De Vlaamsche Gids. Jaargang 22
(1933-1934)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 545]
| |
De Middenstand in het Zicht der actueele economische VraagstukkenGa naar voetnoot(1)Het belang van den middenstand.Niemand zal het, naar ik hoop, ten kwade duiden noch er zich over verwonderen, wanneer ik deze spreekbeurt in het teeken stel van de verdediging der belangen van den middenstand. Het ligt immers voor de hand dat politieke groepeeringen zich hoofdzakelijk bezighouden met deze standen der samenleving, die meest belangstelling waardig zijn. Zoo liebben wij beurtelings in België gekend de sociale aktie voor de verdediging der arbeidersklasse en het georganiseerd offensief ten voordeele van den landbouwersstand. Beide akties waren noodzakelijk, want beide standen hebben menschonwaardige levensvoorwaarden gekend, en het valt te vreezen dat, zoo de crisis voortduurt, zij in de toekomst nog zware tijden zullen door te maken hebben. En zoo gaat nu, onder den drang der economische depressie, de middenstand eveneens bitter klagen over zijn lot en de bemiddeling van staat en openbare machten inroepen. Wij, liberalen, mogen ons niet afzijdig houden en moeten in onze partij, die wel eens en vaak te recht met den naam ‘burgerspartij’ bestempeld wordt, een eerste plaats inruimen voor de verdediging van de belangen van den middenstand. Want deze stand toch is de buffer tusschen groot-kapitaal en proletariaat; deze stand is de levendige rechtvaardiging van en de bewijsvoering voor onze principes, die beweren dat al de standen der samenleving levensrecht en noodzakelijkheid tot bestaan hebben. De middenstand bewijst voortdurend de waarheid der liberale | |
[pagina 546]
| |
individualistische leer, die verkondigt dat men van kleinbezitter tot grootbezitter kan opklimmen, na de verschillende schakeeringen van den middenstand te hebben doorgemaakt. De middenstand schraagt onze liberale leer, die eerbied verkondigt voor het kapitaal en den eigendom, als grondslag en belooning voor de deugden van arbeidslust, spaarzaamheid en vooruitzicht. | |
Bepaling van den middenstand.Het is zeer moeilijk een nauwkeurige bepaling te geven van wat men door middenstand begrijpen moet. Ik zou haast willen voorstellen er een afzonderlijke bepaling van te geven, naar gelang men zich stelt op sociaal of op economisch gebied. Sociaal gesproken, omvat de middenstand al dezen die niet tot de arbeidersklasse behooren en eveneens geen grootkapitalisten zijn; dus evengoed de kleinhandelaars als de beambten, magistraten, onderwijsmenschen en beoefenaars der vrije beroepen, zooals advokaten en geneesheeren. Economisch gesproken nochtans, begrijp ik onder de benaming middenstand de neringdoeners en ambachtslieden, en het zijn dezen vooral en bijna uitsluitend, die op dit oogenblik in aanmerking komen, wanneer men spreekt van de belangen van den middenstand. | |
Klachten van den middenstand.Al die kleine handelaars en ambachtslieden ondervinden nu den knellenden greep der economische crisis en vreezen dat zij deze crisis niet te boven zullen komen. En zij dagen voor de vierschaar der publieke opinie, als bewerkers van hun ondergang, de groote warenhuizen, de cooperatieven, de leurders en markt-kramers, den fiscus en in laatste instantie den staat zelf. Willen wij even nagaan wat in die klachten gegrond is en wat er kan gedaan worden? Want het lijkt mij steeds onvoorzichtig en ongewenscht de menschen een rad voor de oogen te draaien en beloften af te leggen, waarvan men op voorhand weet dat men ze niet verwezenlijken kan. Een juist inzicht van het problema | |
[pagina 547]
| |
vergemakkelijkt steeds de oplossing. En ik zeg vooraf aan mijn vrienden, de middenstanders, dat zij zelf voor een groot gedeelte de schuld hebben aan hun moeilijken toestand. Een ander gedeelte der schuld wordt gedragen door de openbare machten; een ander nog, misschien het grootste, door de crisis zelf. | |
Schuld van den middenstand.De middenstanders hebben schuld, omdat zij zich tot hiertoe al te veel afgezonderd hebben en hun medestanders uitsluitend als mededingers, zoo niet als vijanden hebben beschouwd. De werknemer ziet in een anderen werknemer steeds zijn medestander, zijn lotgenoot, zijn strijdbroeder. Zoo doet ook de landbouwer. En op die wijze zijn die twee klassen der samenleving gegroeid tot machtige organisaties, die het ontzag der openbare machten afgedwongen hebben. De middenstanders integendeel bekijken elkander als kat en hond, in stede van zich stevig aaneen te sluiten en in te richten. Hier dient de paraphrase van het beruchte woord van Karl Marx door den ether gezonden: ‘Middenstanders, organiseert u!’ En vermits wij in België zijn, en de politiek uit ons publiek leven, zelfs op economisch terrein, moeilijk uitgeschakeld kan worden, zeg ik: geen neutrale middenstandsbonden, maar elk middenstander in den politieken middenstandsbond die zijn vertrouwen hebben kan; en dan al die politieke middenstandsbonden gegroepeerd, gecentraliseerd, om daar, waar het past, zijde aan zijde te strijden. Een andere kritiek op den neringdoenden middenstand is dat hij te weinig onderlegd is, dat hij zijn zaken te los en te oppervlakkig leidt, geen boekhouding of slechts een gebrekkige heeft, geen nauwgezetheid bij het uitoefenen van zijn ambt, geen voldoende technische kennis bij het uitoefenen van zijn ambacht aan den dag legt. Daarin is in de laatste tijden gelukkig een kentering ten goede ontstaan. | |
De fiscus.Zoo b.v. zouden veel klachten tegen den fiscus wegvallen, 200 de middenstander er een betere boekhouding op nahield en | |
[pagina 548]
| |
desnoods zijn verzet tegen de onmogelijke eischen der belastingtoezichters door zijn organisatie in hoogste instantie liet bepleiten. Wanneer gij eerlijk weet door den fiscus uitgeplunderd te worden, verzet u tegen dergelijke besluiten bij de fiscale commissie, en doet uw klachten door uw beroepsorganisatie steunen en verdedigen; maar dit alles onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat gij vast in uw schoenen staat en niet met het vooropgezette doel handelt den fiscus en den staat te bestelen zooveel gij maar kunt. Zeker is het nochtans dat de fiscus in de laatste tijden overdrijft en geen rekening houdt met den crisistoestand, die de handelswinst vaak tot nihil herleid heeft. De kleinen betalen nu vaak voor de grooten, en dat is wraakroepend. Dat kunt gij, middenstanders, rechtstreeks door uw leiders of door uw woordvoerders uit de verschillende partijen in het Parlement laten verkondigen, zoo gij degelijk georganiseerd zijt. | |
De vijanden van den middenstand.Wat uw strijd tegen de groote warenhuizen, cooperatieven, leurders en marktkramers aangaat, moet deze gegrondvest zijn op de degelijkheid der door u verkochte waren of afgewerkte producten. De groote warenhuizen verkoopen niet beterkoop dan de handelaars uit den middenstand. Sommige artikels worden door hen als lokvogels aan spotprijzen op de markt gegooid, maar andere worden tegen aanzienlijke winsten verkocht, en deze aanzienlijke winsten, door de groote warenhuizen genomen, worden trouwens gerechtvaardigd door de groote onkosten van reklaam en inrichting, die deze groote warenhuizen aankleven. Ik kan uit jarenlange ondervinding getuigen en bevestigen dat de middenstander zegevierend den strijd tegen de groote warenhuizen kan aangaan, zoo het koopend publiek verstandig de aangekochte waar wil vergelijken. Trouwens, acht ik het veel logischer, intiemer en aangenamer mijn kliederen bij een gespecialiseerden kleermaker en mijn schoenen bij een gespecialiseerden schoenmaker te koopen dan wel bij den onbekenden aangestelde van een naamlooze vennootschap. Beteekent dit nu dat ik de middenstanders steun daar waar zij de afschaffing der groote warenhuizen vragen? Als liberaal zeg ik: neen; de vrijheid van handel en de vrijheid van het individu verzetten zich daar volstrekt tegen. Alleen zou ik durven vragen | |
[pagina 549]
| |
dat sommige maatregelen genomen werden tot wat ik zou noemen het bekomen van gelijkberechtiging. Zoo stel ik volgende wettelijke maatregelen voor: 1o. Heffen der overdrachtstaks aan de bron, opdat op die wijze de middenstand, die niet rechtstreeks koopen kan, geen dubbele belasting zoude betalen in vergelijking met de groote warenhuizen, die vaak rechtstreeks aan de bron betrekken. 2o. Een taks op het zakencijfer. dus niet alleen op de overdracht van koopwaar, onder vorm van overdrachtstaks, maar op den geheelen omzet. Dit zou de dumpingsprijzen gedeeltelijk beletten. 3o. Een taks op reklaam. publiciteit en aankondiging. 4o. Een taks op de uitgebreidheid der instellingen, der uitstallingen en op het personeel. 5o. Eventueel herinvoeren van een stijgend patentrecht. Deze maatregelen zouden op gebied van rechtvaardigheid en gelijkberechtiging absoluut te verklaren en misschien te aanvaarden zijn. Ze zijn trouwens in sommige landen gedeeltelijk in voege, zoo b.v. in Zwitserland, Frankrijk, Duitschland. Het heffen der overtrachtstaks aan de bron, al brengt het zekere moeilijkheden van toepassing mede bij de overgangsperiode, omdat de bestaande stocks zouden dienen opgenomen en alzoo de staat niet ettelijke millioenen zou verliezen, de overdrachtstaks aan de bron. zeg ik, zou veel voordeelen bezorgen, als daar zijn: het gemakkelijker ingrijpen tegen misbruiken en ontduiking, en de gelijkberechtiging van al de klassen van den handeldrijvenden stand. Dus geen benadeeling der persoonlijke vrijheid voor de groote warenhuizen, maar wel de gelijkberechtiging voor wat betreft het fiscaal stelsel. Wat aangaat de belasting op de bedrijfinkomsten, stippen wij aan dat de groote warenhuizen meestal vallen onder de klas der naamlooze vennootschappen, die niet heelemaal op denzelfden voet behandeld worden als de private handelszaken, en over allerhande middelen van ontduiking beschikken. Ik wensch nochtans eerlijkheidshalve aan te stippen dat de invloed van de warenhuizen niet mag overdreven worden. Vele vakken van bedrijf worden er om zoo te zeggen niet door in het | |
[pagina 550]
| |
gedrang gebracht. Zoo op het gebied der heerenkleermakerij is de mededinging der groot-warenhuizen normaal en slagen zij er geenszins in den middenstand te verdringen, voor de eer eenvoudige reden dat zij op dat gebied vaak de bevoegdheid der middenstanders missen. Trouwens, deze crisis heeft bewezen dat de kleinbedrijven beter weerstand bieden dan de groote. Het is mijn oprechte overtuiging dat, zoo wij nu over warenhuizen klagen, dit vooral voortkomt uit de crisis zelf. Lost de crisis op en de rest volgt van zelf. En die crisis oplossen is een kwestie van terugkeer tot de oude liberale principes: vrijheid van handel, vrijheid van verkeer in binnen- en buitenland. Maar als men spreekt van concurrentie door de groote warenhuizen, heeft men vooral de inrichtingen met eenheidsprijzen en dergelijke op het oog. Laat ik u eerlijk zeggen dat ik de furie der ‘eenheidsprijzeninrichtingen’ aanzie als een voorbijgaande manie, een psychose, een geestelijke afwijking. Het is inderdaad al te gek de intrinsieke waarde of het nut van een artikel te beoordeelen naar gelang de prijs al dan niet in ronde eenheidsprijzen uitgedrukt is. Hier ook dient de opvoeding der koopers gemaakt te worden. Als zeep van Fr. 3.25 beter is dan deze van Fr. 3.00, koopt dan de zeep van Fr. 3.25. En vooral, koopt wat ge noodig hebt, niets minder, niets meer, niets anders en koopt het zooveel mogelijk bij uw gebuur. Ik ken veel huisvrouwen van den buiten die zich zouden ruïneeren door hun aankoopen te doen in zoogezegde goedkoope groote warenhuizen in de grootstad. Zij verspillen tijd en verplaatsingskosten, en koopen vaak artikels die zij best kunnen derven. Beteekent zulks dat er tijdelijk op wettelijk gebied niets kan gedaan worden tegen de gewraakte instellingen? Geenszins. Wij zullen hier desaangaande vermelden dat in het democratische en vrije Zwitserland, en eveneens in het parlementair ingerichte Frankrijk, in den laatsten tijd wetten verschenen zijn op de warenhuizen met eenheidsprijzen, waardoor deze huizen tot normaliseering hunner werkmethodes moeten overgaan. | |
[pagina 551]
| |
Inderdaad, deze speciale warenhuizen met eenheidsprijzen vormen wel eens, door de raddraaierij waaraan zij zich overgeven, een sociaal gevaar voor de koopers. Het is ons beslist onmogelijk hier in bijzonderheden te treden, dat zou ons te ver leiden; maar nogmaals wil ik verklaren dat ik de beteugeling der misbruiken niet zoozeer verwacht vanwege het ingrijpen der openbare machten, als wel van de opvoeding der koopers. Terloops weze hier aangestipt dat Prof. De Leener, de bekende economist, leeraar aan de Vrije Universiteit te Brussel, de verdediging der warenhuizen op zich genomen heeft in een werkje, getiteld: Kleine en groote Kleinhandel in België, waarin hij, samen met zijn collega's Ansiaux, Drechsel en Baudhuin, de aandacht vestigt op het geringe aandeel in het algemeen zakencijfer van het land, door die warenhuizen genomen. Maar die zelfde prof. De Leener heeft toch, op een onlangs gehouden reeks van voordrachten over het onderwerp: ‘De Verdeeling der Koopwaar’, verklaard dat men niet moet gelooven dat het aantal der tusschenhandelaars de prijzen der koopwaren noodzakelijk verhoogt, en daardoor zelf heeft hij het bestaansrecht der middenstanders-handelaars verdedigd. Trouwens, als de middenstanders nu maar zelf solidair waren en zich wilden onderling verstaan, niets, maar hoegenaamd niets, te koopen in de groote warenhuizen en in de ‘eenheidsprijzeninrichtingen’, maar alles te gunnen aan hun eigen medestanders uit den middenstand, dan zouden zij heel wat verder opspringen. Ik aanvaard zelfs den boycot door de middenstanders van zekere fabrikanten, die toelaten dat hun produkten in sommige warenhuizen aan dumping-prijzen of in bedrieglijke verpakking verkocht worden. Daarvoor is wederom geen wet noodig, maar alleen solidariteit, concentratie en logische samenwerking van de middenstanders zelf. Wat betreft de verbruikerscooperatieven, vragen de vrije winkeliers dat deze instellingen niet zouden ontsnappen aan de belasting, en dat het ristournegeld, door deze cooperatieven aan hun deelgenooten uitgekeerd, aan bedrijftaks zoude onderworpen worden. Aan afschaffing van cooperatieven echter valt niet te denken. | |
[pagina 552]
| |
Een andere gegronde critiek van de middenstanders geldt de leurders en marktkramers, vooral deze van vreemde nationaliteit, die vaak onze Belgische wetten niet naleven, al helpen zij ons goede Belgische brood opeten, zonder dat hun voorouders of zijzelf iets bijgebracht hebben tot inrichting en bekostiging van ons Belgisch publiek eigendom. Wij zien het asiel-recht als heilig aan en willen geen vreemdelingen uitzetten, maar vragen ook hier gelijkberechtiging. Elke marktkramer moet op de openbare markt duidelijk zijn adres bekend maken, opdat de politie en de fiscale toezichters er zich steeds zouden kunnen van vergewissen of al de Belgische wetten, zoo sociale als fiscale, nageleefd worden. Daarenboven zouden de vreemde kooplieden zich verplichtend in een speciaal handelsregister moeten laten inschrijven, onder storting van een waarborg, die, in geval van vertrek uit het land, door den staat zou aangeslagen worden en zou dienen tot betaling van eventueel achterstallige en ontdoken fiscale rechten of andere schulden. Er is over dit onderwerp zooveel te vertellen, dat ik mij vandaag moet besnoeien, gezien de beperkte tijdruimte. Ik vat mijn opinie desaangaande bondig samen als volgt: 1o. Geen afschaffing van de groote warenhuizen, noch van de cooperatieven, noch van de openbare markten, noch van het leurdersbedrijf, omdat de vrijheid van handel dit niet toelaat en omdat een gezonde mededinging een regulator is voor den levensstandaard. 2o. Gelijkberechtiging op elk gebied, opdat de groote warenhuizen, cooperatieven, marktkramers en leurders niet zouden bevoordeeligd worden en aldus den gevestigden middenstand geen oneerlijke concurrentie zouden kunnen aandoen. 3o. Noodzakelijkheid voor de middenstanders om zich te groepeeren, te organiseeren, en in regelmatig contact te blijven met het Ministerie voor Middenstand, hetwelk nu een positieve werkelijkheid geworden is. Wenschelijkheid voor al de middenstanders, bij gelegenheid van gemeente-, provinciale of parlementsverkiezingen, hun kandidaten op de verschillende lijsten der historische politieke partijen | |
[pagina 553]
| |
te doen voorkomen, om alzoo hun stem in de wetgevende en bestuurlijke vergaderingen te doen weerklinken en te doen anhooren. 4o. Verzorging van het technisch onderwijs; noodzakelijkheid van een degelijke boekhouding, en betere inrichting van goedkoope kredietverleening, zonder deze te maken tot een steun aan minderwaardige en onleefbare handelsinrichtingen; betere wetgeving op het gebied der vordering van schulden. 5o. Wettelijke bescherming van de koopers tegen raddraaierij. humbug en uitbuiting door warenhuizen met eenheidsprijzen en dergelijke meer, als daar zijn zoogezegde ‘uitverkoopen’, verkoop met premies. Ziedaar hoe ik het vraagstuk van den middenstand op zichzelf beschouw. | |
De middenstand en de crisis.Alvorens deze spreekbeurt te eindigen, herhaal en onderstreep ik nochtans wat ik bij den aanvang heb gezegd: de oplossing der moeilijkheden, waarin de middenstand zich nu bevindt, hangt in de overgrootste mate af van de oplossing der economische crisis zelf. Al het overige kan men lapmiddelen en noodmedicijnen noemen, wier toepassing stellig noodzakelijk is in het actueele kader. maar die grootendeels zullen kunnen op zijde gelaten worden, wanneer de algemeene toestand weer gezond worden zal; en dat is een andere zaak! Er bestaan meer dan 200 verschillende verklaringen voor de economische crisis, wat waarschijnlijk bewijzen moet, dat geen enkele de juiste is. Er worden eveneens talrijke middelen tot genezing aangeprezen. | |
Vrije economie.Ik geloof nog steeds dat de wereld haar heil moet vinden in de toepassing eener gezonde, liberale economie, steunend op het persoonlijk initiatief, op het vrije ruilverkeer der goederen, op de vrijheid van handel, maar aangepast aan de nieuwe levensvoorwaarden. In deze vrije economie heeft de staat dan nog werk van toezicht genoeg uit te oefenen. Want zooals wij het toezicht op | |
[pagina 554]
| |
sociaal gebied rechtvaardig achten, opdat de geringe lieden niet door de machtigen zouden uitgebuit worden, en eveneens het toezicht op cultureel terrein noodzakelijk achten, opdat onderwijs en opvoeding in de goede banen zouden geleid worden, zoo ook is toezicht van den staat gewenscht in zake economie, niet om deze te leiden als oppermachtig dictator, maar om de misbruiken der private economie te verhinderen en te beteugelen. Of zijn sommige trusts, concerns, cartels, alsmede ettelijke vormen van naamlooze vennootschappen en spaarkassen zonder controol dan geen misbruiken, die voortspruiten uit overtollige vrijheid? En daar is dan staatsinterventie gerechtvaardigd. Wij staan tusschen twee polen: de volledig-gecontroleerde en geleide economie, zooals zij in Sovjet-Rusland tot uiting komt, en de volledig-vrije economie, zooals de Manchesterianen die huldigen. Wij verwerpen de eene en de andere en trachten den gulden middenweg te bewandelen. | |
Technocraten.Terloops weze gezegd, dat wij niet veel geloof hechten aan de beweringen der technocraten, die vooropstellen dat de tegenwoordige depressie geen voorbijgaande cyclische conjonctuurcrisis is, zelfs geen structuurcrisis of depressie van aanpassing bij de overtollige machinisatie-mogelijkheden, maar een absoluut-technologische crisis, voortspruitende uit de niet te breidelen wonderen der techniek zelf, en die bijgevolg nooit meer zal opgelost worden, tenzij men het volgende zou doen: al de politieke regeerders afdanken en in hun plaats technici stellen, die alléén op de hoogte blijken te zijn van de vereischten en behoeften van de moderne tijden, met beperking van den arbeidsduur tot 4 dagen van 4 uren per week, voor elken valieden man tusschen 24 en 45 jaar. Want, zeggen de technocraten, in sommige vakken wordt nu 350 maal meer voortgebracht dan voor den oorlog, dus moet men den werktijd aanzienlijk inkrimpen. Het is niet moeilijk om bewijzen dat de statistieken der technocraten er bijgehaald worden ‘pour les besoins de la cause’, dat de klachten over de mededinging der machines eeuwenoud zijn, dat er op het oogenblik geen overpro- | |
[pagina 555]
| |
ductie meer bestaat, maar wel, en dat in groote mate, onderconsommatie. Er wordt inderdaad oneindig veel ontbeerd door de groote massa der menschen ‘at the very moment’, waarop men graan en koffie verbrandt of in zee werpt. Er is dus slechte verdeeling van de goederen, en er is slechte verdeeling, omdat er geen vertrouwen is. | |
Crisis van vertrouwen.Naar mijn bescheiden oordeel is de economische crisis als dusdanig reeds lang overwonnen, maar staan wij voor een massaal wantrouwen in de internationale politiek en in de internationale financie. Een conferentie met het oog op het stabiliseeren van alle munten op eenvormigen goudgrondslag is een middel tot redding. Een ander ligt in de voorzichtige herziening der tractaten, die een einde aan den oorlog hebben gesteld, maar tevens bloedige wonden aan den trots en aan de economische mogelijkheden van sommige volken hebben toegebracht. Ik weet het: deze middelen zijn zoo ver-strekkend van aard, dat zij bijna tot het rijk der naïeve illusies behooren. | |
Economische verbonden.Tijdelijk zouden wij ons reeds zeer tevreden achten, moesten wij kunnen komen tot een economische overeenkomst tusschen de landen die getrouw gebleven zijn aan het goud als vasten muntstandaard. Wij hopen daarenboven dat eerlang het pond sterling zijn vastheid zal herwinnen en daardoor de Skandinavische munten ook de hunne, opdat alzoo opnieuw een economisch verbond, of ten minste een economische overeenkomst tusschen de kleine staten van Noord-West-Europa zou kunnen tot stand gebracht worden. | |
Deflatie.Wat ons vaderland betreft, zie ik voorloopig den eenigen uitweg in deflatie. Stellig is het dat een inflatie van 40%, om te dienen als aanpassing aan het sterlingblok, van economisch | |
[pagina 556]
| |
standpunt gezien, een groote bekoring bezit, en ik zou haast zeggen dat ze een economische weldaad zou zijn. Van sociaal en moreel standpunt gezien, blijft de inflatie, zoo zij willekeurig geschiedt, een begoocheling, een diefstal, een misdaad. Er blijft ons dus niets over dan dat wij onzen levensstandaard zouden aanpassen aan de vereischten van het oogenblik, het is te zeggen, in evenwicht brengen met de concurreerende landen. Wij voeren 3/4 van onze benoodigdheden in en voeren evenveel van onze productie uit. Wij koopen in vreemde munt, en als onze binnenlandsche munt zakt, moeten wij zooveel te duurder onze grondstoffen in het buitenland betalen. Maar, willen wij de 3/4 van onze productie kunnen exporteeren, dan moeten wij ‘konkurrenzfähig’ zijn. Daarom moeten én loonen, én wedden, én vervoertarieven, en al wat staatsuitgaven aangaat met 10 tot 20% naar omlaag gedrukt worden, niet om een miserietoestand te scheppen, integendeel: als het leven goedkoop is, is de munt koopkrachtiger, maar om exportmogelijkheden te scheppen, en alzoo de ellende der onvrijwillige werkloosheid te bestrijden en te doen verdwijnen in de mate van het mogelijke. Want intusschen moeten de onvrijwillige werkloozen gesteund worden, dit is zoowel op menschelijk als op sociaal en economisch standpunt een volstrekte noodzakelijkheid. De voortdurende zakking van het indexnummer der kleinhandelsprijzen laat verhopen dat eerlang de deflatie een wezenlijke werkelijkheid zal geworden zijn, zoo de staat het zijne daartoe bijdraagt. Desaangaande rust op onze regeerders een zware, maar heilige plicht; dààr kan nu eenmaal de staat zijn zachte, vaderlijke, maar doeltreffende interventie laten gelden. Dat is gezond-geleide economie. | |
Ruilhandel.Een ander uitzicht eener gezond-geleide economie is het bewerken, in de mate van het mogelijke, van ruilhandel op internationalen grondslag: met andere woorden, een voorzichtige en geleidelijke toepassing van de machtspreuk: koopen van wie van ons koopt. Hier dient niet alleen de handelsbalans, maar ook de | |
[pagina 557]
| |
betalingsbalans der verschillende correspondeerende landen zorgvuldig nagezien en onderzocht te worden, opdat ook daar het evenwicht zou nagestreefd worden. Het stuit inderdaad tegen de borst, te moeten vaststellen dat wij ons graan koopen in landen, die hun grenzen voor onze producten hardvochtig sluiten. Vrij ruilverkeer op compenseerenden grondslag blijft voorloopig de boodschap, in afwachting nochtans dat de geestzieke wereld eenmaal tot bezinning komen zal en opnieuw deuren en vensters aan alle grenzen wijd open zullen gezet worden, om terug te keeren tot den onbelemmerden internationalen vrijhandel, waar de tolrechten zoo gering mogelijk en ten hoogste als fiscale middelen en eventueel tegen bestrijding van staatsdumping moeten beschouwd worden. | |
Hervorming van den staat.Het betaamt niet dat deze rede zou gesloten worden zonder een woord te reppen over de hervorming van den staat. Inderdaad, sommige hervormers, die afbreken willen met het liberaal democratisch parlementair stelsel, maar zonder te willen overgaan tot volstrekte dictatuur van het proletariaat, spreken van corporatieve inrichting, het is te zeggen dat het Parlement zou vervangen worden door een Raad, bestaande uit vertegenwoordigers der verschillende corporaties: min of meer dus een sprong van enkele eeuwen terug naar de middeleeuwsche gilden, neringen en ambachten. Wij verwerpen niet volledig de idee van hervorming van den staat, alhoewel wij niet gelooven dat deze hervorming den economischen toestand zou redden. Zeker is het nochtans dat men b.v. zou kunnen overgaan tot de afschaffing van den Senaat, dubbelganger van de Kamer van Volksvertegenwoordigers, om in de plaats te stellen een Raad van State, samengesteld uit vertegenwoordigers der economische, sociale en cultureele korpsen, welke ten raadgevenden titel en a priori zouden gehoord worden, telkens hun specifieke belangen in sprake komen. De Kamer van Volksvertegenwoordigers zou het echt politiek en verantwoordelijk organisme blijven. | |
[pagina 558]
| |
Misschien ook is deze hervorming te bewerken op milderen weg, b.v. door het aanduiden der leden van den Senaat bij helft door de kiezerskorpsen en de andere helft door de Kroon, op voorstel der belangenorganismen, waarover ik daar juist gesproken heb. Zeker is het dat de regeering meer tijd voor eigen opbouwend werk zou dienen te hebben en bijgevolg de Parlementszittingen zouden moeten ingekrompen worden. | |
Het plan van den arbeid.In de laatste tijden, en dit moet den middenstand zeker aanbelangen, is hier te lande veel spraak over het Plan van den Arbeid, waardoor ook de middenstanders heeten gebaat te worden. Men weet dat dit plan vooropstelt de nationalisatie van het krediet, de nationalisatie van het vervoer, de nationalisatie van de sleutelnijverheden, met voorbehoud van een vrijen sector, gesteund op privaat initiatief en waarin dan de middenstanders hun plaats zouden blijven behouden. De vader van het plan, de zeer onderlegde economist Prof. Dr. Hendrik De Man, beweert door de invoering van zijn plan den buitenlandschen handel met 50% te verhoogen na drie jaar en met 100% na vijf jaar. Bewijzen echter doet hij die thesis niet. Wij zien niet in hoe een nationalisatie van financieele en economische machten de koopkracht der bevolking zou opvoeren, zonder afbreuk te doen aan de exportmogelijkheden, ten ware men zou streven naar autarchie. | |
Autarchie.Autarchie: ook daar ligt de redding niet, vooral voor een land als België, hetwelk moet uitvoeren of verdwijnen. Autarchie is nauwelijks mogelijk hier te lande voor een bevolking van twee millioen, en dan nog zou deze bevolking zich moeten vergenoegen met de meest primitieve bestaansmiddelen. Autarchie werd te recht door Dr. Bessem, den technischen raadgever van het Vlaamsch Economisch Verbond, de politiek der armoede genoemd. Beziet uw eigen kleeding, beziet uw huisraad, beziet al uw comfortmid- | |
[pagina 559]
| |
delen: zij roepen internationaal. En is het wel de moeite waard te gaan streven naar een bestaan in gesloten ruimte, wanneer de wonderen der techniek de gansche wereld tot één groot vaderland zouden moeten maken? | |
Helpt u zelf.Ik besluit en zeg tot de middenstanders: organiseert u, weest solidair en redt u zelf, het oog gericht op het uiteindelijk ideaal van vrije economie en vrij internationaal ruilverkeer, onder de zachte controol eener degelijk geïnspireerde staatsmacht, en in het kader eener echt liberale wereldbeschouwing, die plaats en levensmogelijkheid gunt aan alle rassen, aan alle klassen, aan alle menschen van goeden wil!
ARTHUR VANDERPOORTEN. |
|