zijn opgenomen; men zal er zelden tevergeefs zoeken naar een gemeente van 5000 inwoners, en zelfs minder, wanneer zij eenig belang heeft, terwijl grootere steden als Amsterdam, Antwerpen, Brussel, den Haag in vier of meer kolommen een alzijdige uiteenzetting krijgen, benevens een ruimen plattegrond. Toch stooten wij telkens weer op storende onnauwkeurigheden. Onder ‘Brugge’ spreekt men van ‘51530 meist flämische Einw.’ (Hoe groot zou het aantal zijn dat deze amendeering noodzakelijk maakt?) De bibliografie over Brugge is trouwens onvoldoende. Onder ‘Brus- sel’: ‘Da Br. im Grenzraum der fläm. u. wall. Sprachgebiete liegt...’ - ‘...in der Stadt überwiegendes Wallonentum.’ Onder ‘Gent’: ‘Mittelpunkt der fläm. Bewegung.’ - ‘Universität: Vorlesungen seit 1930 nur in flam. Sprache.’ Door de typografische schikking vinden wij ‘Aalst’ onder Aal, doch ‘Aerschot’ onder Ars; het ongelukkigste in deze is echter dat als uitspraak ‘ärsskott’ (klemtoon op skott) gegeven wordt. Waar steken zij hun lichtje op?
De riviernamen zijn opgenomen.
Gaan wij naar het litteraire gebied over, dan vinden wij in deze zes deelen onze Nederlandsche schrijvers met een zestig namen vertegenwoordigd (wij kunnen dus voor het heele werk gevoeglijk op het dubbele rekenen), wat alleszins genoeg is om heel onze litteraire geschiedenis aan te raken. Wij vinden er de vroegste bekende tijden met Veldeke (die zonder meer een ‘dtsch. Minnesanger’ wordt genoemd), Hadewijch, Geert Groote, doch zonder van Boendale, opklimmend, de XVIe eeuw, een heele reeks over de XVIIe eeuw, enzoovoort tot de generatie vóór den oorlog inbegrepen; wat geboren werd rond 1900 vindt geen vermelding, tenzij uitzonderlijk een naam als A. Van Duinkerken. Ja, wij vinden zelfs artikels over Sam, Coster, Joh. Van Heemskerk, Groen Van Prinsterer.
En toch treft hier een zeker gebrek aan selektievermogen: Marnix van St. Aldegonde ontbreekt, of hij zou dan onder M of S moeten ondergebracht zijn (Veldeke staat inderdaad onder Heinrich, de Clercq onder C, De Coster onder D, enz.); Lamb. ten Kate is er, doch Kiliaan ontbreekt. Wel hebben wij Bakhuizen van den Brink, Busken Huet, doch niet Jac. Geel; - wel J. ten Brink, G. Kalff, doch niet Jonckbloet; - wel Dirk Coster, doch niet Just Havelaar; - wel J. ten Kate, J.J. Cremer, doch niet Helmers; - wel Marie Koenen. Jo van Ammers-Küller, doch niet Bosboom-Toussaint, C. van Bruggen, Boudier-Bakker.
De Vlaamsche pogingen tot heropstanding in de XIXe eeuw kan men met de meeste namen aanwezig vinden, al ontbreken er toch weer als Antheunis, Dautzenberg, Fredericq.
Hinderlijke onnauwkeurigheid of onduidelijkheid is ook in dit litteraire deel meer dan eens binnengeslopen: Van Eeden is voor