| |
| |
| |
Liberalisme en ekonomische Krisis
De nood der tijden.
Het is een gewoonte geworden de beginselen der liberale ekonomie aansprakelijk te stellen voor de huidige krisis. Zoowel in de fascistische als in de marxistische beschouwingen over de moeilijkheden, waarmee we thans af te rekenen hebben, wordt het liberalisme aangewezen als schuldig voor al het kwaad.
Dergelijke eensgzindheid steekt roerend af bij de meeningsverschillen en de verwarring die tegenwoordig op vele gebieden schering en inslag zijn; wat evenwel niet wil zeggen, dat de tot vervelens toe herhaalde bewering daarom een onomstootbare waarheid zou geworden zijn.
Schuld aan dat alles heeft het vervagen van de begrippen. Langen tijd werd de ekonomie beheerscht door twee tegenovergestelde opvattingen: vrijhandel en protektionisme; thans valt het dikwijls moeilijk beide zaken uit elkaar te houden.
Hetzelfde kan trouwens gezegd van de liberale ekonomie en van de zoogenaamde bestuurde ekonomie, waarvoor ten ander allerhande benamingen worden gebruikt. Wat is bestuurde ekonomie en waar begint zij? De aanhangers ervan nemen dikwijls hun toevlucht tot scherpe tegenstellingen wanneer zij gelijk willen krijgen. Dan wordt de liberale ekonomie bij voorkeur vereenzelvigd met het ‘laten doen en laten gaan,’ een strekking die fel overdreven wordt en geenszins aan de werkelijkheid beantwoordt.
Dit alles is van aard om de aandacht af te leiden van het feit, dat de opvattingen betreffende de bestuurde ekonomie, die zoogenaamd de redding moet brengen, verschillen van ekonomist tot ekonomist en van jaar tot jaar. Heel goed kan men dit nagaan in het werk van Hendrik De Man, wiens brochure van 1932 over de bestuurde ekonomie reeds voor een deel in strijd is met zijn nieuw plan, waarvoor hij eveneens afwijkende toelichtingen verschafte,
| |
| |
naar gelang het ter sprake kwam op het socialistisch partijkongres of in de Société d'Economie politique, zooals het in ‘L'Action Socialiste’, het orgaan van den h. Spaak, op bittere wijze werd vastgesteld.
Hoe dan ook valt het niet te loochenen, dat de huidige krisis een welkome gelegenheid biedt aan al degenen die betoogen, dat een volkomen ommekeer van de ekonomische toestanden ook in onze gewesten onvermijdelijk is. Wanneer een ziekte te lang aansleept denkt men er wel eens aan van dokter en van regiem te veranderen. Of in ieder geval wenscht men over een mogelijke verandering na te denken.
In die omstandigheden is het tamelijk natuurlijk, dat er ook gedacht wordt aan een gebeurlijke verandering van ekonomisch regiem, al zal het niet kwaad zijn de voor- en de nadeelen te wikken en te wegen.
| |
Politieke doeleinden.
De verschillende thans aangeprezen stelsels voor een nieuwe orde op ekonomisch gebied steunen alle op gewijzigde politieke toestanden of gaan uit van politieke oogmerken. Omgekeerd kan men ook zeggen, dat vele politieke bewegingen ingegeven, zoo niet gemaneuvreerd worden door financieele invloeden.
Het plan De Man, waarmee in het Belgisch openbaar leven vooral geschermd wordt, beoogt eveneens geen zuiver ekonomische doeleinden, doch streeft tevens een politieke omvorming in het land na.
Het wil parlementaire hervormingen om een zoogenaamde ekonomische en wetenschappelijke demokratie te vestigen; waarbij reeds, van meet af, de vraag rijst, in hoever er alsdan nog van ware demokratie sprake zou kunnen zijn, vermits men zich in het heele plan om politieke vrijheid en rechtvaardigheid niet altijd gelegen laat.
De nadruk wordt in het plan gelegd op een belangrijke afwijking van de marxistische leer. Marx wilde alles hervormen, onteigenen en gelijk maken. H. De Man voorziet slechts de nationalisatie van de banken en van de groote ondernemingen, waarvan hij alles verwacht.
| |
| |
De middenstand bekomt, althans tijdelijk, genade in zijn oogen. Wat meer is: de socialisten, die tot dusver verklaarden, dat de middenstand in de eerste plaats moest verdwijnen, willen er nu een bondgenootschap mee aangaan. In den grond is dit slechts een behendig middel, dat ook door Hitler in Duitschland werd aangewend, om een politieke meerderheid te vereenigen, die hem naderhand toeliet heelemaal zijn wil op te dringen, tegen den zin van zijn gelegenheidsbondgenooten in.
In België hebben zich bij de opvolgende na-oorlogsche verkiezingen slechts geringe schommelingen voorgedaan, zoodat geen enkele groote partij de meerderheid in de Kamer van Volksvertegenwoordigers kon bereiken. Sinds jaren is het bij sommige katholieken en socialisten een kwellende gedachte geworden om de meerderheid te veroveren, al brengt zulks het gevaar mee van een verbroken evenwicht en van heftige politieke strubbelingen, onvruchtbaar en zelfs doodend voor het land.
| |
De nationalisatie van het krediet.
Het ekonomisch gedeelte van het plan De Man steunt overwegend op de nationalisatie van het krediet. Deze nationalisatie omvat de samenvoeging van allerhande instellingen, zooals de Spaarkas, het Postcheckambt, de Nationale Maatschappij van Krediet voor de Nijverheid, de Nationale Bank, enz. Daarbij komt een hervorming van het verzekeringswezen en de instelling van een staats-kredietinstituut, dat aan alle bestaande banken zijn wil en leiding zou opdringen.
Hoe ware zulks mogelijk?
Het plan De Man spreekt van een bijzondere wetgeving, welke voor gevolg zou hebben, dat het staats-kredietinstituut de meerderheid van de aandeelen der banken in handen krijgt. Dit kan slechts gebeuren op twee manieren:
Het eerste middel is de onteigening en moest er daarvan ooit sprake zijn, dan zou men allicht de geweldigste financieele paniek beleven welke reeds ooit heeft plaats gehad. Een wet of een dekreet zou niet vlug genoeg kunnen uitgevaardigd worden om de vlucht van de kapitalen naar het buitenland te verhinderen. Een verkiezingsstrijd, met het vooruitzicht op de overwinning van een der- | |
| |
gelijk programma, ware voldoende, om den toevoer van buitenlandsche kapitalen stop te zetten nog vóór het kiezerskorps zich zou uitgesproken hebben.
Tegen een paniek is het onmogelijk het hoofd te bieden, wanneer men de oorzaak ervan niet uitroeit. Herhaaldelijk is dit gebleken en degenen die meenen, dat er maatregelen bestaan om zoo iets te verijdelen, moeten maar eens de boeken nazien van de Belgische Bank van den Arbeid. Zij zullen kunnen vaststellen, dat in twee jaar tijds, bij wijze van voorzorg, 120 millioen werden teruggetrokken. Van Januari tot Maart 1934 alleen verminderden de deposito's met 50 millioen. Wie dit verschijnsel alleen zou toeschrijven aan een van kapitalistische zijde verwekte paniek kan het gebeurde met de bank der koöperatieven in Frankrijk overwegen, waar niet zoozeer de gewone beleggers hun gelden terugtrokken dan wel de partijgroepeeringen, die het gevaar niet wilden loopen verantwoordelijk gesteld te worden voor het verlies van hun bezit.
Een ander middel tot nationalisatie van het krediet ware het opkoopen van de bankaandeelen op de beurs.
In tijden van voorspoed, wanneer de koersen zeer hoog opgevoerd worden, valt er niet aan te denken geld genoeg in de Schatkist te vinden om al die dure aandeelen te bemachtigen.
Wanneer het slecht gaat, moet het gemakkelijk zijn en vermits het tegenwoordig met de beurskoersen maar matig gesteld is, loont het de moeite eens uit te rekenen hoeveel men noodig heeft om de baas te worden in één enkele groote bank.
Nemen we b.v. de ‘Société Générale’, wier kapitaal 800,000 aandeelen bedraagt. Deze noteerden in Maart 1934 gemiddeld 3800 frank stuk. Om de meerdereid der aandeelen, zijnde 400.000 stuks, te verwerven, zou het staats-kredietinstituut van H. De Man 1 milliard 520 millioen 8.800 frank moeten uitgeven.
De Staat zou dit geld moeten leenen en de interest van een staatsleening beloopt nog altijd, alle kosten inbegrepen, 7 t.h.
Hoeveel kunnen de aandeelen van de ‘Société Générale’ opbrengen?
Voor het maatschappelijk jaar 1933 werd een netto dividend uitgekeerd van 106,12 frank. Tegen 3.800 frank per aandeel maakt dat 2,7 t.h. De Staat zou dus leenen tegen 7 t.h. om 2,7 t.h. te verdienen; verlies: 4,3 t.h. Men vergete daarbij niet, dat de koers
| |
| |
van 3.800 frank tamelijk laag is, dus voordeelig voor wie de aandeelen wil opkoopen.
| |
Nationalisatie verandert nog niets aan de zaak.
Met de nationalisatie van de groote industrie zou het al zoo goed gaan als met het opkoopen van de bankaandeelen. Ook hier zal een massa geld noodig zijn, bijeen te trommelen door middel van leeningen of verhoogde belastingen, tenware men eenvoudig bankbiljetten zou drukken. Maar dit beteekent inflatie, in den aard van wat ons na den oorlog is overkomen.
De vraag rijst, in hoever het land zou gered zijn en de krisis overwonnen met den Staat als meester over de banken en over de groote nijverheid.
Wat de werkloosheid aangaat, ware er nog niet veel veranderd. Immers, het plan De Man bevat nog niets positiefs ten opzichte van den landbouw; het vergeet, dat op anderhalf millioen eigenlijke fabriekarbeiders slechts 300.000 werkzaam zijn in de groote industrie. In den grond zou vooral de mogelijkheid van socialisatie een stap vooruit gedaan hebben en zou het gevaar voor rampen aanzienlijk toenemen. Daarvoor volstaat het na te gaan wat er met de Belgische Bank van den Arbeid is overkomen.
We weten het wel, dat H. De Man over de Bank van den Arbeid niet goed te spreken is. Twintig jaar geleden reeds, verzekert hij, heb ik het arbeiderskapitalisme van de richting Anseele bestreden. Als we ons echter goed herinneren, ging het verzet van De Man toen uit van een gansch ander standpunt. Hij was in dien tijd 100 t.h. marxist en had de aandacht gevestigd op een steeds scherper tegenstelling der klassen.
Wat ons betreft is de gedachte ons vreemd, dat de instorting van de Belgische Bank van den Arbeid op zichzelf als een heuglijk feit zou moeten aangestipt worden.
Een dergelijke instorting heeft steeds een weerslag, die nadeelig kan zijn voor de algemeene landsbelangen. Overigens dient erkend, dat de werking van Anseele er veel heeft toe bijgedragen om menschelijker arbeidsvoorwaarden te bevorderen, om bij de
| |
| |
arbeiders besef van eigenwaarde en een opbouwenden geest aan te moedigen.
Maar de tegenslagen, welke de Bank van den Arbeid getroffen hebben, vinden hun oorsprong in het programma, dat eerst in de laatste jaren door de bank werd uitgevoerd, programma dat veel dichter bij het plan De Man staat dan het prof. De Man waarschijnlijk lief is.
Wat de Gentsche groep mettertijd bedoelde, was een stelsel van bestuurde ekonomie, zooals het plan De Man dat voorziet. Aan de eene zijde één enkele financieele leiding: de Belgische Bank van den Arbeid; aan den anderen kant een aantal fabrieken, bestuurd volgens een algmeen plan. Het geld van de arbeiders, zoo zette Anseele het nog uiteen op het socialistisch kongres van 1929, moest dienen voor het inrichten van eigen produktie. Door het inrichten van de eigen produktie zou men ten slotte het huidige bestaande stelsel overmeesteren en vervangen. Eigenlijk heeft het plan De Man geen ander doel, maar het rekent veeleer op het geld van den middenstand.
Hoe dan ook kon het stelsel van de Bank van den Arbeid en aanverwante ondernemingen de plaag van de bureaukratie niet verhinderen en met al die bestuurde ekonomie werd een instorting niet voorkomen. Gelukkig kon evenwel beroep gedaan worden op kredietinstellingen om een volledige ramp te beletten. Was het plan De Man op dat oogenblik verwezenlijkt geweest, dan viel er ook daaraan niet te denken. Nieuwe moeilijkheden zouden een volledige verarming van het land en van de bevolking meegesleept hebben.
| |
De toestanden in het buitenland
Trouwens, om te weten wat ons te wachten staat met proefnemingen van een grootsch opgezette bestuurde ekonomie volstaat het na te gaan wat er zich elders voordoet.
Booze geesten beweren, dat ons land gewoon is de anderen na te hinken. We hebben steeds een zekeren achterstand, heet het. In ieder geval is de krisis bij ons later ingetreden. In den vreemde moest men veel spoediger zijn toevlucht nemen tot krisismaatregelen en wij kunnen van de opgedane ondervinding profiteeren.
| |
| |
Als we dan rondkijken, zien we, dat de proefnemingen op het gebied van de bestuurde ekonomie vooral gewaagd werden in de volgende landen: Rusland, Duitschland, Italië en de Vereenigde Staten. Het is dus geboden de uitkomsten aldaar na te gaan.
Eerst en vooral Sovjet-Rusland. Daar is men al het langst bezig.
Hendrik De Man, die onbevooroordeeld tegenover de Sovjets staat, stelt om te beginnen vast, dat de Russische bestuurde ekonomie gepaard gaat met een abnormale ontwikkeling van de bureaukratie. Uitslagen konden slechts bereikt worden doordat de bevolking zich een primitieven levensstandaard laat welgevallen. Daarenboven bestaat er ernstig gevaar voor overproduktie den dag waarop Rusland zijn industrieelen achterstand ingehaald heeft.
Russische bladen zijn overigens zelf gedwongen de vele misstanden en vergissingen te erkennen.
Het Sovjetblad ‘Krokodil’ vertelde, dat de glasfabriek ‘Roode Mei’ in één jaar tijds drie millioen drinkglazen vervaardigde, die goed waren... om weggeworpen te worden.
‘Isvestia’ drukte het verslag af van zekeren Sovitsjef betreffende een fabriek. Zijn besluit klonk tamelijk onverwacht in dezer voege: ‘Alles is thans gestandardiseerd en alles is van slechte hoedanigheid geworden.’
Bij andere gelegenheden wordt geklaagd over het mislukken van twaalf duizend kleedingstukken en over schoenen, die na vijf dagen gaans naar de weerlicht zijn.
De ‘Prawda’, het centraal orgaan van de kommunistische partij in Rusland, bevatte in Maart j.l. de ervaringen van een redakteur in den grooten boekhandel der Gorkistraat, te Moskou. Hij vroeg er naar een werk van Hertzen, gedrukt door de drukkerij ‘De roode Proletariër’. Daarin volgde blz. 95 op blz. 91. Een andere bladzijde was genummerd met 100 aan de eene zijde en 119 aan den anderen kant; blz. 101 had als achterkant 114.
De geschiedenis van deze groote drukkerij werd eveneens zeer mooi in boekvorm uitgegeven, maar blz. 73, 75 en 76 komen er tweemaal in voor; op blz. 76 volgt blz. 117.
- Dergelijke zonderlinge boeken zullen toch een uitzondering zijn? vroeg de journalist.
- Ge vergist u, klonk het antwoord. Wij kunnen er u leveren
| |
| |
zooveel als ge wilt. Klassieke en moderne schrijvers, boeken voor de jeugd, wijsgeerige werken, geschiedenisboeken, vlugschriften, enz..
Deze verklaring bleek juist te zijn. ‘De Kinderjaren’ van Gorki beginnen met blz. 193. Een werk van Goekowsky en Tachtenberg over feodalisme bevat bladzijden uit een verhandeling van Jefimow en Freiberg over industrieel kapitalisme. In ‘80.000 Km. onder Zee’, van Jules Verne, springt men van blz. 16 op blz. 32. In werken van Dickens ontbreken tientallen blz. In andere boeken kommen er witte blz. voor!
De bestuurde ekonomie is dus maar slecht bestuurd.
In Italië zal men zich wellicht aan betere toestanden verwachten. Daar is de bevolking niet zoo primitief als in Rusland. Ook hoort men voortdurend het regiem prijzen.
Toch kwam het Reuter-agentschap ons leeren, dat het aantal werkloozen in het land van Mussolini op 30 November 1933 het cijfer 1.066.215 bedroeg tegen 962.868 in Oktober, wat een stijging van meer dan 10 t.h. in één maand beteekende.
Daar in Italië iedere behoorlijke werkloozenondersteuning ontbreekt, verkeeren honderdduizenden gezinnen in de grootste ellende. Volgens het Reutertelegram was men genoodzaakt de fascistische militie in te spannen om gedurende de moeilijke wintermaanden steun te verleenen.
In Duitschland doet men sinds jaren aan een toenemende bestuurde ekonomie: ten tijde van kanselier Müller, ten tijde van Brüning en nog meer sedert Hitler aan het bewind is. Welnu ‘Sopade’, het bulletijn van de naar Praag uitgeweken Duitsche socialisten, zette op 18 Januari uiteen, dat het aantal werkloozen in 1933 sneller toenam dan het vorige jaar. Men moet daarbij opmerken, dat in de meeste andere landen de werkloosheid eerder iets is afgenomen. Overigens blijkt ook uit de hitleriaansche statistieken, dat het aantal niet-ondersteunde werkloozen van Maart 1933 tot Maart 1934 van 18 tot 23 t.h. is gestegen. Dit gebeurt in een land waar de voorzitter van de Rijksbank er kan op wijzen, dat 70 t.h. van het kapitaal van alle banken, die als naamlooze vennootschappen opgericht werden, rechtstreeks of onrechtstreeks door den Staat wordt gekontroleerd.
Wat de Vereenigde Staten betreft, daar is men nog volop
| |
| |
bezig met allerhande maatregelen te beproeven, maar de welstand is nog verre van verzekerd.
Terwijl de dollar tot 40 t.h. van zijn waarde naar beneden werd gedrukt, zijn de loonen slechts met 11,1 t.h. gestegen. Er is trouwens een spitsvondig, maar weinig aangenaam stelsel in zwang getreden: vele ambtenaren en professoren worden nog slechts voor negen maanden betaald, al werken ze het heele jaar door.
Het plan van Roosevelt, voor het opslorpen van de werkloosheid, liep uit op een mislukking. Men stelde onmiddellijk vier millioen werkloozen aan het werk, op kosten van den Staat, in de hoop, dat aldus het ekonomisch leven in de Vereenigde Staten zou opgebeurd worden. Verwacht werd, dat de herleving naar de private nijverheid zou overslaan, zoodat de werkloozen geleidelijk door de fabrieken zouden opgeslorpt worden.
Voor dit plan had Roosevelt 3,5 milliard dollars (73,5 milliard frank) voorzien. Hij besloot, na eenigen tijd, slechts één milliard uit te geven en de uitvoering van het plan te staken. De aan het werk gestelde arbeiders werden ‘gedemobiliseerd’ in een tempo van 500.000 per week. Het plan had aanleiding gegeven tot ongehoorde geldverspilling, welke nog in de hand werd gewerkt doordat de verantwoordelijke posten aan politieke vrienden en vriendjes van de vrienden werden toevertrouwd.
| |
Het politiek regiem.
Men zal aannemen, dat het geraden is er nog eens goed over na te denken, alvorens bij ons met bestuurde ekonomie wordt van wal gestoken, te meer daar in alle landen met bestuurde ekonomie een politiek regiem bestaat waarbij alle grondwettelijke en demokratische instellingen en vrijheden onderdrukt worden. Ook in het plan De Man trouwens is een zekere diktatuur voorzien. Zoo wordt er in gezegd, dat het personeel in de kredietinstellingen aan het werk zal blijven ‘in zoover de belanghebbenden zich bereid toonen hun loyale en toegewijde medewerking te verleenen.’ Dit is een formule die men ook bij Hitler en Stalin kan hooren en als in Rusland de zaken niet goed gaan, worden de ingenieurs vervolgd wegens sabotage, om de aandacht van de mislukking af te leiden.
Een andere vaststelling is de volgende: hoe meer de ekonomie
| |
| |
bestuurd wordt, des te gemakkelijker geraakt ze ontwricht. Bij iedere krisis blijkt, hoe de groote trusts en kartels het eerst springen, terwijl gemiddelde ondernemingen zich gemakkelijker weten aan te passen. Daarom juist heeft men altijd en te recht tegen monopolies gewaarschuwd. Van zoodra het slecht gaat geraakt alles in de war en kan men het onheil niet lokaliseeren of beperken. Dit verwijt wordt in zekeren zin gericht tot den Boerenbond en allicht niet zonder eenigen grond. De socialisten voeren dezelfde bedenking aan tegen de ‘Société Générale,’ onder meer omdat zij bijna alle koloniale ondernemingen in handen heeft. Dit feit laat de bank nochtans toe aan een soort bestuurde ekonomie te doen, zooals dit ook voorzien wordt in het plan De Man, zoodat we hier weer een tegenstrijdige houding van de socialisten beleven.
| |
De oorzaken van de krisis.
Na al deze bezwaren aangevoerd te hebben, zal men denken, dat het tijd wordt na te gaan wat er wel kan gedaan worden om aan de vele nooden te verhelpen.
Wanneer de krisis thans zoo lang duurt en zoo ingrijpend is, dan valt zulks te wijten aan vier faktoren: uiterlijke faktoren, innerlijke faktoren, faktoren van zelfoverschatting en politieke faktoren.
| |
Uiterlijke faktoren.
Tot bij het uitbreken van den oorlog kon de industrialisatie in Europa ongebreideld haar gang gaan, omdat er in Rusland en vooral in de andere werelddeelen nog heele afzetgebieden te veroveren waren. Sedert den oorlog is Rusland afgezonderd geraakt en elders heeft zich een eigen nijverheid ontwikkeld, die nu zelf mededingend tegenover ons optreedt, te meer daar zij zich veelal niet stoort aan arbeidsduur en andere maatschappelijke wetten.
Ook in Amerika is de toestand heelemaal omgeslagen. Vroeger deden de Vereenigde Staten beroep op buitenlandsche kapitalen. Na den oorlog belegden de Amerikanen hun eigen kapitalen in den vreemde. Alles werd grootsch opgevat, zoodat er veel behoefte bestond aan kapitalen, zelfs tegen hoogen interest. Deze interest
| |
| |
drukt thans zoodanig op de ondernemingen, dat ze zich niet meer evenwichtig kunnen houden.
| |
Psychologische faktoren.
Het gewaagde karakter van de na-oorlogsche ekonomie, de wedloop naar den afgrond op ingeving van den Amerikaanschen grootheidswaanzin, hebben ten slotte een paniekstemming geschapen, zoodat de geringste tegenslag rampen verwekt met onberekenbare gevolgen.
Waarbij nog komt, dat de Amerikanen het kredietwezen, onder meer door den verkoop op afbetaling, derwijze hebben opgevoerd, dat in feite de arbeid en de mogelijke voorspoed der toekomst reeds nu, op voorhand, verpand blijken. De generaties van morgen zouden dus gedoemd zijn ware woekerinteresten op te brengen ten gevolge van de kortzichtigheid van gisteren. Een dergelijk stelsel is onhoudbaar. Van vele landen, van veel schuldhebbende ondernemingen is het geweten, dat zij nooit zullen kunnen terugbetalen. Een dergelijke verhouding is dan ook bedrieglijk en uiterst wankelbaar. Geen wonder zoo de krach van de Creditanstalt te Weenen, een paar jaren geleden, voldoende was om alle groote financieele instelingen in Midden-Europa te doen instorten.
| |
Zelfoverschatting.
De buitensporige uitgaven aan de eene zijde, de roekelooze belemmeringen van het internationaal ruilverkeer aan den anderen kant getuigen van een ongezonde zelfoverschatting. Leiders van ondernemingen voeren sommige rationalisatie-methoden in zonder zich te bekreunen om het lot van de arbeiders, die daardoor werkloos worden, terwijl het in vele gevallen nochtans mogelijk is geleidelijk den overgang te regelen, zoodat de werkkrachten, die eenerzijds overbodig werden, aan een andere zijde nieuwe arbeidsmogelijkheden vinden. Sommige kortzichtige en overmoedige marxisten hitsen hunnerzijds de arbeiders op om demagogische successen te behalen. Mede om zich interessant te maken en zich te doen gelden veroorzaken zij stakingen, die slechts ten nadeele van de werklieden kunnen uitloopen.
Elders wordt de meening verkondigd, dat de landen aan
| |
| |
autarchie moeten doen. Dat wil zeggen, dat zij zich met hun ekonomie van de buitenwereld moeten afzonderen. In vele gevallen komt dit ten goede aan eenige partikuliere belangen, maar de gemeenschap zelf wordt er door verarmd en de internationale moeilijkheden nemen toe. Ook financieele inrichtingen overschatten hun krachten, in de meening dat het mogelijk is alle andere inrichtingen op te slorpen en tegelijkertijd de veelomvattende rol te vervullen welke aan de banken in de moderne samenleving beschoren is.
| |
De politieke faktoren
Ten slotte is er de politieke onzekerheid, die eensdeels voortspruit uit de onzinnig hoog opgevoerde hersteleischen aan den kant van sommige geallieerden en de afzijdigheid der Vereenigde Staten, maar die anderdeels evenzeer te wijten is aan den niet te loochenen slechten wil aan Duitsche zijde.
Het heele schuldenvraagstuk moest ten andere tot ekonomische verwikkelingen leiden ten gevolge van het Fransche en het Amerikaansche protektionisme, die de internationale betalingen onmogelijk maakten.
| |
Een nieuwe onzekerheid.
Een nieuwe onzekerheid werd geschapen ten gevolge van de muntschommelingen, of liever van de muntmanoeuvers. Inderdaad werd niet alleen de gouden standaard verlaten, maar president Roosevelt heeft gdacht, dat hij de ekonomie van zijn land kon besturen door de verschillen van prijzen om te zetten in verschillen van munt.
Het is bekend hoe de prijzen op- en afgaan in evenredigheid met de vraag. Wanneer de aardappelen binnengedaan worden, zijn ze goedkooper dan wanneer de voorraden ten einde loopen en de nieuwe oogst nog dient afgewacht. Ook is de waar goedkooper wanneer de voortbrenging overvloedig blijkt dan wanneer de oogst mislukte. Welnu, Roosevelt heeft gedacht, dat hij de prijzen en de winsten kon stabiliseeren door alle schommelingen over te brengen op de munt. Dit ware echter maar mogelijk indien iedereen in het buitenland het eens ware om zich de bevelen van den heer Roosevelt te laten welgevallen en voor zijn proefnemingen in te
| |
| |
staan. Maar het spreekt van zelf, dat zoo iets nooit het geval zal of kan zijn, zoodat men een tijdelijk en bedrieglijk evenwicht in de Vereenigde Staten heeft beleefd, dat ten slotte onhoudbaar is gebleken. En wie kan verwachten, dat de Natuur met de voorschriften van de bestuurde ekonomie zal rekening houden? In dit opzicht doet de bestuurde ekonomie denken aan de bestuurbare luchtballons, waarmee men, op luchtvaartgebied, nog het meest ongelukken van al beleeft.
| |
De rol van de munt.
De ware rol van de munt is stevig te blijven, want dan alleen kan het ruilverkeer op een billijke wijze voor alle partijen gebeuren, omdat het risico der wisselvalligheid het kleinst is.
Wat het besturen van de munt betreft, zien we, dat alles wat op dit gebied werd ondernomen verkeerd uitliep. Een bestuurde munt ontsnapt ten slotte toch steeds aan de hand, die haar dacht in bedwang te houden, wanneer er niet gezorgd werd voor natuurlijke, normale en evenwichtige toestanden. En de bevolking wordt er het slachtoffer van.
| |
Wat de herleving kan bewerken.
De met kunst en vliegwerk bestuurde munt, in stede van het ruilverkeer te bevorderen, verhoogt de onzekerheid en werkt alle faktoren tegen die een herleving zouden kunnen bewerken en op die herleving, welke moet uitgaan van vertrouwen, komt het juist aan.
De vraag is dus welke ekonomische politiek weer evenwicht kan brengen. Het is een gemakkelijk middel geworden om al het kwaad toe te schrijven aan het ekonomisch liberalisme of aan het demo-liberalisme, zooals de dinaso's dat noemen, terwijl de na-oorlogsche verwarring veeleer toe te schrijven is aan het feit, dat aan de liberale beginselen afbreuk werd gedaan.
Een andere partijdige voorstelling van zaken is, dat het liberalisme de verafgoding van de vrijheidsbeginselen zoo ver drijft, dat het neerkomt op de vrijheid om alles te laten draaien zooals het draaien wil.
Een dergelijke opvatting ware tegenstrijdig met de liberale
| |
| |
beginselen betreffende de waardigheid en rechtsgelijkheid van ieder mensch.
Niemand kan er aan denken een staatstoezicht tegen te gaan op het ekonomisch leven, zooals dat voor de andere gebieden bestaat. Wij bezitten ten ander een maatschappelijke wetgeving welke landen met korporatisme en andere stelsels ons mogen benijden. Menschwaardige levensvoorwaarden werden het eerst van al door liberalen opgeëischt, zooals Hendrik De Man het ten ander doet opmerken in zijn studie van 1932. Maar de rol van den Staat moet er een zijn van toezicht uitoefenen en van het uitsteken eener behulpzame hand. Men kan aannemen, dat de Staat desgevallend zorgt voor het verleenen van elektrischen stroom, van goedkoope vervoergelegenheid enz., maar zelf alles willen besturen dreigt verkeerde berekeningen en andere tegenvallers mee te brengen.
Zeer te recht heeft oud-minister C. Huysmans in de Kamer betoogd, dat de groote banken, om wille reeds van hun omvang, niet lenig genoeg blijken om hun rol, in wat ze nuttig heeft, tot den middenstand te kunnen uitstrekken. Hoe zou het dan gaan, wanneer alle kredietinstellingen onder één enkele leiding werden gesteld?
Het socialistisch blad ‘Le Peuple’ zelf heeft zich verzet tegen het optreden van de ‘Upa’ (unie van gepatroneerde banken), die haar beursverhandelingen centraliseert en aldus afbreuk zou doen aan de normale wet van vraag en aanbod. In het nummer van 3 Februari 1934 besprak hetzelfde blad de balans van de ‘Société Générale’ om er zich over te verontrusten, dat deze bank al te zeer het ekonomisch leven zou beheerschen. ‘Men siddert van afschuw,’ schreef ‘Le Peuple’ toen, ‘bij de gedachte aan wat er zou gebeuren moesten mannen - één man - onbekwaam of oneerlijk, aan het hoofd geraken van de “Société Générale”. Zijn minste vergissing zou noodlottig kunnen zijn voor de heele ekonomie van het land.’ Dergelijk gevaar is nog grooter met het plan De Man, dat alle groote banken van den wil - en de vergissingen - van één enkel bestuurd organisme zou doen afhangen.
Een gezonde, levenwekkende en eerlijke mededinging is er veeleer noodig. De Staat dient misbruiken te verhinderen en voor een gunstige atmosfeer van vertrouwen te zorgen. Dit is slechts
| |
| |
mogelijk in een liberalen geest, die ekonomische onverdraagzaamheid wegruimt en het levenwekkende ruilverkeer, bron van vooruitgang en voorspoed, herstelt. Stellig brengt de vertroebeling der geesten mee, dat het onmogelijke tegenwoordig dikwijls wordt beproefd, als in een vlaag van zelfvernietiging, maar wil men ten slotte werkelijk een nieuwen tijd inluiden, dan zal de aanpassing moeten gezocht worden in een vrije, natuurlijke en levende harmonie.
MARCEL STIJNS.
|
|