De Vlaamsche Gids. Jaargang 22(1933-1934)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 563] [p. 563] [Drie sonnetten] O Vrouw met fulpen Oog O vrouw met fulpen oog en rozenzoele wangen, Er laaide een dageraad, toen gij genaderd zijt, Met om u zilverwaas van leeljenheerlijkheid En in uw stralend hart een lentezacht verlangen. Gij spraakt het levenswoord. En 't galmde als majesteit van breeden zomerzang na teere lentezangen. Eerbiedig heb ik u met bloemen blank omhangen, gefluisterd aan uw lip der liefde piëteit. Het leven was zoo vreemd en zonloos heengeglêen: gedool door donker' dag en huiverzware nachten. Om schimmig boomenheir in nevel stille klachten. En thans? - Door ruimten wijd een zegestroom van licht! Wij gaan, de hoofden hoog, vereenigd onze handen. Op roode rozenzee de liefdevuren branden. 1908. [pagina 564] [p. 564] Bacchanaal Het sap der druiven zingt in parelmoeren schalen. Van roos en orchidee een somptueuse pracht Om weidsche vrouwen in fluweelen kleederdracht, Robijnen om het hoofd, aan sneeuwig' hals koralen. Laat om die heerlijkheên een gouden zonne stralen, Tot over d'aarde daal' de prevelzomernacht. Dryaden-Nimfendans bij 't klinken van cimbalen, Van hoorn en keteltrom, terwijl de sater lacht. Evohee, plengt den wijn in geur van roode rozen, Papavers om de slaap, de pampers om de leên. En dat in zwijmeldroom de lippen minnekoozen. Een roes van passie loei' dan om den doler heen, Tot breke 't makke lijf in stalen middaguur! Hier, te benijden dood in zegetocht van vuur! 1927. [pagina 565] [p. 565] Eens klopt het Fatum Eens klopt het Fatum aan dit hart en breekt de kracht van droeven doler, wien 't geluk nooit zegen gaf, geen hoop zelfs op wat rust aan barren winternacht; geen hoop op eigen steun bij strompelgang naar 't graf. Wee, wacht dan enkel stut van schamel bedelstaf? Als in een wrakkig lijf de geest zijn vlam legt af, moet bidden dan een stem die nooit een smeeking bracht? Waarom niet eerder toch d'eenzamen ram geslacht? Eens zonnig kinderhoofd met blonden lentelach! Hij wil geen medelij aan d'uitgestreden dag, noch dat liefdadigheid hem leiden zal aan d'hand; noch dat de deernis schenk' het brak genadebrood. Het wintergraan ligt warm in vruchtbaar akkerland En lentezacht zweeft aan de vrede van den dood. 1930. PIET VAN ASSCHE. Vorige Volgende