De Vlaamsche Gids. Jaargang 22

[p. 138]

Het Bruinboek van de Hitler-terreur

Bruin boek van de Hitler-terreur, ingeleid door Lord Marley, vice-president van het Hoogerhuis. Voorrede van Prof. Kernramp. Uitgegeven door Scheltens & Giltay, Amsterdam; 340 blz.

Het geweldigste boek tegen Hitler, Hess, Goering, Goebbels, Roehm, Frick, Rosenberg..., tot nu toe verschenen. Razende woede wekt het langs de eene zijde (men ga de getuigenissen na tijdens het Rijksdagbrand-proces en de redevoeringen van den Führer en zijn epigonen) en diepe verontwaardiging langs de andere.

Iedere constateering, die in het boek geschiedt, is zorgvuldig onderzocht, getuigt Lord Marley, en typeerend voor een reeks van soortgelijke gevallen. Geen enkel der weergegeven gevallen is een uitzonderingsgeval. Deze strijd is niet tegen Duitschland gericht. Hij wordt voor het echte Duitschland gestreden.

De huidige Duitsche machthebbers missen den moed, schrijft Prof. Kernkamp, er rond voor uit te komen, dat zij voor geen enkel middel terugdeinzen om hun tegenstanders onschadelijk te maken. Inderdaad, en daarom huiveren we. Die oprechtheid bezaten de Fransche, en ook wel de Russische omwentelaars, wier optreden zoo dikwijls door Hitler verkeerdelijk met het zijne vergeleken wordt.

De uitgave van het Bruinboek wordt bevorderd door een Internationaal Comiteit, waarin o.a. zetelen: Prof. Einstein en Langevin, R. Rolland en H. Barbusse. Het Nederlandsch subcomité omvat o.m. F. Coenen, N. Van Suchtelen, Prof. Van Moerkerken, de Haas, Klinkenberg, Kuyper, Ornstein, Pos, Prinsen, Salverda de Grave, F. Bastiaanse, Brusse, D. Coster, L. van Deyssel, A. van Gogh Kaulbach, I. Heyermans, F. Pauwels, Ritter, H. Roland Holst, H. Swarth, B. Verhagen, enz.

Van de tientallen bijdragen onthouden we vooral: Wie financierde Hitler? De NSDAP voor de Vorsten. Goebbels doet in ‘Socialisme’. De Rijksdag moet branden. Het Osthilfe-Schandaal. De dwang tot provocatie. Van der Lubbe het werktuig. De

[p. 139]

werkelijke brandstichters. Wie had den brand in het Rijksdaggebouw noodig? Het Memorandum van Doctor Oberfohren. De tegenspraken in de officieele berichten. Goering dementeert zichzelf. Het bewijs voor de schuld der nazis. Hitler's onbeheerschtheid. Waarom liet Goering der Rijksdag onbeschermd? Goering stuurt de Rijksdagbeambten te vroeg naar huis. Dr. Bell klapt uit de school. De moord op Hanussen. Dr. Oberfohren wordt vermoord. Corruptie en nog eens corruptie. De vernielingsveldtocht tegen de cultuur. De vervolging der mannen van de wetenschap. De bloem van de Duitsche wetenschap wordt vernield. Op den brandstapel. Lijst van geleerden en kunstenaars, die onder het Hitlerregime afgezet, ontslagen of verbannen zijn. Mishandelingen en folteringen. De nachtelijke terreur. De folterkamers. Voor het veemgerecht. De geesel-kelder. De terreur op het platteland. De bloedschuld der Nazi-leiders. De terreur is georganiseerd. Oorlogsinvaliden worden gefolterd. Documenten, die zelfs Goebbels niet kan ontkennen. Bismarck, de Jodenknecht. Joden kijken u aan. Juda Verrek. Pogroms. Menschen en Untermenschen. Paar-stations. Afgeperste dementi's. Joden, die aan de zijde van Hitler staan. Veertigduizend mannen en vrouwen in de Concentratiekampen (in Juni 11.). De hel van Sonnenburg. Uit het leven weggerukt. De weg in den dood. Op de vlucht doodgeschoten. In het moordkamp Dachau. Tienduizenden in hechtenis, in voorarrest en in de gevangenissen. De terreur der arrestaties. De terreur van de vonnissen. Het maskeeren van de dooden. Staalroeden en zoutzuur. Letterlijk uit elkaar gescheurd. In stukken geslaqen en vertrapt. In de gevangenis gelyncht. De veemmoord op Dr. Bell. De bloednacht van Köpenick. Moordlijst van het Derde Rijk. Hitler is het reusachtigste bedrog. De grootste tragi-comedie van onzen tijd.

Bij het slotwoord komen aan het woord: Beverley Nichols, André Gide, Henri Barbusse, Romain Rolland, Sherwood Anderson, Egon Kisch, Ernst Toller, Ellen Wilkinson. Toller protesteert in een open brief aan Goebbels: ...U geeft voor, de Duitsche cultuur te willen redden en u vernietigt den edelsten arbeid der Duitsche cultuur. U geeft voor, de Duitsche jeugd te willen wekken en u verblindt haar geest. U geeft voor, de Duitsche kinderen te willen redden en u vergiftigt hun harten met schandelijke phrasen van een onnoozel nationalisme en van een onnoozelen rassenhaat. U geeft voor, het werkende volk te willen bevrijden en u slaat het in de slavenboeien van sociale en geestelijke onvrijheid. U geeft voor, dat gij en de Duitsche geest identiek zijt, maar uw daden zijn niets dan een verloochening van de ideeën van Goethe, Lessing, Herder, Schiller, Wieland, Ranke en van al die mannen, die om de zuiverste waarden van Duitschland hebben geworsteld en die waarden de wereld indroegen. Gij spreekt zooveel van heldendom,

[p. 140]

waar hebt gij dit bewezen? Ook wij kennen een heldendom, het heldendom van den arbeid, van het karakter, van den onkreukbaren mensch. die trouw aan zijn Idee blijft. Gij spreekt zooveel over de lafheid uwer tegenstanders. Wij beloven u, dat uw vervolgingen ons harder, dat uw haat ons rijper, dat uw strijd ons strijdlustiger zullen maken. Wij zijn niet zonder schuld aan ons lot; wij hebben veel fouten begaan, de grootste fout was onze lankmoedigheid. Wij zullen, dank zij de les, die gij ons gaaft, onze fouten overwinnen. En dat is uw verdienste.

J.P.