd ververren
Zich glippende schim.
Wijl duizenden sterren
Den hemel beslaan,
De huivrende kernen
Van ijdelen waan.
| |
[pagina 268]
| |
IV.Hier ruischt de wind, het water daar.
Omar KhayyamGa naar voetnoot(1), gij vraagt vanwaar,
Waarom, waarheen het water vloeit,
De wind doorheen de verten loeit?
't Is willens nillens naar het heet;
In heel 't heelal geen een die 't weet.
Kom, vul den kroes, den tijd ten spijt,
Die onder onzen voet verglijdt.
Wie leent den ongeboren dag
En 't doode gister zijn beklag?
Hangt 't heden als een rijpe vrucht
Niet om te plukken in de lucht?
| |
[pagina 269]
| |
V.De wilgen spinnen maangeschitter
En slaan in 't water zwarter, witter
Een kantfestoen langsheen den zoom.
De schoone nacht omhuift de wereld
En uit het stil gesternte perelt
Als kralen de een na de andre droom.
Nu in den tuin de bloemen taanden
En de oogen van 't verleden traanden,
Besluit den zwaren ondergang!
Er komen altijd nieuwe Meien
Met nieuwe morgens die schalmeien
Het hart weer open tot gezang!
WILLEM GIJSSELS. |
|