me wel eens er de teerheid van te genieten, met een stil heimwee naar den voorbijen tijd, toen wij jongeren, gelukkig om de grooten zooals Gezelle, Van Langendonck en Van de Woestijne, met voldoening de streeling van zuivere poëzie als deze van Herckenrath gevoelden. En zoo er critici zijn, zooals Urbain Van de Voorde b.v., die gelooft dat de meeste in literatuur belangstellenden van zijn geslacht in het denkbeeld verkeeren... dat Herckenrath er niet in geslaagd was... de aandacht op zich te vestigen, dan meen ik dat deze belangstellenden van zijn geslacht er iets bij verloren hebben, en niet zoo uitdrukkelijk van oordeel mogen zijn dat er in Vlaanderen na Van de Woestijne maar één dichter is, en dat is zij zelf.
Of nu de mode aan kosmische, internationale of cynieke literatuur blijkt te zijn, dan is het nog geen reden om een onwetendheid met een miskenning te verzwaren.
Inderdaad was Herckenrath voor de jongeren, juist voor den oorlog, gewis de vriend aan wien de Laethemsche Brieven werden gericht.
Maar in zijn eigen gedichten sprak een zeer persoonlijk gevoel, dat, gelukkig voor den dichter althans, niet gekweld door het leven, maar na diepe ervaringen en peins, tot die klaarte groeide, waarin het begrip der dingen rust verwekt en niet de duistere kosmische vrees van den zwakkeling.
Nietzsche was nog niet heelemaal uit de mode toen... en wie zal me zeggen of niet Nietzsche in de dichte toekomst onze verzwakte, vergooide en stuurlooze individualiteit zal moeten op vasten grond helpen belanden?
‘Van Licht en Schaduw’ is een bevestiging van poëtische rijpheid en levensvolheid.
De ‘kleine’ meesters der Hollandsche schilderkunst hebben hun plaats nevens Rembrandt.
De poëzie van Herckenrath is er eene van een klein-meester, als ge wilt, maar ontroeren doet ze!
Zij richt zich uitsluitend, zal ik zeggen, tot wie luisteren kan met de ziel naar confidenties.
Zeer vertrouwelijk, ieder gedicht als een mededeeling, subtiel, van vorm gaaf, beheerscht van stijl en rhythme, zoo is deze bundel.
Onze jongere dichters missen wel eens meer dezer kwaliteiten.
De dag ligt eenzaam en gewond,
terneêr-gestrekt op koopren spond,
De pijn uit iedren ader breekt,
wijl d'hemelwade somber leekt