De Vlaamsche Gids. Jaargang 22
(1933-1934)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 519]
| |
Napoleon en AntwerpenGa naar voetnoot(1)Op 12 Ventôse van het jaar VIII werd de vroegere markies d'Herbouville, door den Eersten Consul, tot prefect van het departement der Twee-Nethen aangesteld. Hij schafte te Antwerpen de terroristische administratie der Sansculotten af en deed Werbrouck tot maire benoemen. Dank zij hem werd de Kathedraal van volledig verval gered. In 1801 trad het Concordaat in voege. Kunsten, wetenschappen herleefden langzaam. De handel trachtte zich op te richten na den vrede van Amiens. De Beurs werd heropend. Aan de Werf kwam een kaai bij, vlak vóor de stad. Een zeevaartschool en het loodswezen verrezen. Hendrik Van Soest hernam de uitgave van de ‘Gazette van Antwerpen’. In Mei 1803 liep de ‘Herbouville’ van stapel, gebouwd op de nieuwe werven op de kosten van den prefect. Op 18 Juli 1803 komt Bonaparte te Antwerpen aan. Vertrokken uit Gent, steekt hij de Schelde over aan het Vlaamsch-Hoofd. Hij verblijft in de prefectuur (nu het Paleis van het Provinciaal Gouvernement) op de Schoenmarkt. Talleyrand (minister van Buitenlandsche Zaken) logeert op de Meir. De ontvangst van den kant der Antwerpsche bevolking was grootsch. De Eerste Consul meende zich, bij het doorloopen der stad den volgenden morgen, in Afrika te bevinden: zoo troosteloos scheen de aanblik. De decreten, die hij hier ontwierp, hadden alle betrekking op den boycot van Engeland. Antwerpen moest een oninneembare versterkte plaats worden: het geladen pistool op het hart van Engeland gericht. Toch zouden de handelsbelangen daar niet onder te lijden hebben. Op de terreinen van de vroegere St. Michielsabdij verhieven zich weldra de gewenschte maritieme en militaire instellingen. Het St. Andrieskwartier onderging een totale omwenteling. Op enkele jaren leverden de werven van de Kloosterstraat 47 oorlogsschepen. De eerste heetten ‘Le Phaeton’ en ‘Le Voltigeur’. Op 15 Mei 1804 liep hier een vloot uit, die, na zich vereenigd | |
[pagina 520]
| |
te hebben met deze van admiraal Verhuel, den Engelschen admiraal Sir Sidney Smith nabij Texel zou verslaan. Het Antwerpsche schip ‘Ville d'Anvers’ ontving er den vuurdoop. Honderden galeislaven uit Bicêtre en Toulon werkten aan het Arsenaal-complex, waarvan de eerste steen gelegd werd door Malouet, den Zeeprefect van Antwerpen. In Augustus 1805 verliet d'Herbouville de Scheldestad, die onder hem opnieuw was beginnen te bloeien. Hij werd hier vervangen door Charles Cochon de Lapparent. Van 1806 waren er geregelde verbindingen, onderhouden door de Service général des Messageries de l'Eclair, bestuurd door Van Ghent, tusschen Antwerpen en Brussel, Luik, Aken, Keulen, Koblenz, Dusseldorf. Van deze plaatsen uit was er aansluiting met Hamburg, geheel Pruisen en Oostenrijk. De stad telde toen reeds meer dan 55.000 inwoners. De angst, van 1794 tot 1800 uitgestaan, scheen vergeten. Dit jaar zag de verheffing van Louis Bonaparte, die bij zijn bezoek te Antwerpen in den ‘Grand Laboureur’ logeerde, op den troon van Holland, en te Berlijn kondigde Napoleon de continentale blokkade af. Voor den bouw van de dokken werd een deel van het Schijn afgeleid. De aarde bracht men over tusschen de St. Laurijs- en de Slijkpoort, waar men weldra de Keizerlijke Batterij oprichtte. In 1806 kwamen 2.137 schepen aan, metende 454 ton, benevens 2.814 zeilers met 144.429 ton. De aankomst van een Amerikaansche boot was telkens een gebeurtenis. In 1807 telde Antwerpen 266 straten, 12 pleinen, 25 marktplaatsen, 10.000 huizen, 75 openbare gebouwen. Er waren 8 kerken en 7 kapellen, 5 gasthuizen, 5 godshuizen. Noemen we verder: de Academie, het Museum, den Schouwburg, den Berg van Barmhartigheid, het Stapelhuis; dan: de Kanaalsluis, 7 stadspoorten, 2 vlottende dokken, 4 kanalen, waarin de schepen konden lossen, 3 gevangenissen, een galei voor 1800 boeven, 4 kazernen, 2 arsenalen, het Hansahuis, de Waag; ten slotte 2 watermolens en verschillende windmolens; 200 platte wagens, 500 rijtuigen. In 1807 nog werd de Schelde met de Somme verbonden door het kanaal van St. Quentin; de Somme met de Seine, zoodat Antwerpen door een vaartennet met Parijs in verbinding stond. De Keizer wilde op gelijkaardige wijze de Schelde met den Rijn doen correspondeeren, maar de oorlog belette hem zijn ontwerp te verwezenlijken. Daar de Engelschen een landing op de Hollandsche kust willen wagen, verklaart Napoleon Antwerpen in staat van beleg. Generaal Férino wordt militair gouverneur. Intusschen beveelt de Keizer een Middelbare School te openen, | |
[pagina 521]
| |
waarin Latijn, Fransch, aardrijkskunde, geschiedenis, wiskunde, handel, godsdienst en zedenleer onderwezen werden. Bestuurder zou een oud-Leuvensch professor Louwers wezen, bijgevoegd directeur Marinus. Men ving tegelijkertijd met den bouw van 20 oorlogsschepen aan. Napoleon wilde zijn krijgsvloot zoo snel en machtig mogelijk herinrichten. Hij beloofde een volledig arsenaal op te richten op het Vlaamsch-Hoofd voor zijn militaire behoeften, opdat de stad zelve zich uitsluitend zou kunnen wijden aan de noodwendigheden van den handel. Op 14 Januari 1808, ten gevolge van een vreeselijken storm, overstroomde een groot gedeelte van Antwerpen. De Scheldedijken braken door. Erge schade werd geleden. Een Assisenhof hield dit jaar zijn eerste zittingen op het Stadhuis. Op dit tijdstip is Antwerpen de belangrijkste militaire en handelshaven van Frankrijk. Zij snijdt het heele Europeesche hinterland voor Engeland af. Al de straten zijn geplaveid. In 1809 wordt Cochon de Lapparent vervangen door graaf Voyer d'Argenson, eens aide-de-camp van Lafayette. Hij werd een pracht-prefect. De eerste steen van een nieuw dok wordt gelegd door graaf de Montalivet, algemeen directeur van bruggen en wegen. Engeland wil zich meester maken van Antwerpen, dat voor Londen een nachtmerrie werd. Een vloot van meer dan 1300 schepen en sloepen en 45.000 man troepen, beurtelings onder leiding van Admiraal Sir Richard Strachan en Lord Chatham, stevent op Walcheren toe. Dit wordt genomen, ook Middelburg. Op Beveland wordt geland. Bath veroverd. Daarop komt Bernadotte de verdediging van de Scheldestad verzekeren. Intusschen had Vlissingen gedurende 17 dagen stand gehouden. Dit zou Antwerpen redden. De Fransche minister Déjean commandeerde hier de genie, en Collaud was gouverneur van de stad. De Engelschen concentreerden zich tusschen Bath en Santvliet, als zij plots door de polderkoorts werden aangetast. 15.000 soldaten kwijnden weg. Het werd het begin van het einde. Weldra ving de aftocht aan, veroorzaakt door ziekte, slecht weder en de uitstekende verdediging van de Antwerpsche vesting door den prins van Ponte-Corvo. Na hem verscheen maarschalk Bessières, die de Scheldeforten kwam verstevigen. Van uit Schönbrunn had de Keizer nauwkeurig elken maatregel voorgeschreven. Zijn gramschap, ten overstaan van Koning Louis over diens wankelmoedig optreden tegenover Engeland tijdens de poging op Antwerpen en in verband | |
[pagina 522]
| |
met de ontduiking door de Hollandsche regeering van de bepalingen van het Continentaal Stelsel, bracht Napoleon er toe in 1810 Holland in te lijven. Na het aanleggen van de Jordaens- (1804) en de Van Dijckkaai (1805) bouwde men vier beweegbare bruggen en verscheidene sluizen, toegang verstrekkend tot twee nieuwe vlottende dokken, 650 meter stroomafwaarts van de Werf. In 1810 werden ze ingehuldigd. De voortdurende inbeslagneming van deze maritieme instellingen voor oorlogsdoeleinden beginnen in dezen tijd de begoede Antwerpsche familiën te ontstemmen. Hun zonen worden onmeedoogend naar de Fransche lycea gezonden, in afwachting van hun vertrek naar het slagveld. Verdachte rijke burgers moeten zich te Parijs komen verontschuldigen. De gefortuneerde meisjes zijn verplicht Fransche officieren te huwen. Het garnizoen wordt gedurig versterkt en zijn logement bij de bevolking verwekt bijna evengroote ergernis als ten tijde der Sansculotten. De prefect d'Argenson neemt steeds de partij der bevolking. Dit jaar bezoeken Napoleon en Marie-Louise Antwerpen en verblijven, de Keizer voor de tweede maal, in het Hotel van den Prefect. Vergezelden hen o.a.: de koningen van Westfalen en van Holland, de onderkoning van Italië, de prins van Neuchatel, de prins Aldobrandini, de hertogen van Bassano, Istrië, Treviso, Frioul, Rovigo, Montebello, Conegliano; minister Decrès. De prinsen Schwartzenberg en Metternich vertegenwoordigden den Keizer van Oostenrijk. Napoleon inspecteerde zorgvuldig de vestingen en de haveninrichtingen en woonde de tewaterlating van het oorlogsschip ‘Friedland’ bij. Op het Steen ontving hij de hoofden van de maritieme genie. Steeds nog droomde hij over het aanleggen van een nieuwe stad op den linkeroever, die Napoleonstad zou genoemd worden. De Ommegang-stoet amuseerde Marie-Louise buitengewoon. De Keizer bracht het budget voor Antwerpen op 850.000 fr., deed de abdij van Tongerloo in kazerne omzetten; het Falconklooster onderging hetzelfde lot. De kerk der Minderbroeders werd Museum en hun klooster Academie van Schoone Kunsten. Napoleon gebood verder het bouwen van sluizen, bruggen, kaaimuren, vaarten en de overwelving der ruien. Hij verliet den 7n Mei 1810 Antwerpen langs de Roode Poort om zich naar Breda te begeven, in een koets met zes paarden. Den 13n Mei was hij hier terug van zijn inspectietocht in Holland. Den volgenden dag reisde hij naar Brussel en van daar naar Gent en Oostende. Buiten de boeven werden te Antwerpen voortaan meer dan duizend Spaansche krijgsgevangenen aan het oprichten van verdere versterkingen gebezigd. | |
[pagina 523]
| |
Voortdurend liepen er hier aanzienlijke schepen van stapel. In minder dan acht jaren was de stad een zee-arsenaal van eersten rang geworden en tevens een uiterst belangrijke vesting. Het graven van dokken ging ononderbroken zijn gang. Vliegende bruggen moesten de Schelde-oevers verbinden. 1811 is het jaar van de zevende vergrooting van Antwerpen, het oprichten van het Noordkasteel, van een fort aan de Begijnenpoort en een op den weg naar Gent. Het plan van de stad op den linkeroever neemt duidelijker vormen aan. Onze maire Werbrouck wordt door zijn benijders, die hem ten onrechte van frauduleuze handelingen beschuldigen, ten val gebrachtGa naar voetnoot(2). Te Vlissingen had de prefect d'Argenson hierover een heftige discussie met den Keizer. Napoleon trok aan het kortste eind, hetgeen tot het ontslag van d'Argenson leidde. Jean de Cornelissen volgde Werbrouck op; hij was 21 jaar en graaf van het Keizerrijk. Op 30 September 1811 is Napoleon weer te Antwerpen. Hij wil niet in de Prefectuur vernachten en stijgt af bij de Cornelissen, wiens woning stond tusschen het hôtel St. Antoine en het Gerechtshof op de Bonaparteplaats (nu Groenplaats). Duroe, Berthier, Mortier inspecteeren met hem de verdedigingswerken. Van hier uit schrijft de Keizer ook een bezorgd briefje aan de gravin de Montesquiou, gouvernante van het Adelaartje. Hij spreekt gedurig over zijn “bonne ville d'Anvers’. Les Flamands, zegt hij, n'ont pas à se plaindre de l'administration française; elle a créé en quelques années des éléments de richesse industrielles et commerciales dans ce pays autrefois abandonné à ses propres ressources... Il importe que le peuple flamand soit convaincu que je veux la prospérité de toutes les provinces qui font partie de l'Empire français.” Terwijl hij luistert naar het ‘Où peut-on être mieux?” is zijn geest tevens bij zijn troepen in Spanje, bij de financieele hervormingen, in Frankrijk noodzakelijk, stelt hij tientallen decreten op, aanhoort hij talrijke verslagen, onderteekent belangrijke benoemingen, stuurt bevelen naar bijna alle deelen van de wereld, temt slaap en vermoeienis. 's Avonds (1 October 1811) opende Marie-Louise, getooid met juweelen voor een waarde van 5.000.000 fr., het bal met de Cornelissen... Op 3 October schouwde de Keizer 40.000 man troepen op het Kasteelplein, na de bezichtiging van het arsenaal. Tallooze versierde schepen volbrachten te zijner eere schitterende parades. Nogmaals bezocht hij het Vlaamsch-Hoofd, waar meer dan duizend werklieden wroetten. Te voet, onder de toejuichingen der massa, | |
[pagina 524]
| |
schreed Napoleon van de Werf naar het hotel Cornelissen. Tot zijn ministers zei hij: ‘Je veux faire de la Belgique un inexpugnable rempart à la France.’ En tot de Belgische persoonlijkheden: ‘Anvers n'aura rien à envier aux premières capitales de l'Europe.’ Hij kocht het Hof Van Roose (nu het Koninklijk Paleis), op de Meir, voor de Keizerin. Den 4n October om 2 uur in den morgen verliet Napoleon voor goed onze stad. Hij had haar voor het laatst van zijn leven gezien. Dank zij hem zou Antwerpen eens de derde haven van de wereld kunnen worden. Dr. JOZEF PEETERS. |
|