De Vlaamsche Gids. Jaargang 22
(1933-1934)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 184]
| |
De Fransche buitenlandsche Politiek sedert 1919Ga naar voetnoot(1)Verkeerdelijk denkt de wereld, dat de Fransche afgevaardigden ter Vredesconferentie de clausule omtrent de schuld aan den oorlog hebben gewild. Deze bepaling, evenals deze omtrent de uitlevering van de oorlogs-misdadigers, ontstonden uit Angelsaksisch initiatief. Het zou Wilson geweest zijn, die op deze wijze aan het Verdrag van Versailles een historischen rechtsgrond wilde geven, en de Engelschen zouden dit denkbeeld dankbaar ondersteund hebben. Immers, de feiten bewijzen, dat Duitschland, in Juli 1914, ten prooi aan een koortsachtige haast en een waren oorlogsroes, reeds de ultimata opstelde en verzond naar zijn gezanten, terwijl de nog volstrekt niet hopelooze onderhandelingen gaande waren. Op 2 Augustus 1914 overhandigt de Duitsche ambassadeur te Brussel, von Below, het ultimatum van Berlijn, waarvan de tekst reeds op 29 Juli in zijn bezit was. Die tekst was op 26 Juli door von Moltke opgesteld, onmiddellijk na de breuk tusschen Belgrado en Weenen. De officieele Duitsche documenten laten ten aanzien van deze data geen twijfel bestaan; en zij bewijzen een welbewust streven aan Duitsche zijde. Te Parijs kreeg von Schoen opdracht, naast een onzijdigheidsverklaring, die Duitschland de vrije hand tegenover Rusland zou geven, nog den volgenden waarborg te eischen: ‘overgave van de forten van Toul en Verdun, die door Duitsche troepen bezet moesten worden.’ Nooit heeft de Duitsche regeering één oogenblik kunnen denken, dat haar ultimata zouden worden aanvaard. Wie zooals Frankrijk overtuigd is van het feit, dat de Republiek in 1914, zoowel rechtstreeks als onrechtstreeks via België. werd aangevallen, erkent, dat het meest elementaire rechtsgevoel herstel eischt van de schade, die de aangevallenen hebben geleden. Wie bedenkt, dat zelfs bij den terugtocht der Duitsche legers alle bruikbare fabrieken, mijnschachten en nijverheidsinstallaties opzettelijk werden vernield; wie het onmetelijke verlies aan arbeidskracht en vitaliteit beseft, dat ligt in het wegvallen van haast | |
[pagina 185]
| |
2 millioen dooden en verminkten aan Fransche zijde alleen, die begrijpt, met welke rotsvaste overtuiging Frankrijk bleef hechten aan een rechtvaardige vergoeding. Zoo meende het, begin 1923, door eindelooze moratoria en verzet getergd, door de Roer-bezetting betaling te kunnen afdwingen. Dit mocht niet baten. De bestudeering van het Dawes- en het Young-plan toont geen enkele aanwijzing aan voor de veronderstelling, dat Frankirjk ‘alleen’ op het ontvangen van herstelbetalingen zou hebben aangedrongen. Na 1 Juli 1931 was het met schadevergoeding gedaan. Het initiatief van de Amerikanen, die met grootsch gebaar riemen sneden van andermans leer, maar zelf hardnekkig aan betaling door hun schuldenaars blijven vasthouden, bracht haar tot een onrechtvaardig einde. Frankrijk werd, omdat het arme Amerika geen schade mocht lijden, de internationale zondebok. De Duitsche propaganda stelde dit voor als de gerechte straf voor Frankrijks hebzucht. Frankrijk ontving in totaal, op basis van de Duitsche cijfers, daaromtrent, 10½ millioen mark, leveranties in natura, verrekening van afgestane gebieden, Duitsch particulier eigendom in den vreemde en de inlevering van de handelsvloot inbegrepen. De Vereenigde Staten weigerden steeds de Fransche verplichtingen afhankelijk te stellen van de Duitsche betalingen aan Frankrijk, al bedroegen hun oorlogskosten (menschenlevens, goederen, materiaal) ‘slechts’ 131 milliard goud-francs; die van Engeland beliepen 378 milliard; deze van Frankrijk 809. Het Fransche militarisme komt voort uit de overweging, dat de wensch alleen ‘qu'ils nous fichent la paix’ niet voldoende is om de vervulling daarvan te verzekeren. Locarno is het historische bewijs van Frankrijks pogingen om met den oostelijken buur in vrede en samenwerking, en vooral in vertrouwen op diens goede bedoelingen, te verkeeren. Duitschland werd lid van den Volkenbond, dank zij Briand. In Januari 1927 werkte deze ijverig mede aan de opheffing der intergeallieerde contrôle-commissie. Duitschland beschikt nu over een millioenenleger (Reichswehr, S.S., S.A., politie, sportbonden, Stahlhelm, Bund Oberland, de Jungdeutsche orden, de organ. Ehrhardt), verder over een formidabel potentieel door zijn zware industrie en chemische nijverheid. Ondanks de onnoemelijke hoeveelheden overtredingen van hetgeen te Versailles omtrent de bewapeningsgrenzen was bepaald; ondanks de tallooze manifestaties, in alle deelen van Duitschland, voor herbewapening, voor leger- en oorlogsverheerlijking; ondanks de vervolging van pacifisten; ondanks den stroom van brochures en geïllustreerde bladen, die het Duitsche volk in den waan brachten, dat een nieuwe omsingeling dreigde, werd het Rijnland ontruimd. Daarop volgde het in de geschiedenis der menschheid ongeëvenaarde en door Duitschland toegejuichte | |
[pagina 186]
| |
woord van von Papen, dat het slagveld met moedervreugde op één lijn durfde stellen; dan kwam het saboteeren van de ontwapeningsconferentie. De theoretische erkenning van Duitschland's gelijk recht t.o.v. andere naties was het sein tot herbewapening in een tempo, zooals de wereld dat nog nimmer heeft aanschouwd. Het Hitleriaansche streven is te doorzichtig geworden. De Fransche vrees voor hernieuwde overweldiging is niet zoo ongegrond, als men van andere zijde wilde doen gelooven. ‘Mein Kampf’ wordt weer herdrukt en voorspelt den beslissenden oorlog met Frankrijk. die weldra zal komen. Dagelijks voert men in Duitschland hardnekkige propaganda voor haat, geweld, partijdigheid, liefde voor oorlog en veroveringszucht, in de pers, de litteratuur, de bioscoop. den schouwburg, de hoogescholen, de lagere scholen, door de radio. Het berooide Duitschland geeft voor politieke propaganda in het buitenland 375 millioen Belg. fr. uit; Italië 180; Frankrijk en Engeland elk 105; dit alles jaarlijks. In onmiddellijk verband met ons onderwerp wijzen we op de uitingen van Wilhelm Stapel, den hoofdredacteur van ‘Deutsches Volkstum’, een der leidende figuren van het huidige Duitschland, met zeer diepen invloed op het geestesleven van zijn volk. In zijn pas verschenen ‘Eine Theologie des Nationalismus’ noemt hij het Duitsche Rijk ‘het’ wereldrijk der toekomst, dat heel de aarde zal omspannen. ‘De Duitscher, waar hij ook kome, moet als eersterangsburger boven alle anderen, boven de ingezetenen van het eigen land, worden begroet en geëerd. Wat eens het “civis Romanus sum” beteekende in het Romeinsche rijk, moet het “civis Germaniae sum” beteekenen in de nieuwe wereldorde. Het edele Duitschland zal de volkeren wijd en zijd verslaan; het zal hoog ten troon zetelen, alle rijken regeerende. Het eenige volk, dat over de anderen heerschen kan te hunnen bate is het Duitsche. Het Duitsche volk is het moederlijk volk aller Europeesche naties. Het Imperium Teutonicum is een heilig rijk, een gestalte der openbaring. De ideale Staatsman, roemrijk leider van het wereldrijk, zal de Duitsche keizer zijn: Heer en Vader der volkeren.’
JOZEF PEETERS. |
|