De Vlaamsche Gids. Jaargang 22
(1933-1934)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 35]
| |
Dr. Constant Jacob Hansen herdacht
| |
I. - BiographieGa naar voetnoot(2).Constant Jacob Hansen werd te Vlissingen op 4 October 1833 geboren. Zijn vader, Hans Hansen, was zeekapitein en stamde uit een oude Deensche zeemansfamilie. Zijn moeder, Jacoba van Dycke, was geboortig uit Zeeland, waar haar familie, Westvlaamsch van oorsprong, zich sinds de zestiende eeuw gevestigd had om aan de godsdienstvervolging te ontkomen. In 1835 verhuisden zijn ouders naar Antwerpen en namen er de Belgische nationaliteit aan. Hansen was dus langs zijn vader | |
[pagina 36]
| |
Deen, door geboorte Noord-Nederlander en door naturalisatie Belg. Na eerst school geloopen te hebben bij meester FilletGa naar voetnoot(3), studeerde hij aan 't Koninklijk Atheneum, maar was weldra door familieomstandigheden verplicht verdere studiën te staken en trad in den handel. Het vervelende bureelwerk strookte niet met zijn temperament; hij legde zich met veel ijver toe op de studie van talen en letterkunde en begon al heel vroeg te dichten en te schrijven. Amper achttien jaar oud, in 1851, gaf hij zijn dichtstuk Het slot Holstein uitGa naar voetnoot(4). Van 1852 tot 1863 stelde hij op en gaf uit met Frans De Cort den ‘Almanak voor Jan en Alleman.’ In 1852 vertrok zijn vader voor de laatste maal met zijn schip ‘Jason’ en twee jaar later liep het schip zonder kapitein binnen. Deze was gedurende de reis gestorven. Ook zijn broeder Edward zal hem in 1860 door de schipbreuk der ‘Rhio Packet’ ontnomen wordenGa naar voetnoot(5). De periode 1856-65 was er een van ongemeene bedrijvigheid en letterkundige vruchtbaarheid. Hij was dagbladschrijver, was werkzaam met Emmanuel Rosseels op de beurs, werd in 1858 kanselist bij den konsul van Zweden en Noorwegen, enz. Verder nog opsteller van de ‘Lloyd Anversois’ in 1861, taalleeraar in een onderwijsgesticht en tehuis, en van 1863 werd hij als beëedigd vertaler bij de rechtbank aangesteld. In deze periode schreef hij ook zijn voornaamste werken. Daarenboven verschenen van hem vele gedichten, verhalen en artikels in verschillende tijdschriften, vooral in den ‘Almanak van Jan en Alleman,’ het ‘Nederduitsch Letterkundig Jaarboekje,’ het ‘Leesmuseum,’ het ‘Nederduitsch Tijdschrift,’ enz. Hansen werd in 1866 tot onderbibliothekaris te Antwerpen benoemd, ondanks den tegenstand van den katholieken burgemeester van Put. Op 27 MaartGa naar voetnoot(6) werd hij door de Universiteit te Rostok tot doctor ‘honoris causa’ gepromoveerd om zijn werk over Reinaard den Vos. Op 2 Juni trad hij in 't huwelijk met de dochter van den bekenden Antwerpschen geschiedschrijver, Torfs, en ging op huwelijksreis door Duitschland en Denemarken. Een maand na zijn terugkeer, eenige dagen na den dood zijner moeder, werd | |
[pagina 37]
| |
Hansen door den gemeenteraad tot hoofdbibliothekaris aangesteld. In 1875 werd hij lid van het pas gestichte ‘Verein für Niederdeutsche Sprachforschung’ te Hamburg, en op 27 October 1886 werd hij verkozen in de pas opgerichte Koninklijke Vlaamsche AkademieGa naar voetnoot(7). Hij werd onderbestuurder der Koninklijke Vlaamsche Akademie voor 1894 en bestuurder voor 1895. Nog is Dr. Hansen niet vergeten in de Koninklijke Vlaamsche Akademie. Pas twee jaar geleden, in Juni 1931, hield O. Wattez er nog een zeer waardeerende lezing over: ‘Dr C.J. Hansen. Reisbrieven uit Dietschland en Denemark.’ Na 1895 was het met den werkijver van Dr Hansen gedaan. Hij trok zich meer en meer terug en in Juni 1903 nam hij ontslag als hoofdbibliothekaris. Hij stierf te Brasschaat, ten Huize Teutonia, op 14 April 1910. | |
II. - Werken.De werken van Dr C.J. Hansen kunnen in drie soorten ingedeeld worden: 1o zuiver letterkundige werken; 2o letterkundige werken met Aldietsche tendenz; 3o schriften over de ‘Aldietsche Beweging’ en taalkundige werken. Als zuiver letterkundige werken, buiten zijn in tijdschriften verspreide gedichten en opstellen, noemen wij vooral: Het slot Helstein, dichtstuk, Antwerpen 1851Ga naar voetnoot(8), Lofspraek op Antoon Van Dyck, Gent, 1856; De Roodgieter, meester Lamp en zijn dochter, Amsterdam, 1868, en Vlaanderen Gered, heldenvers, Antwerpen, 1881. Met Het slot Helstein begon Hanssen zijn letterkundige loopbaan. Het laat ons reeds den fijngevoeligen en tevens krachtigen schrijver vermoeden, dien we in latere werken aantreffen. Hier put Hansen uit de Middeleeuwen, zooals het na 1830 bij de meeste Vlaamsche schrijvers gebruikelijk was. Het laatste gedeelte werd beïnvloed, of is een navolging van Uhland's ‘Des zangers vloek.’ Het heeft ook eenige gelijkenis met ‘Blanka van Felsenstein,’ door Th. Van Rijswijck. De Lofspraek op Antoon Van Dyck werd bekroond in den letterkundigen prijskamp, uitgeschreven door de Maatschappij ‘Moedertaal en Broedermin.’ In de jury zetelden: F. Blommaert, Fr. Rens en Pr. Van Duyse. 't Is een bondige prozaschets. | |
[pagina 38]
| |
De Roodgieter is een omdichting uit het Platduitsch van Klaus Groth. Dr Hansen dong met den ‘Roodgieter’ mee naar den vijfjaarlijkschen prijs voor Nederlandsche Letterkunde, maar het werk werd ter zijde gelegd, omdat het in Holland gedrukt wasGa naar voetnoot(9). Conscience's ‘Bavo en Lieveken’ werd dan bekroond. Deze omdichting werd geprezen o.a. door Sleeckx in den ‘Koophandel’, 12 Juni 1868, en door Dozy in ‘Algemeene Vaderlandsche Letteroefeningen,’ enz. Volgens Dr. Kollewijn zou Vlaanderen geredGa naar voetnoot(10) onder zijn beste gedichten dienen gerangschikt te worden. Onder letterkundige werken met Aldietsche tendenz rangschikken we: Reisbrieven uit Dietschland en Denemark, Gent 1859 en 1860, Noordsche Letteren, Gent 1860, Over Reinaard den Vos en het Nederduitsch, Brussel 1864, en Klaus Groth, Antwerpen 1889. Reisbrieven uit Dietschland en Denemark is het resultaat van zijn reis naar het eiland Langeland, waar hij zijn verwanten ging opzoeken. Ook bezocht hij terzelfdertijd een groot gedeelte van België, Nederland, Noord-Duitschland en Denemarken. Het hoofdoel van Hansen schijnt niet zoozeer geweest te zijn den lezer over de wetenswaardigheden dier vreemde streken in te lichten, zooals bij andere reisbeschrijvingen, dan wel het bewijzen der eenheid van taal, zeden en gewoonten in zijn geliefd ‘Dietschland.’ Omer Wattez, in zijn reeds vernoemde lezing in de Koninklijke Vlaamsche Akademie, wijst vooral op de hooge letterkundige waarde van het boek en betreurt dat het nooit een tweeden druk beleefde. Vooral wijdt hij zijn aandacht aan het feit dat Dr C.J. Hansen door dat boek de Vlamingen bekend gemaakt heeft met het Noorden. Met dit werk dong Hansen mede naar den vijfjaarlijkschen staatsprijs voor Nederlandsche letterkunde voor het tijdvak 60-64. Het werd gerangschikt onder de vijf beste werken, maar de prijs werd toegekend aan ‘Het geschenk van den jager’ van Mevr. Courtmans. Noordsche Letteren, in 'tzelfde jaar verschenen, werd bedoeld als een vervolg op ‘Reisbrieven.’ Na een hoofdstuk over de Noordertalen, in hun onderling verband en overeenkomst en in vergelijking met het Dietsch en het Duitsch, volgt een korte geschiedenis der letterkunde en in 't laatste hoofdstuk vertalingen uit het Deensch en het ZweedschGa naar voetnoot(11). | |
[pagina 39]
| |
Over Reinaard den Vos en het NederduitschGa naar voetnoot(12) werd geschreven naar aanleiding van het verschijnen in het Platduitsch van ‘Reineke Voss’ door Karl Tannen. Zooals reeds gezegd, verwierf Hansen met dit werk het doctoraat ‘honoris causa’ te Rostok. Na de taalkunde en de Platduitsche beweging behandelt hij de Reinaert-studie in het algemeen en 't werk van K. Tannen in 't bizonder. Tusschen de omwerking van K. Tannen en onzen ‘Reinaert’ zouden maar alleen dialektverschillen bestaan, die door een ‘Aldietsche’ spelling zouden kunnen goed gemaakt worden. Van zeer groot belang is zijn monographie over Klaus Groth: Klaus Groth in zijn leven en streven als dichter, taalkamper en menschGa naar voetnoot(13). Op zijn huwelijksreis door Duitschland en Denemarken geraakte Hansen meer intiem bekend met Groth en de voornaamste Platduitsche geleerden en letterkundigen als Prof. Müllenhof, Dr Meyer en anderen. Dit werk is er voor een groot deel een gevolg van. 't Is de eerste monographie die over Klaus Groth verscheen en op verre na niet de minste. Ze wordt zeer hoog geschat in Duitschland. Ook laat Hansen een overzicht volgen van de ‘Aldietsche Beweging.’ Dr C.J. Hansen hield zich ook met taalkunde bezig. Dit valt voor een groot gedeelte samen met zijn bedrijvigheid als verdediger en promotor der ‘Aldietsche Beweging.’ Hier hebben we, buiten zijn studie over Het Luxemburgsch, Antwerpen 1867, vooral Ons Dietsch, of het Nederduitsch in Duitschland, Gent 1876; Platduitsch en Nederlandsch, of het Nederduitsch en de Dietsche beweging (voordracht), Antwerpen 1878; De uitgebreidheid onzer moederspraakGa naar voetnoot(14), Gent 1893. In deze werken tracht hij vooral de oorspronkelijke eenheid van taal in Noord-Duitschland en de Nederlanden te bewijzen. Hij verstrekt uitleg over de ‘Aldietsche Beweging’, duidt eenige spellingregels aan om de letterkundige werken algemeen te maken en geeft toepassingen op Platduitsche gedichten. Hansen neemt ook een vooraanstaande plaats in als vertaler uit het Deensch, het Noorsch, het Hoogduitsch en het PlatduitschGa naar voetnoot(15). (Slot volgt.) Dr PIETER WYNDAELE. |
|