Geschiedenis van de Middeleeuwen door C. Leclère en F. Camerlinckx (gen. 18 fr.), die de schijnbaar ingewikkelde gebeurtenissen van de Middeleeuwen uitvoerig en toch eenvoudig voorstelt. Drie duidelijk geteekende kaarten en fraaie clichés verluchten het boek.
Mastentoppen, door Jozef Simons (Uitg. Sint Norbertusboekhandel, Tongerloo, 284 blz., gen. 25 fr., geb. 35 fr.), of ‘Pijnappels uit de Antwerpsche Kempen’ - zoo luidt de ondertitel - beleven nu hun derden druk, die vermeerderd werd met verhalen uit de uitverkochte bundels De Danstent, In hooger Sferen, De Strooptocht en De Zeven Hoofdzonden.
Wij nemen grif aan dat de boeken van Jozef Simons herdrukt worden. Simons is een geboren verteller en zijn verhalen, zonder pretentie en gemoedelijk neergeschreven, gaan recht naar het hart van ons volk, dat op een traan en een lach verlekkerd is. Simons vertelt gemakkelijk, verbazend gemakkelijk en met een voortdurenden lach op de lippen. In zijn vertellingen staat men aanhoudend voor plezierige verrassingen.
De Penge, door René Daniels (Uitg. Sint Norbertusboekhandel, Tongerloo, 142 blz., gen. 12 fr., geb. 18 fr.), is het boek van den gezonden lach en den tintelenden humor. Wij hebben er werkelijk plezier aan beleefd en het verhaal in één adem uitgelezen. Evenals De Witte van Ernest Claes, zal De Penge zeer zeker spoedig populair worden. En het zal verdiend zijn! René Daniels heeft zonder eenige pretentie de guitenstreken van De(n) Penge, den straatrakker, neergeschreven in een vlotten en plezierigen verhaaltrant. Hier en daar wordt men zelfs getroffen door den frisschen stijl:
...‘Hij werkte een tijdje met geweldig lepelgezwaai zijn soep overhoop en blies er met een tootmond diepe gaatjes in, maar seffens alweer begon hij met kleine beetjes te proeven, want het water dreef hem in den mond en voor iemand anders zijn telloor had leeggelepeld had de Penge de zijne opnieuw gevuld; frikadellekens en erwtjes, ge zaagt ze bescheielijk schuiven achter zijn gespannen keelspieren. Appelspijs met bruin gestoofd kieken, 't liep er binnen lijk het water door een regenbuis en 't vet dreef hem in twee straaltjes langs zijn kin.’
Een paar vragen echter:
Waarom moet evenals bij Frans Verschoren, in zijn boek ‘Jeugd’, die klassiek-geworden ‘dol’ door het schoollokaal zeuren?
Waarom moet de Penge, als hij 's morgens met zijn ouders naar de kerk gaat, enkele stappen achterblijven, zijn vuist ballen