geluiden, of met kunstmatige ademhalingssystemen, voor een enkelen openhartigen mensch-dichter!
Natuurlijk bestaat voor de zich eenvoudig uitlevenden het steeds dreigend gevaar van het platvloersch gezegde. We kennen hem maar al te goed, den stumperd, die achter vooropgestelde ongekunsteldheid een totaal gemis aan poëtisch vermogen tracht te verschuilen. (De criticus stuurt hem met een kluitje in het riet, b.v. met zoo iets als: ‘X kan op een lieve wijze een simpel gevoel uitdrukken.’ En de man, in plaats van te voelen dat hij gedoodverfd is, neemt het op voor een compliment en volhardt in zijn miezerige onbenulligheid).
Maar A. De Marest is nu eenmaal niet banaal, omdat zijn dichterlijk instinct van zelf het geheimzinnig verband ontdekt tusschen ver afwijkende uitdrukkingen en voor den gewonen sterveling onvereenigbaar schijnende beelden, - zijn die dan ook samengesteld uit vaak alledaagsch gebezigd materiaal, - en ook omdat hij met wonderlijke virtuositeit de selectie weet te doen van enkele details, die telkens van het poëtisch beschouwde model een exclusief idee geven. En daar A. De Marest in het kader van een eenvoudig plastische, vaak anecdotische kunst, werkelijk dichterlijke ontdekkingen doet, dat hij ‘onbekenden’ omzet in ‘bekenden’ of op reeds vertrouwde dingen een nieuw licht doet stralen, mogen wij hem als een ‘modern’ dichter beschouwen, al kunnen we aanstippen, dat hij een rustige sentimentaliteit behoudt midden het daverende, waanzinnige leven van dezen tijd.
Toch is er onrust en innerlijke tweespalt. Natuurlijk! Maar al slaat de ziel van den dichter wel eens uitzonderlijk tot wanhoop over, dat wordt toch nooit, dunkt me, een bestendige verscheurdheid. Daarvoor heeft de jonge man de wereld en het leven te lief en hunkeren ziel en lichaam te hevig naar een geluk, dat nog wel niet bereikt werd, maar toch niet tot de onmogelijkheden behoort. Soms is er een ietwat naïef aandoende strijd waar te nemen tusschen oer-krachtige zinnelijkheid en panischen afschuw voor de Zonde, zooals blijkt in het gedicht ‘Verzoeking.’
..............................
Doch is de stonde van vervulling daar,
Men offert eer en goud in 't vluchtig wanen
En stil ontluiken op het vuige altaar,
Van een te laat berouw de jongste tranen.
Een schuwe schaduw vliedt verlaten heen...
Maar hoe heerlijk wordt het, als een haast kuische zinnelijkheid aanleiding geeft tot het gedicht ‘Nuptiale’, naar mijn meening een der mooiste van den tweeden bundel en dat ik hier in zijn geheel laat volgen.