| |
| |
| |
Boekbeschouwing
J. Hessing. - Het Begrip van de Cultuur. Tjeenk Willink & Zoon, Haarlem, 1934; 80 blz.; fl. 1.25.
Dit merkwaardig geschrift van Prof. Hessing ontstond naar aanleiding van een te Wageningen gegeven leergang. Geen onderwerp bevindt zich zoozeer in het brandpunt van aller belangstelling dan dit van de toekomst der cultuur. Cultuur wordt hier bepaald als datgene, wat onze wereld, d.i. dat milieu, zooals het voor ieder onzer zijn eigen milieu is en waarin wij, als ons allerlei voorstellende individuen, toch alleen maar werkelijk leven, doordringt en bepaalt als de algemeene wijze, waarop wij, zoovele verschillende individuen, ons de algemeene, voor ons allen geldende, objectieve wereld voorstellen. Cultuur is dat, waardoor ons tot een veelheid uiteen vallend individueele leven saamgegrepen wordt tot de éene, menschelijke samenleving. Slechts als persoon kan het individu lid zijn eener samenleving en deel hebben aan de cultuur. Persoon en cultuur vooronderstellen elkander. Beide kunnen aangeduid met ‘geest’. De cultuur, die zelve slechts werkelijk is als de historie, waarin haar vergankelijkheid zich vereeuwigt, is het lijf met den cultuur-scheppenden geest als haar ziel. In de cultuur als bijzondere cultuur, als de cultuur en dus als de historie van een bepaald volk, heet de cultuur-vormende geest ‘volksgeest’.
Zonder cultuur geen menschelijke samenleving. Cultuur en menschelijke samenleving zijn een en hetzelfde. Geen hoogere cultuur zonder gemeenschapszin.
Eerst in het oude Athene begon het zelfbewuste cultuurleven. In het Oude Oosten bestond geen vrijheid, dus geen zelfbewust cultuurleven.
Onze arbeid wordt cultuur-scheppende macht door de wijze, waarop hij verricht wordt en deze wordt bepaald door het doel, waarop en waardoor de arbeid gericht is.
Matigt een volk zich aan, wat het niet, als eigen cultuur, heeft geschapen (Amerika, Japan), dan maakt het zich zelf belachelijk.
Wat de cultuur bevordert, is de cultuur zelve, als cultuur-vormende macht, het leven zelf des geestes. De macht, die tot zelfbewustwording drijft, is de macht, die de cultuur doet leven; zij is de onweerstaanbare macht van den geest, die, vrij zijnde, zich eeuwig bevrijdt. Hiermede wordt aangesloten bij het woord van Hegel: De wereldgeschiedenis is de voortgang in het bewustzijn der vrijheid. De philosophie der geschiedenis is dezen voortgang in zijn noodzakelijkheid te begrijpen.
| |
Albert Helman. - Waarom niet? Nijgh & Van Ditmar, Rotterdam; 1043 blz.; geb. fl. 5.90; bandontwerp Jozef Cantré.
Dit reusachtig gewrocht van een der meest persoonlijke Noordnederlandsche auteurs, geschreven in een felbewogen en hartstochtelijken geest en stijl, die toch steeds evenwichtig blijft, groeide uit tot een boek vol diepe zielsontledingen en levende menschenkennis. Deze gedurfde prestatie, dit literair monument, doorgrondt op haast geniale wijze de moeilijkste problemen, op dit merkwaardig oogenblik in de geschiedenis aan de sociologie, de politiek, de cultuur gesteld.
| |
| |
Geen enkele bladzijde laat werkelijk onverschillig. Dat teekent dezen roman tot een letterkundige gebeurtenis, zooals wij er sedert jaren geen meer gekend hebben.
Eigenlijk wil Helman ‘de werkelijkheid ontdoen van het werkelijke, haar sublimeeren tot fictie, tot een sublieme, door niemand meer aantastbare droom.’ Hij verlangt haar te maken ‘tot wil en voorstelling’ van zichzelf. Hij is echter bewust daarin nooit volkomen te slagen: er blijft steeds te veel werkelijkheid over! Fictie nu is getransponeerde werkelijkheid, ontdaan van de vooroordeelen, de leugens, de maskerade. ‘Hij gebruikt een groore dosis fictie om een kleine dosis waarheid toe te dienen.’
Er is in den schrijver een drang met ‘alle leugens, alle halfslachtigheid, alle compromis af te rekenen; een einde te maken aan de kletspraatjes, waarmee het zoo gemakkelijk was verder te leven, te vegeteer en.’ Hij kon niet meer. Alles in hem kwam in verzet, werd ‘rebelsch tegen het stompzinnige, inerte, aan tradities gebonden’ in hem. Hij weigert genoegen te nemen met het ‘stomme toeval kind van juist deze ouders, lid van juist deze gemeenschap, onderdaan van juist deze natie’ te zijn. Hij ontdekt ‘zijn recht om niet slechts eindproduct te zijn, maar ook een beginpunt.’ ‘Met schade en verdriet’ bemerkt hij, dat alleen ‘die dingen in het leven waarde hebben, die men zelf van den grond af opbouwt.’ Hij verwerpt de overleveringen. Hij likwideert alles. Later ziet hij wel, ‘wat van den ouden rommel toch nog bruikbaar was, en koopt het terug, desnoods veel te duur. Maar eerst opruimen. Met al onze karavanen van verworvenheden aan beschaving, cultuur, religie, zijn wij in den zandstorm terecht gekomen.’
‘Wij kunnen eerlijk zijn en arm in dezen tijd. Want wij hebben niets meer te verliezen.’
‘Wij hebben elkander te verdragen, en meer dan dat, elkaar te helpen. 't Is geen zaak van medelijden of sentiment, het is een zaak van eenvoudige logica, van elementaire levenskunst. De armen personifieeren de onrechtvaardigheid der rijken; daarom zijn ze gehaat. De denkende mensch verpersoonlijkt de domheid van de conservatieven; daarom wordt hij gehangen... Zoodra een mensch een oogenblik zijn verleden vergeten kan en elementair gaat denken, begint hij vrij te worden, zich los te maken van de afhankelijkheid waarin hij ter wereld kwam, gebruik te maken van zijn recht er te zijn. Maar wie denkt er nog? Niet het duizendste deel van de menschheid. Zelfs zij, die pretendeeren na te denken, doen dat bijna nooit. Ze spelen een soort van mozaïekspel met oude denkbeelden. Maar aan elementair, fundamenteel denken komen ze nooit toe. Iedereen schuift de verantwoordelijkheid van het denken op een ander af. Zij gelooven maar. Hun kerk denkt voor hen na.
Er zijn drie groepen van menschen: de ethischen, die de behoeften van het lichaam volkomen ondergeschikt maken aan die van de ziel, de materialisten, die precies het omgekeerde doen, en de domkoppen, die aan niets bizonders denken, maar van uur tot uur leven zooals het ze invalt. Wanneer je het ongelijk inziet van al deze drie groepen, die nagenoeg het geheele menschdom om ons heen omvatten, en je van zins bent je met hand en tand daartegen te verzetten, dan ben je revolutionair.
Politiek is de gemakkelijkste vorm om menschelijke kracht te concentreeren.
Wat komt het er op aan wat Marx gezegd heeft? Zoogoed als ik moet lachen, wanneer een protestant zich beroept op den Bijbel, waarmee alles te bewijzen valt, of een katholiek zich beroept op den paus, die altijd achteraf eieren voor zijn geld kiest, zoo zie ik ook alleen maar belachelijk bijgeloof in jullie eeuwig citeeren van Marx en Lenin als hoogste instanties en kerkvaders van het communisme. Wat zijn al die woorden, wat zijn al die evangelies en leerstellingen? Bruikbare, als je wilt zelfs onmisbare leuzen voor zekere tijdstippen; daarna is de wereld veranderd, wij leven verder, voor de oude leuzen komen nieuwe. Natuurlijk, de waarheid zelf verandert niet; maar de vorm waarin ze steekt des te meer. En de gansche waarheid is een ideaal, dat wij nooit geheel en al achterhalen.
| |
| |
Wolken lossen zich op in nevel en regen; er komen nieuwe wolken, eeuwig, eeuwig. Zomers gaan voorbij, er komen nieuwe zomers, eeuwig. Er is nooit aarzeling in dit rhythme. Alleen de menschen zijn laf, de domme wreede menschen. Ze moesten weer leeren dapper te zijn, zich te avonturen, zich grootmoedig over te geven aan de expansie, die hun hart vraagt, onbevreesd den weg te volgen, die hun verstand ontdekt.’
En nu een brok heerlijke lyriek, een bladzijde uit ‘Het Hooglied’ waardig:
Een uur van hartstocht, hoog-oplaaiend, dan weer de verdooving. Maar dat éene uur, het trilt nog na door alle dagen, alle nachten. Wat heb ik toen niet geleerd... Het lichaam van een mensch is drager van de ziel; doch iedere vezel, ieder lidmaat, elk orgaan is drager van de heele ziel. O wonderlijke oppervlakte, wonderlijke diepten; overal beroer je leven, trilt een stroom verrukkingen onder je vingertoppen, schakel je de stroom in van een heerlijk magnetisme, dat naar binnen dringt, je denken in extase brengt. O kostelijk instrument, dat zulk een lichaam is, o huiverend bespelen...
Ik denk eraan terug zooals een violist, die eens een Stradivarius heeft bespeeld, en met zijn ooren, met zijn handen, met zijn gansche lichaam haar muziek heeft opgezogen, deze fijne trillingen, die zuiverheid van toon, dit mederesoneeren van het heele instrument en van je heele zelf. In deze trilling ben je éen geworden, instrument en speler. En dan later... soms legt hij zijn hand op andere violen, en hij denkt terug aan deze éene; andere muzieken hoort hij, betere misschien, maar geen bezit dit teer-doordringende geluid. Je speelt nog dikwijls, maar in alle andere tonen hoor je de verruwing, zingt zacht mee je weten van een edeler geluid.
In mijn vervoering kreunde ik: ‘Er is nog meer muziek, er is nog meer. Nog nieuwe schrijnend-hooge tonen, glijdingen, vibrato's. Speel dan, speel dan, heerlijke viool. Ik wil geen enkele klank, geen enkele verbinding ongebruikt vergeten.’ En ze fluisterde onhoorbaar-zacht, gansch weggeëbd in haar vervoering: ‘Speel dan, speel dan, muzikant, het uur is kort.’
‘Mijn heele leven is bijeengestroomd in dit kort uur.’
Zoo glijdt de krachtdadig-realistische stijl ontelbare malen over naar zoete romantiek, die ons diep roert. Zoo uit zich toch ook het leven: schrijnend en zacht. Ons doet goed Helman's warme liefderijkheid voor de kleinen, voor de kinderen, wier zieltjes hij doorpeilt met een intuïtie, die hem menig beroemd professor in de kinderpsychologie benijden mag.
Een zeer mooi en levend bock, waarin naar gerechtigheid en menschelijkheid gezocht wordt, al is de toon dan soms een beetje heftig. Het opzet is werkelijk grootsch.
| |
E. de Fize. - Choix de Pensées. Editions Lumen, Avenue de la Toison d'Or, 112, Bruxelles. 1934; 110 blz.; 12 fr.
Hier worden bijeengegaard tientallen bijdragen van wijsgeeren, wetenschapsmenschen, dichters, letterkundigen, nopens God, de Waarheid, de Evolutie, den Godsdienst, het Leven na den Dood, het Spiritisme, de Reïncarnatie, de Liefde, de Wijsheid, het Geluk. De mooie inleiding is van den onvermoeiden idealist Ridder Le Clément de Saint Marcq. Een machtige band loopt doorheen het schoone werkje: het oprecht zoeken naar de Waarheid. Een hymne wordt aan haar gezongen, zij, de eenige basis, waarop de intelligenties accoord kunnen gaan, waarop de wederzijdsche verstandhouding kan geregeld, en de sociale vrede gegrondvest moet worden. Deze geniale aphorismen, deze flitsende gedachten, treffende zielsontledingen, schenken den lezer meer innerlijken rijkdom en edele menschelijkheid.
| |
| |
| |
M.M.J.P. Thomson en Dr. H. Peeters. - Het Gevaar uit de Lucht. D.B. Centen's Uitg. Mij, Amsterdam; geïllustreerd; fl. 1,35.
In een tijd, waarin we Minister Roehm hooren verkondigen, dat het pacifisme de lafheid is, die tot een beginsel is verheven en oorlog de hoogste plicht, hebben deze twee Hollandsche officieren gelijk, het noodzakelijke der luchtbescherming aan te toonen. Zij behandelen achtereenvolgens, met nauwgezet bewustzijn: De toekomstige oorlog en de rol van het vliegtuig. Indeeling der gassen. Het gasmasker. Principes van de burgergasbescherming. Luchtbeschermingsdienst. Symptomatologie van de phosgeenvergiftiging en van de vergiftiging met mosterdgas. Inrichting van ziekenhuizen. Ontsmettingsdienst. Gasverkenningsdienst. Wat Europa doet voor de luchtbescherming.
Het zou inderdaad onverantwoordelijk zijn, indien men naliet het groote gevaar uit de lucht op zijn juiste waarde te schatten en de burgerbevolking onbeschermd liet tegen de haar bedreigende rampen, te meer (de auteurs bewijzen het), daar met een goede organisatie dit gevaar voor een belangrijk deel sterk verminderd kan worden.
| |
Paul de Mont. - De Wereldoorlog. Uitgeverij Bellemans, Ninove; 280 blz.; 15 fr.
Deze treffende historische bijdrage van een bij uitstek sympathiek auteur (groot-invalide) verdient gansch bijzonder in de aandacht van het Vlaamsche volk te worden aanbevolen. Zij getuigt van warme liefde voor de beproefde menschheid. Met een overvloed van sprekende feiten, teekenende gebeurtenissen, belangrijke aanhalingen en suggestieve wenken werd het droeve onderwerp uitgewerkt. Zoo wordt het boek ongemeen samenhangend, boeiend, helder en vormend.
Het besluit van Paul De Mont: Een land is onschuldig in het tragisch avontuur meegerukt: het onze. Buiten die zekerheid bezitten wij er geen. Duitschland heeft buiten kijf het vuur aan de lont gezet: doch al de mogendheden hadden bijgedragen tot het ophoopen der brandstof. De oorlog is een kwaad op zich zelf. Eenmaal ontketend, heeft het geen zin meer te vitten over verantwoordelijkheid. Zoolang de landen legers en vloten onderhouden, zoolang zij het eens zijn om den oorlog als een officieele instelling te dulden en te huldigen, komt het er weinig op aan vast te stellen, wie hem heeft verklaard. Waar per slot van rekening het brutaal geweld beslist, kan er maar spraak zijn van één recht of één onrecht: dit van den sterkste. Wat ons, strijders van gisteren en misschien van morgen, vrouwen, moeders of kinderen van strijders, aanbelangt, is het wezen van den oorlog te doorgronden.
De schrijver dient geluk gewenscht en van harte gedankt.
| |
F.D. Eiklo. - Overzicht van de gebeurtenissen der laatste 25 jaar. Uitgave N.V. Haagsche Drukkerij en Uitgevers-Mij; 30 blz.
Een interessante, knap geschreven brochure, in drie hoofdstukken: 1) het voorspel van den wereldoorlog; 2) de wereldoorlog; 3) de nasleep van den oorlog. Mogen we er attent op maken, dat niet de Fransche, wel de Belgische regeering zich naar Le Havre verplaatste, dat Lotharingen niet kan beschouwd worden als Duitsch van afkomst en taal, dat Wilson moeilijk een ‘onvergelijkbaar agitator’ kan genoemd?
| |
PH. Exel. - Jan Persijn. Den Haag, G.B. Van Goor Zonen; 3e druk; 160 blz.; fl. 1,50.
Dit aantrekkelijk historisch verhaal uit den tijd van den vierden kruistocht, waarin de wonderlijke lotgevallen van den onversaagden kleinen held, Jan Persijn, belangwekkend-onderhoudend verteld worden, zal zeker
| |
| |
in onze Vlaamsche gewesten succes vinden. Immers Boudewijn van Vlaanderen, de keizer van Constantinopel, is één der boeiendste figuren in dit spannend boek, waarvan de auteur als schrijver van geschiedkundige jeugdwerkjes mag geroemd als de talentvolle opvolger van een Stamperius en een Kieviet.
| |
P.A. Lankester. - Het Vredesgas. H. Meulenhoff, Amsterdam; 160 blz.; geb. fl. 0,80.
Een gezond, goedkoop kinderboek voor de leerlingen van de hoogste klassen onzer lagere scholen. De held van het pittige verhaal komt in aanraking met een heer, die het vredesgas heeft uitgevonden, waarvoor hij een bepaalde bloem noodig heeft, die in Afrika groeit. Hij wordt daarheen meegenomen en beleeft natuurlijk allerlei buitengewone avonturen. Dit fantastisch onderwerp mag niet anders dan welkom wezen in onze dagen. Het zal de jonge lezers pakken en hen beter maken zonder ze te vervelen, of er brave Hendrikken uit te doen groeien.
| |
Dr A. de Vletter. - Historie; Leiden, Sijthoff; 1933.
Zoolang men in onze middelbare scholen blijft voortsukkelen met slordig vertaalde geschiedenishandboeken, zal het niet overbodig wezen de aandacht te vestigen op het beste van hetgeen in Nederland het licht ziet. En hiertoe rekenen wij de uitgave van dit overzicht der algemeene geschiedenis van de oudste tijden tot de Fransche Revolutie, door den rector van ht Kennemer Lyceum te Bloemendaal. In deze (5) boeken is alle overbodige ballast weggelaten. De behoefte van de leerlingen aan activiteit, de zucht naar bezig-zijn, schrijven, plakken, teekenen, verzamelen, wordt volkomen bevredigd; daarmede wordt inderdaad belangrijk en gelukkig afgeweken van de gewoonlijk gevolgde methoden. Zoo kunnen de studenten naar eigen smaak, belangstelling en drijfkracht, illustreerend, verzamelend en aanvullend werkzaam zijn. Vreemde woorden en uitdrukkingen werden niet vermeden, maar onder de hoofstukjes verklaard en gegroepeerd. Getracht werd het historisch besef te verlevendigen door het op den voorgrond stellen van het concrete. Op vele plaatsen verwijst de durvende auteur naar goede verzamelingen historische lectuur, waarvan in elk geschiedenisleslokaal eenige exemplaren aanwezig behoorden te zijn. Deze zouden er machtig toe bijdragen het ook te onzent heerschende dwaze klassikale stelsel eenigszins te helpen individualiseeren. De drie deelen van het werk bevatten een sobere illustratie. Bij elk der eerste twee deelen is een ‘schrift’ (in boekvorm) gevoegd met illustratiemateriaal.
J.P.
| |
Nieuwe uitgaven
Van ‘Varior’, Nijverheidskaai, 45, Sint-Amandsberg:
JULIAAN HAEST: De eerste reis, gedichten; 40 blz.; 12 fr.; luxe uitgaaf: 25 fr. |
Van de drukkerij Heynes, Laurierstraat, 90, Amsterdam: |
JOH. C.P. ALBERTS: Minuit, Chrétien; 4...uitvallen (proza) en 1 sonnet; 56 blz. |
|
|