| |
| |
| |
Het nieuwe Leven en zijn Eischen
Briefwisseling en Jongeliedenuitwisseling
Belgisch Bureau voor Internationale Jongeliedenuitwisseling.
Met den dag wordt de kennis van moderne talen en van de volkeren, die deze spreken, een vereischte, een dringende behoefte, een onvermijdelijke plicht in de tegenwoordige maatschappij. Hoe kan het ook anders? Zie, de wereld verkrijgt meer en meer een ander aanzien. Met de groote uitbreiding van de verkeersmiddelen ruimt de nationale huishouding de plaats in voor de wereldhuishouding. Geen wonder! In vroeger tijdperken hebben de ontwikkeling van het verkeer en de daardoor veranderde levensomstandigheden de gesloten familiehuishouding en de stedelijke huishouding doen verdwijnen.
Spoorweg, vliegmachine, radio, bioscoop, pers, boek en toerisme brengen de menschen in nauwer betrekking tot elkander. Nieuwe producten, nieuwe gevoelens, nieuwe gedachten worden met wonderbare snelheid over de geheele aarde bekend en uitgewisseld. Ze worden aangenomen, verwerkt, aangepast, uitgebreid, eigengemaakt door andere menschen en naties. Overal wordt ijverig gewerkt om nieuwe afzetgebieden te veroveren, om uitvindingen bekend of bruikbaar te maken, om gedachten te verspreiden of op te nemen. Geen staat kan er zich meer op beroemen, dat hij het middellijk of onmiddellijk stelt of stellen kan zonder de voortbrengselen van andere naties.
Op intellectueel en cultureel gebied is dit ook het geval. Het is uitgesloten, dat een nieuwe uitvinding, een nieuwe kunst of cultuur zou kunnen ontstaan, als de invloed van buitenlandsche prestaties of stroomingen wordt uitgeschakeld.
Op politiek gebied gaat het eveneens zoo. De politici vergaderen om elkaars landsbelangen te vergelijken, te bespreken en te probeeren of zij de toenadering tusschen de naties kunnen bevorderen. Ze zien wel in, dat vrede op aarde, vrij verkeer en vrije handel dringend noodig zijn en dat de nationale belangen bij de internationale dienen te worden aangepast.
| |
| |
Internationale economische, intellectueele en sociale congressen en conferenties, vorming van internationale cartels, trusts en vakbonden, oprichting van wereldtentoonstellingen op alle gebieden van de universeele bedrijvigheid zijn aan de orde van den dag. Ze werken ijverig mee tot de bekendheid, toepassing en benuttiging van internationale vak-resultaten, -verbeteringen, -mogelijkheden, -onderzoekingen en -ervaringen op alle gebieden en banen de wegen tot toenadering...
Deze ontwikkeling brengt natuurlijk nieuwe menschelijke plichten met zich mee. De mensch moet zich bij de nieuwe werkelijkheid, bij de nieuwe verhoudingen, bij de eischen van het Nieuwe Leven aanpassen. Plicht is het van den Staat de jeugd de daartoe noodige opleiding te geven, de menschen in staat te stellen het buitenland, dit nieuwe deel van hun menschelijkheid, te verstaan, om met de vreemde volkeren te kunnen omgaan en samenwerken. In de eerste plaats door het onderwijs in de vreemde talen en beschavingen, door het verblijf in den vreemde voor de studenten, voor de elite, voor de aanstaande leeraars, kooplieden, enz. verplichtend te maken. Want, hoe zou een jonge koopman een buitenlandsche markt kunnen bewerken, aan de wenschen van zijn buitenlandsche afnemers kunnen voldoen en daarmee zijn eigen belangen bevorderen, als hij, door zijn onkunde van taal en volk, niets afweet van het buitenland met zijn behoeften, bekwaamheden en belangen? Hoe zou de jonge intellectueel met talent werken, zijn kennis ontwikkelen, zijn kracht weten te gebruiken, als hij niet in staat is rekenschap te houden of te kunnen houden met het werk van zijn collega's uit andere naties? Hoe zou de politicus de ware menschelijke belangen kunnen onderscheiden, de belangen van andere naties kunnen begrijpen en bewust in rekening nemen of doen nemen aan zijn vertegenwoordigers bij het Wereldparlement, den Volkenbond, als zijn kennis van andere volken op abstracties steunt, als hij, door zijn onkunde van taal en volk, een uit boeken geleerde, geërfde of valsche bekendheid heeft met de andere naties, als hij niets weet van hun prestaties, bekwaamheden, pogingen, behoeften en rechten?
Kennis van vreemde talen en volkeren is dringend noodig. Onze jeugd is vol weetgierigheid, ze heeft behoefte aan mededeelzaamheid, ze is vol vrijwilligen werklust, ze vraagt niets liever dan met haar tijd mee te gaan. Ze is nuchter genoeg om de feiten te willen zien. Stel haar dan in de gelegenheid om haar plicht als mensch te doen, iets wat het onderwijs niet altijd ten volle beseft. Zeer vaak houdt het weinig of geen rekening met het werkelijke leven en zijn eischen, hoewel het anderzijds voor het leven wil voorbereiden. De jeugd dient in aanraking te worden gebracht
| |
| |
met de jeugd van andere landen, in staat te worden gesteld in werkelijkheid te leeren, hoe landen en menschen er uitzien, die samenwerken in de universeele bedrijvigheid. Het middel daartoe is: studie van vreemde talen en vreemde landen.
Daarbij moet de hulp komen van leerkrachten, die veel en uit eigen ervaring weten van het vreemde volk en zijn taal. Geef dan ook aan de jeugd de gelegenheid deze studie een werkelijkheidstintje te geven; laat ze haar kundigheden aan de werkelijkheid toetsen: stuur ze in groote karavanen, als ge wilt. op ontdekkingsreizen, maar geef ze vooral de gelegenheid met eigen middelen te werken en niet onder bewaking van persoonlijkheden, die dikwijls de gelegenheid om persoonlijkheid te ontwikkelen en individueele ervaringen op te doen belemmeren. Geef de jeugd de gelegenheid: individueel te correspondeeren, individueel in een andertalige familie te vertoeven.
De voordeelen daarvan zijn niet te onderschatten:
a) De studie van moderne talen - een saaie boel op school - zal niet alleen worden vergemakkelijkt, maar ook zal ze levendiger en natuurlijker zijn: door schrijven en spreken in de vreemde taal zal de leerling niet alleen deze zuiver beheerschen, maar zijn algemeene ontwikkeling zal er ook mee worden gebaat; hij zal lust krijgen in studie, lust, die het onderwijs niet altijd in staat is op te wekken: het discht vaak vele spijzen op, terwijl de lust tot eten nog niet is opgewekt.
b) Het kind werkt aan zijn eigen opvoeding: correspondentie en verblijf in den vreemde geven hem vaak de gelegenheid zelfstandig iets te scheppen en zelfstandig te leven: ouders en leeraars moeten zich onthouden daarop in te grijpen; alleen in moeilijke gevallen zullen ze ter hulp komen en in de meeste gevallen zullen ze zich er toe moeten bepalen de kinderen te leeren: wat tact is en dat ze in de oogen van de buitenlandsche jeugd een stand, een natie voorstellen. Het kind zal dan gevoelen, dat het een rol speelt in de maatschappij, dat het in waarde wint en het zal er zich naar gedragen. De actieve methode is dan hier in actie.
c) Het kind werkt aan de toenadering van de volkeren. De jongeren hebben nog niet de vooroordeelen van de ouderen; hun geest is nog niet volgestopt door geschiedenis en pers; zij hebben nog goede gevoelens. Correspondentie en verblijf in den vreemde kunnen er veel toe bijdragen, ze tot minder wantrouwen tegenover het buitenland te stemmen dan ouderen vaak koesteren. Misschien zullen ze tot de conclusie komen, dat betrouwbaarder informaties en minder vooringenomenheid of minder zelfgevoel ten slotte tot samenwerking, bewuste, loyale samenwerking tusschen de volkeren kunnen voeren. Dat de jeugd deze kans maar wage, waarom niet? Deze actie is gezond en reëel: zij vergt niets anders dan ‘eerlijk en
| |
| |
openhartig te zijn.’ Daardoor wordt het buitenland op de hoogte gehouden van onze behoeften en bekwaamheden, wat noodig is. Door ons op de hoogte te stellen van behoeften en bekwaamheden van andere volkeren zullen we er in kennis op vooruitgaan en in menschelijkheid toenemen. Correspondentie en uitwisseling zullen meewerken tot de toenadering van de volkeren, dank zij het zuiverste element van een volk: de jeugd.
* * *
Om nu de Belgische jeugd in de gelegenheid te stellen in briefwisseling te treden met de buitenlandsche jeugd, om haar in de gelegenheid te stellen in het buitenland te vertoeven, zoo goedkoop mogelijk en toch met een maximum van waarborgen voor de ouders, is opgericht het Belgisch Bureau voor Internationale Jongeliedenuitwisseling: secretariaat, rue d'Italie, 4, Hoei (Huy).
* * *
A) Briefwisseling is mogelijk tusschen Nederlandsch- en Franschsprekende jonge Belgen en ook met Duitschland (in 't Duitsch), Engeland (Engelsch-Fransch), Finland (in 't Duitsch). Frankrijk (in 't Fransch), Italië (Italiaansch-Fransch), Nederland (in 't Nederlandsch), Oostenrijk (Duitsch-Fransch), Roemenië (in 't Fransch), Vereenigde Staten (in 't Engelsch), Zwitserland (Duitsch-Fransch), enz.
Bij de verdeeling van de aanvragen wordt zooveel mogelijk rekening gehouden met den leeftijd, stand en speciale onderwerpen van correspondentie van de leerlingen. Er is op de formulieren geen kolom voor den ‘godsdienst’, maar wanneer hij wordt vermeld, wordt er - zoo mogelijk - op gelet, dat de jonge Belg met een partner van denzelfden godsdienst wordt aangesloten...
B) Uitwisseling van jongelui, niet alleen tusschen Vlaamsche en Waalsche families, maar ook met Duitschland, Engeland, Nederland, Oostenrijk, Zwitserland, enz. Door de buitenlanders worden over het algemeen Franschsprekende families gevraagd. Maar uitwisseling met een Vlaamsche familie is niet uitgesloten. Het Bureau doet zijn best om ook jonge Vlamingen in het buitenland te plaatsen.
De Belgische leerling (e) of student (e) wordt gratis in een vreemde familie van ongeveer denzelfden stand en gelijke levensomstandigheden opgenomen. In ruil ontvangen de ouders of voogden een kind van de andertalige familie, dat op dezelfde voorwaarden moet worden opgenomen.
De eenige onkosten zijn: bemiddelingsgeld, reis- en zakgeld.
De Bureaux eischen van de families vele inlichtingen en waarborgen. De ouders of voogden, die hun kind wenschen te laten genieten van de voordeelen, die het Bureau biedt, moeten
| |
| |
dan ook dat Bureau een nauwkeurig ingevulde vragenlijst doen toekomen. Deze lijst is van een internationaal model en wordt op aanvraag door het Bureau verstrekt. De lijst moet in triplo teruggezonden worden en vergezeld zijn van: a) een attest van den huisarts over de gezondheid van de(n) candida(a)t(e); b) een bewijs van goede gezondheid van de familie; c) een bewijs van goed gedrag, verstrekt door het hoofd van de inrichting van onderwijs bezocht door de(n) candida(a)t(e); d) twee uitvoerige adressen van families, die nadere inlichtingen kunnen verstrekken over gezin en jongmensch; e) een foto van het uit te zenden kind.
De ouders of voogden verbinden zich aan de(n) leerling (e) of student (e), die(n) ze ontvangen een kamer beschikbaar te stellen, toezicht te houden op zijn (haar) werk, gezondheid en gedrag, kortom hem (haar) als kind des huizes te behandelen. Bovendien moeten zij hun gast geheel vrij laten in het vervullen van zijn kerkelijke plichten en zij verbinden zich alle conversatie, die hun gast in zijn nationale, politieke, religieuze gevoelens zouden kunnen kwetsen, te vermijden.
Bij de verdeeling van de adressen wordt zooveel mogelijk rekening gehouden met het sociale milieu, onderwijs en aanleg van de leerlingen of studenten, met de godsdienstige of philosophische overtuiging en de wenschen van de families.
De aanvragen mogen op elk tijdstip van het jaar aan het Bureau worden ingezonden. Het is echter aan te raden ze zoo vroeg mogelijk in te sturen, want het ligt voor de hand, dat de vroeg aangekomenen meer kans hebben te worden verdeeld en de Bureaux kunnen alleen aanvragen van een partner voorzien wanneer er aanbiedingen zijn van het buitenlandsche Bureau.
C) Plaatsing als betalende logé in een andere taal sprekende familie, die zich verbindt om de(n) leerling (e) of student (e) als een eigen kind te behandelen en zorg te dragen voor de vorderingen in de vreemde taal: in België, Duitschland, Engeland, Nederland, Oostenrijk, Zwitserland, enz.
* * *
Het Belgische Bureau vertegenwoordigt geen enkele religeuze philosophische of politieke richting, maar stelt zich beschikbaar voor allen.
Een handelszaak is het evenmin, het wil niets anders dan dienen.
Het Belgische Bureau staat onder bescherming van den heer Minister van Openbaar Onderwijs.
Het Belgische Bureau wordt niet gesubsidieerd door den Staat. Het heeft vele onkosten te bestrijden en het rekent op de geringe bijdragen (eventueel op de vrijgevigheid van de meerbemiddelden) van hen, die van zijn bemiddeling wenschen gebruik
| |
| |
te maken. Het minimumbedrag van de bijdragen heeft het zoo laag mogelijk gesteld, om iedereen de gelegenheid te geven van zijn diensten gebruik te maken. Alleen het groote aantal aanvragen en vrijgevigheid van zijn leden kunnen zijn uitgaven dekken.
Dat het Belgische Bureau bij de onderwijswereld en bij de ouders een gunstig onthaal heeft gevonden, blijkt uit het feit, dat in nauwelijks twee jaren tijd, meer dan 5.000 aanvragen voor briefwisseling en 448 aanvragen voor uitwisseling of plaatsing als betalende logé zijn ingekomen.
* * *
Bij uitwisseling of briefwisseling verlangen de jonge buitenlanders over het algemeen Franschsprekende Belgische partners. Toch worden jeugdige Vlamingen door het Belgische Bureau van uitwisseling en briefwisseling niet uitgesloten. Integendeel tracht het Bureau steeds aan hun wenschen te voldoen, hun den raad te geven, die ze uit de moeilijkheid kan helpen en voor hen briefwisselings- en uitwisselingsmogelijkheden te vinden. In dit opzicht is het Bureau reeds met goed resultaat handelend opgetreden. Voor de Vlaamsche leerlingen is het natuurlijk vaak zeer moeilijk partners voor uitwisseling te vinden, die naar België willen komen met het eenige doel een bezoek te brengen aan het land of wel om de Vlaamsche taal te leeren. Daarom heeft het Belgische Bureau ook de plaatsing als betalende logé ter hand genomen...
Maar er zijn briefwisselings- en uitwisselingsmogelijkheden voor jonge Vlamingen, waarvan ze, naar het schijnt, geen gebruik maken, nl. met hun landgenooten, de Franschsprekende jonge Belgen. Zouden onze Vlamingen zooveel anders zijn dan die van de XVde en XVIde eeuw, die bekend stonden als het eerste volk, dat er zich op toelegde Fransch en andere vreemde talen te studeeren, met zoo'n talent, dat men van hen zei: Al stopt men een Vlaming in een zak en draagt men hem zoo door Frankrijk en Italië, dan is hij toch in staat zoo Fransch en Italiaansch te leeren. En toch is het aantal Waalsche aanvragen voor briefwisseling en uitwisseling met Nederlandschsprekenden 90% grooter dan het aantal Vlaamsche, niettegenstaande briefwisseling en uitwisseling van zoo groot nut voor jonge Vlamingen zouden kunnen zijn. Misschien komt het, omdat Vlaamsche ouders minder over het werk van het Belgische Bureau zijn ingelicht, al heeft de Vlaamsche pers mededeelingen van het Bureau opgenomen, al hebben de hoofden van Vlaamsche scholen mededeelingen van het Bureau ontvangen en al is het secretariaat van het Belgische Bureau altijd bereid aan Vlaamsche families Vlaamsche instructies, Vlaamsche formulieren te doen toekomen. Belangstellenden behoeven maar een kaartje te schrijven aan het secretariaat van het Bureau: Rue d'Italie, 4, Hoei.
| |
| |
Laat ons hopen, dat de jonge Vlamingen gauw meer belang zullen gaan stellen in de briefwisseling en uitwisseling met jonge Walen en dat ze hun landgenooten, die ongeduldig wachten op hun aansluiting met Vlaamsche partners, zullen doen tevreden zijn.
Een sterke actie van de zijde van de Vlaamsche jeugd, vooral wat briefwisseling en uitwisseling met jonge Walen betreft, zou een factor kunnen zijn, die de werkzaamheid van het Belgische Bureau zou kunnen vergrooten. Maar er zijn nog drie andere factoren, die de sympathie van de buitenlandsche jeugd voor ons land en onze leerlingen zouden kunnen opwekken, en ook onze jeugd tot schrijven en reizen zouden aansporen, als er gelegenheid was ze met buitenlandsche makkers aan te sluiten, nl.
a) De oprichting door den Belgischen Staat in het buitenland van een propagandadienst bij de Belgische consulaten, een centralisatiedienst voor briefwisseling en uitwisseling met ons land, naar het voorbeeld van de Offices des Ecoles Françaises.
b) De mogelijkheid voor de jongelieden, door het Belgische Bureau geplaatst, tot het verkrijgen van een pas voor twee of drie maanden tegen den prijs van een pas voor een maand. Veel Belgische jongelieden zijn gedwongen hun uitgaven te beperken, al zouden ze gaarne meer dan een viertal weekjes in het buitenland willen vertoeven.
c) Een reductie op de Belgische spoorlijnen van 33 % of 50 %, zoowel voor de Belgische als voor de buitenlandsche leerlingen, die alleen reizen en door het Belgische Bureau zijn geplaatst. Zulke reducties bestaan reeds tusschen verschillende landen. Van de reductie genieten reeds onze leerlingen op de Engelsche spoorlijnen. Jammer genoeg is er in ons land op dat gebied niets gedaan. Zelfs is het niet eens mogelijk wederkeerigheid voor de jonge Engelschen te verkrijgen op onze lijnen, al heeft het Belgische Bureau reeds verschillende malen verzoeken in dezen zin aan de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen gericht. En toch zou een reductie - liefst zoo groot mogelijk - veel goeds doen: talrijk zijn de Belgische aanvragen, die worden teruggetrokken, wanneer de ouders vernemen, dat geen reductie op de reiskosten mogelijk is en talrijk zijn de Belgische leerlingen, die niet kunnen worden aangesloten, door gebrek aan aanvragen van buitenlanders uit passend milieu. Aanvragen van Hollandsche bedienden, werklieden, enz. zijn er daarom zoogoed als geen, terwijl de Engelsche families uitwisselingen met Frankrijk verlangen, daar hun kinderen een reductie op de Fransche lijnen genieten.
Het toestaan van een reductie zou vele buitenlanders naar ons land trekken: ons land zou er voordeel bij hebben, onze jeugd ook en de Nationale Maatschappij eveneens!
Dr F. CLOSSET.
|
|