De Vlaamsche Gids. Jaargang 23(1934-1935)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 166] [p. 166] [Twee gedichten] Avond In 't westen zinkt, door zon verschroeid, De zomerdag in bloedig rood En stil, in 't stervend westen groeit De nacht, slaapbroeder van den dood. Hij heeft met donkre wolk verjaagd 't Van heimweezware laatste licht, De schaduw in het bosch vervaagd, De laatste dagkier toegedicht. Zijn sluiers sleepen over 't land, Zwaarmoedig zwart, een treurgen tocht Van doodmoe dingen die, vermand, Voor 't laatst nog fluistren: 't is volbrocht! De bruingeel zonbloem buigt ten grond, De bloemen sluiten d'oogen toe. In 't dennenloover, vormverrond, Rust 't vleugelvolkje, mat en moe. Nu heeft de nacht de rust gebracht, Met staêge stilte onverstoord, Geleidelijk de wolkenvacht Met stalen stergestraal doorboord. Ik heb zoo naar den nacht getracht, Om 't flikkren van een enkle ster, Waaruit 't geluk mij tegenlacht. 't Schijnt zoo nabij, maar 't is zoo ver. [pagina 167] [p. 167] Laat mij gaan Laat mij gaan, laat mij gaan, 'k Wil den loop der zonne stremmen En den gang der dagen remmen, Laat mij gaan, laat mij gaan! Laat mij gaan, laat mij gaan, 'k Heb ten laatste weergevonden Heul en balsem voor mijn wonden, Laat mij gaan, laat mij gaan! Laat mij gaan, laat mij gaan, 'k Zal aan niemand troost meer vragen, En mijn nood aan niemand klagen, Laat mij gaan, laat mij gaan. Laat mij gaan, laat mij gaan, 'k Wil nog van de zon genieten, Dat mijn oogen sprankels schieten, Laat mij gaan, laat mij gaan. Laat mij gaan, laat mij gaan, 'k Ben nu van mijn smart genezen, Zonverluchtigd is mijn wezen, Laat mij gaan, laat mij gaan. Laat mij, eer het is gedaan, Gouden zonne, reuzenluchter, Zegenzaaier, aardbevruchter, Laat mij in uw stralen staan. KAREL CASTEELS. Vorige Volgende