De Vlaamsche Gids. Jaargang 22
(1933-1934)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 135]
| |
Twee Boeken over Geschiedenis van het LiberalismeHet is voor de verspreiding en de verdieping der liberale beginselen hoogst wenschelijk de groote verdiensten van de beroemdste Europeesche leiders der liberale economie en politiek in den ruimst mogelijken kring beter bekend te maken. Het is verkeerd alleen rekening te houden met de vormen, die het liberalisme in zijn evolutie op den dag van heden heeft aangenomen. Men moet terugkeeren tot de bronnen. Men moet historisch aantoonen hoe het liberalisme ontstond, uit welke levens- en wereldbeschouwing het voortsproot; hoe het, dank zij de hoog moreele werking van zooveel schitterende vernuften, in West-Europa vooral, onrechtvaardige toestanden heeft doen verdwijnen en de individuen zoowel als de volkeren op den weg van grooter welvaart en meer levensgeluk vermocht voort te stuwen. Vooral met het oog op de jongere geslachten is een dergelijke uiteenzetting van de zuivere liberale leer en een historisch overzicht op de glorierijke taak, door het liberalisme afgelegd, een ware behoefte. Hoeveel jongeren zijn er, die van het liberalisme afzijdig blijven eenvoudig omdat zij het niet kennen, omdat zij in den waan verkeeren, dat zijn rol afgespeeld is en voor het moderne leven geen opbouwende kracht in zijn beginselen meer steekt! Het is voldoende een degelijke studie als De Geschiedenis van het Europeesch LiberalismeGa naar voetnoot(1) door den Italiaanschen Professor Guido de Ruggiero aan een jongen man van dezen tijd voor te leggen, opdat er onmiddellijk voor hem nieuwe horizonten zouden opengaan. Al de historische vormen van het liberalisme in Engeland, Frankrijk, Duitschland en Italië worden er in uiteengezet, met de opsomming van al de heuglijke veroveringen, door onze beginselen in die gewesten behaald. Het liberalisme in de democratie, zijn verhoudingen tot het socialisme, tot Kerk en Staat, | |
[pagina 136]
| |
zijn standpunt tegenover het nationalisme, - al deze vragen worden daar objectief en van een verheven plan bekeken. Wie dat boek leest gaat eerst goed beseffen, dat liberalisme een draagkracht heeft, die oneindig veel verder strekt dan alledaagsche en vaak banale plaatselijke betwistingen het zouden laten vermoeden. Hij krijgt den indruk, dat het een leer is, waarbij, tegen alle zuiver emotieve factoren in, die de zaken vaak vertroebelen, tegenover alle vooroordeelen van welken aard ook, de vraagstukken, die zich voordoen, in volle vrijheid en in het zuiver licht der rede en der ervaring behooren onderzocht en opgelost te worden. Hij krijgt den indruk, dat een dergelijke leer niets van haar levenskracht heeft verloren. Hetzelfde gebeurt wanneer wij de levensverhalen lezen van de groote liberale voormannen. Heldenvereering is een behoefte bij de jeugd. Geeft haar dan helden om te vereeren. Carlyle zegt het: ‘In iedere periode der wereldgeschiedenis is de Groote Man de redder van zijn tijd geweest, de bliksemstraal, zonder welken de brandstof nooit zou zijn ontbrand. De wereldgeschiedenis is de levensbeschrijving van Groote Mannen.’ Het liberalisme ontvouwt zich glansrijk in het leven van zoovele dienaars der gemeenschap, die uitschitterden door de hoogste burgerdeugden, waarvan het voorbeeld in het gemoed der nageslachten nog kan nawerken. Dien indruk kregen wij opnieuw bij het lezen van het voortreffelijke, levendige boek, dat D. Hans gewijd heeft aan den befaamden Hollandschen staatsman, den held in den grooten vrijheidstrijd, door de Hollandsche burgerij in de 19e eeuw gestreden: Johan Rudolf ThorbeckeGa naar voetnoot(2). In kleurigen, onderhoudenden trant en toch met de meest wetenschappelijke nauwgezetheid worden hier het leven en het streven geschilderd van dien man, van wien werd gezegd, dat er sedert Johan de Witt geen burger in Nederland was, die zooveel invloed op land en volk had uitgeoefend als hij. Het is niet mogelijk om in de beperkte ruimte, waarover wij hier beschikken, dat levensbeeld zelfs maar even te schetsen. Het is te veel-omvattend. Thorbecke's schitterende studentenjaren, zijn reizen door Duitschland met langer of korter oponthoud aan tal van hoogescholen, zijn omgang aldaar met Schelling, August von Platen e.a., zijn eerste geschriften, vooral die over recht en staatskunde, zijn optreden als professor aan de Hoogeschool te Gent, tusschen 1825 en 1830, zijn professorschap te Leiden, enz. - zooveel treffende bladzijden, waaruit D. Hans den ernstigen, | |
[pagina 137]
| |
plichtgetrouwen mensen in zijn volle grootheid tot ons laat treden. Het was vooral met zijn werk Aanteekening op de Grondwet en kort daarop met zijn Proeven van herziening der Grondwet volgens de Aanteekening van Mr. J.R. Thorbecke, dat de aandacht der openbare opinie en vooral die van de vrienden der politieke vrijheid in Nederland werd gewekt. Ten gevolge van het ‘persoonlijk gouvernement’ van Willem I was de Hollandsche grondwet tot een doode letter geworden. Dat wilde Thorbecke veranderen. Tevens wilde hij de grondwet doen herzien om ze tot iets waarlijk levends en doeltreffends te maken. De ministerieele verantwoordelijkheid, de versterking van de macht van den wetgever tegenover de kroon, de ontbindbaarheid der Kamers en de rechtstreeksche verkiezingen waren enkele der nieuwigheden die hij toen wilde doen invoeren. Hij ging uit van het standpunt dat een volk zich niet blindelings moest laten regeeren, maar door tusschenkomst van zijn beste vertegenwoordigers zijn aandeel in die regeering zelf moest nemen. Het was een epische strijd, die in Holland omstreeks 1848 rondom die herzieningsvraag aan den gang was. In dat jaar kreeg Nederland zijn vernieuwde grondwet op grondslag van constitutioneele monarchie met parlementair stelsel, met het zwaartepunt van wetgeving en bestuur bij de vertegenwoordiging van het volk zelf. Thorbecke was er de vader van. Korten tijd daarop werd Thorbecke volksvertegenwoordiger. minister en kabinetsformeerder. Schitterend heeft hij als dusdanig gewerkt. Een gansche reeks wetten werden aangenomen, die meesterlijk mochten heeten naar vorm en inhoud en in Holland een werkelijk democratischen geest brachten. Verscheidene malen werd Thorbecke minister en dit soms in zeer moeilijke omstandigheden, doch telkens wist hij aan het gemeenebest de grootste diensten te bewijzen en door al zijn daden loopt de rechte lijn van treffende beginseleenheid en -trouw. Die lange en welgevulde loopbaan is als het ware de samenvatting van vele en bewogen jaren Hollandsch staatsleven, en geen boeiender lectuur dan het verhaal dat D. Hans ons daarvan geeft. Thorbecke's figuur komt uit dat boek tot ons in stoere, onbuigzame grootheid. ‘En die figuur, zooals een geslacht er slechts eenmaal in een paar eeuwen één voortbrengt, moge ver boven vele generaties uitsteken als de hooge kerktorens boven de vlakke landen van Holland, wij kunnen er toch den blik heen slaan en probeeren iets van hem na te volgen.’ Zoo besluit D. Hans. ‘Zoo blijve Thorbecke zelf, naar een van zijn beroemde woorden, voor jongere geslachten het ‘Ideaal’, dat men niet ‘in de hand’ heeft, dat men niet bereiken kan, maar dat zij toch pogen te vatten ‘in het oog’. M.S. |
|