De Vlaamsche Gids. Jaargang 22(1933-1934)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 411] [p. 411] [Drie gedichten] Fait-Divers ‘De bekende film-acteur Z. pleegt zelfmoord door verdrinking.’ Uit de Dagbladen. Ik heb mezelf verloren, 'k Weet niet meer wie ik ben, Mijn prent-briefkaarten-glimlach ligt bevroren Op mijn gelaat als hier op elken muur. ‘Il est charmant!’ Zelfs een clown mag weenen: Ik speel mijn rol tot eens in 't duister uur Door de eigen leegte zwak en moe als geene, 'k Mijn dieper wezen - snikkend als een kind - In 't rustig-spieglend water eindlijk wedervind. [pagina 412] [p. 412] De Ramp Toen uit de sombre mijn-schacht in het licht Zijn makkers hieven zijn zwart-gebrand gezicht, Sloot hij verblind de ontzet-wijd-open oogen Waar nog 't visioen der stortende mijn-bogen Vlamde verward en rood. Dan vindt hij plots de lippen en den schoot Van 't meisje. Zomer. 't Koren. Diepe, snelle vreugd Blij wenkend, uit zijn verre, grauwe jeugd. Nu loopen donkre mannen hem voorbij. Gebogen, in een eindelooze rij, Onder hun last, naar een onzichtbre kim, - Zijn levensdagen - Zwijgend, schim na schim Zinkt weg in troostelooze eentonigheid. Dan niets meer: opperste verlatenheid. Terwijl een vreemde rust zijn moe lijf komt omweven, Lispt hij in smartvol hunkren: ‘Leven!’ [pagina 413] [p. 413] Wekroep Wij zijn maar klein', zelfzuchtige poëten Die van niets anders te vertellen weten Dan van ons hart, den tragisch-droeven dood Van al ons droomen, onze smart zoo groot Dat al het leed der wereld, 't lot der menschen, Niet tellen naast onze onvervulbre wenschen: Te laat geboren zull'n te laat we sterven. Komt, stoere kerels van het jongst geslacht, Zingt gij van dezen tijd de brandend-schoone klacht: Van staal en steen, van den verbeten strijd Om brood en recht, daagraad, opstandigheid! Uw stemmen klinke' als koperen klaroenen, Luid over-schallend 't zuchten, weenen, zoenen Van ons verziekte bende. Kunt ge 't niet? Dan zult ge noodgedwongen, luistren naar het lied Dat één van ons, langs stillen waterboord Eenzaam te droomen loopend, heeft gehoord Diep in hemzelf en 't doelloos zong voor zich: De klank was goud en alle woorden licht! FRANS DE WILDE. Vorige Volgende