| |
| |
| |
Het Antwerpsch Liedboek
Inleiding. - In De Sikkel te Antwerpen (Kruishofstraat, 223), verscheen verleden jaar een grondige studie over het zoogezegde Antwerpsch Liedboek, dat men in Duitschland gewoonlijk den ‘Liederhort aus Wolfenbüttel’ noemt, omdat het eenig overgebleven exemplaar van de verzameling bewaard wordt in de stad Wolfenbüttel, niet verre van Brunswijk gelegen. Al de andere exemplaren werden in de 16e eeuw op bevel van den Index vernietigd. Het is een meesterlijke studie, gelijk wij er sedert Gevaert en Van Duyse geene ten onzent meer zagen verschijnen. G. Dufay (door Van den Borren) en Ph. de Monte (door Dr Van Doorslaer), om slechts twee prachtwerken uit den laatsten tijd te noemen, moeten hier wellicht de vlag strijken. Wie wenscht na te gaan wat men in Duitschland eigenlijk door een degelijk-wetenschappelijke studie verstaat, moet dit boek van 332 bladzijden koopen en... blokken. Het samenstellen moet de aandachtige vlijt van den schrijver jaren en jaren in beslag genomen hebben. De geleerde schrijver-folklorist-heruitgever-toelichter is Dr Koepp, van Berlijn, een Duitsch filoloog-archivaris, die perfect Nederlandsch spreekt en schrijft. Hij is een leerling van Dr van de Kerckhove, die van Belgische afkomst is.
Overzicht. - Weinig landen bezitten zooveel geschreven en gedrukte liederboeken als Nederland. Verlangt de lezer een overzicht, dan hoeft hij slechts Het Lied in de Middeleeuwen van Dr Kalff open te slaan, of de inleiding tot Van Duyse's reuzenwerk over Het oude Nederlandsche Lied te lezen. Slechts enkele verzamelingen kunnen hier genoemd worden. Ik kies er eenige uit, die dikwijls door Dr Koepp vermeld worden: De Souterliedekens. - Een devoot ende profijtelijk Boeksken. - Een zuiverlijk Boeksken. - Gedenkklank. - De Friesche Lusthof. - Vlaamsche Liederen uit Noord-Frankrijk. (De Coussemaker). - Oude Vlaamsche Liederen (Willems-Snellaert). - Honderd oude Vlaamsche Liederen (Bols). - Dozijnen andere verzamelingen laten wij onvermeld.
Verklaring. - Die rijkdom vindt een verklaring in de politiek. Daar de meerderheid der Hollandsche bevolking tot den hervormden godsdienst behoorde, was het haar toegelaten den bijbel te
| |
| |
lezen, hetgeen een spoorslag tot zelfontwikkeling is geweest. Veel protestanten konden lezen en schrijven. Geen wonder, zoo zij talrijke liederen van hun tijd bijeengebracht en afgeschreven hebben, terwijl de Belgen dat niet deden, doorgaans niet móchten doen. Geen wonder vooral - daar de vrijheid van drukpers in Holland bestond, - zoo een groote hoeveelheid gedrukte liederboekjes in het Noorden verspreid is geworden, mét en zónder noten, mét en zónder portret van den dichter. Het wemelde er van liedboekjes. Eenige jaren geleden zijn de meeste opgezocht en heruitgegeven geworden door den Haagschen advokaat Dr Scheurleer, De grootste dichters, Vondel, Hooft en Breeroo inbegrepen, berijmden volksliederen. En zij zongen ze ook; dat weten wij.
Heden meent men, dat de beroemde Gedenkklank van Valerius niets anders is dan een zanting van politieke liederen, door hem uit den mond van het zingende volk opgeteekend. Al was hij een letterkundige, hij zou noch de dichter noch de toonzetter dier geestdriftige liederen zijn.
Nopens Den Frieschen Lusthof van J. Starter zitten de dingen ineen als volgt. De teksten zijn van Starter, doch waar wij den naam van Vredeman aantreffen, mogen wij niet besluiten, dat die vooizen van dezen laatste zouden zijn. Waarschijnlijk heeft Vredeman ze enkel opgeteekend bij de voordracht van zijn vriend Starter, die Engeland bewoond had en een groot getal fraaie vooizen van buiten kende. Slechts wie een toondichter was, kon, op het gehoor, een melodie met noten op het papier vastzetten. Dat ging de kracht der letterkundigen te boven, hoewel het bij lange geen heksenwerk dient te heeten. Aangezien men minder streng dan elders was voor de protestanten in Holland en Engeland, is het te begrijpen dat het lied toentertijd in die twee landen een hooger bloei gekend heeft dan in Vlaanderen, Wallonië en elders. Trouwens, tot aan Cromwell was Engeland het beste muziekland van Europa.
Volgorde. - Daar wij veel uit het werk van Koepp kunnen leeren, zullen wij zijn volgorde bewaren. Reeds zijn inleiding boeit, omdat hij de vraag onderzoekt, wàt wij eigenlijk door een volkslied hoeven te verstaan. Het is een ‘verzongen’ kunstlied, zeggen sommigen, die dan aannemen, dat er een oorspronkelijke vorm of ‘archetypus’ moet te vinden zijn. Volksliederen worden slechts bij uitzondering geschapen door... het volk. Elk lied heeft een oorspronkelijk maker gehad, die een begaafd man was; wij zullen zeggen: een kunstenaar, al droeg hij dien naam niet. Is Mijn Vlaanderen heb ik hartelijk lief populair in Vlaamsch België, wij weten nochtans dat niet het volk dit lied berijmd en gecomponeerd heeft, maar wel de twee begaafde mannen: Coopman en Antheunis. Zoo is het ook gegaan met de volksliederen van vroeger. Zelden
| |
| |
slaagt men er echter in, den oorspronkelijken vorm terug te vinden.
Door sommige folkloristen wordt een dubbele bepaling aangenomen: een volkslied is een lied, dat, onder den invloed van het zingende volk, gedijd is tot een ‘gemeenschapslied’; of wel: een in den volksmond vergroeid kunstlied. Geregeld is het volkslied aan wijzigingen onderworpen, en men kan zeggen dat de veelheid van formuleeringen één der voornaamste eigenschappen van het volkslied is. Moet de vorm van een kunstlied tegenwoordig onverbiddelijk stug geëerbiedigd worden, vroeger werd die regel niet nageleefd. En allerminst voor het gewone volkslied. Wij mogen niet uit het oog verliezen, dat zelfs eenige verzamelaars (vader Willems, eilaas!) de teksten ietwat durfden wijzigen, hetgeen voorzeker moeilijk aan te nemen is, al doet het volk dat eveneens; ja, het volk soldeert er bijwijlen één of meer ‘plus-strofen’ aan vast. Doorgaans is het te goeder trouw en het zal weleens Die Anna zingen voor Diana. Dat zijn ‘hoorfouten’. Ook dàar blijft het te goeder trouw, waar het den rhythmus verandert of een kruis zingt voor een mol. (Veel volkszangers kunnen niet weg met mollen). Uit den pletmolen der traditie kan somtewijlen de melodie - bijna nooit het gedicht, - gelouterd en beter afgerond te voorschijn komen. Het lied vloeit beter. De zangwijze van Cecilia is veel schooner dan het oorspronkelijk motief uit Italië.
Rederijkersliederen. - Rederijkersliederen worden niet als echte volksliederen beschouwd, omdat zij gewoonlijk vaste versvormen gebruiken, waaraan weinig te tornen valt: rondeelen, madrigalen, regelmatige jamben, trippelverzen enz. Voor 't algemeen zijn die liederen te geleerd voor het volk. Trouwens, nooit heeft de zingende gemeente ten onzent gehouden van de allegorieën en de mythologieën, waarop de rederijkers zoo verlekkerd waren.
Wandelstrofen. - Soms gebruikt het volk ‘wandelstrofen’, die in ontelbare liederen kunnen ingeschoven worden: iets over de liefde, over de natuur enz. Zadels, die op alle paarden passen. Waarom het volk dat deed? Zie: nemen wij tegenwoordig aan, dat bondigheid één der hoofdvereischten van het lied is, vroeger oordeelde men anders. Een schoon lied moest lang zijn, kon niet lang genoeg zijn. Bij het aanhooren verwachtte men nog altijd nieuwe strofen. Allerlei stoplappen hielpen het lied verlengen. Het mocht een kwartier duren, desnoods een half uur. Men kent ‘tellingen’ van kantwerksters, die bijna een ganschen avond in beslag namen. Heden is een lied van vijf minuten (bv. Mijn Moederspraak) reeds een uitzondering. Met drie of vier minuten is men gewoonlijk voldaan.
Opzoekingen. - Om de drie deelen van het Antwerpsch Liedboek te bestudeeren, heeft Koepp ontelbare bronnen moeten raadplegen, inbegrepen - niet altijd, - die van Parijs, het British
| |
| |
Museum en het Vatikaan. Van 6 liederen heeft hij den oorsprong niet kunnen vinden. Daar het Antwerpsch Liedboek geen melodieën opgeeft, heeft hij deze langs een omweg moeten bereiken, net gelijk Mevr. Mincoff-Marriage uit Holland gedaan had voor de Souterliedekens. In vroeger tijden bood het vinden van vooizen zekere moeilijkheden aan. Teksten kon men dichten zooveel men wilde. Die welke door priesters, paters en nonnen geleverd werden, zijn legio! Had men voor geestelijke liederen niet altijd de gepaste melodieën bij de hand, welnu, dan benuttigde men eenvoudig die van de wereldlijke liederen. Dat is een geluk geweest voor ons. In Een devoot en profytelyck Boeksken werden de zangwijzen aangegeven van 37 liederen, die in het Antwerpsch Liedboek voorkomen. Te zamen hebben de geestelijke bronnen ons hier 117 van die melodieën verschaft. Aan Mevr. Marriage (en haar voorganger Fl. Van Duyse) hebben wij er 66 te danken. In 't geheel, 183 nummers! Daar het Antwerpsch Liedboek 221 liederen bevat, bleven er niet veel meer naar een melodie hunkeren. Gaandeweg zouden er nog eenige andere aan het licht komen.
Ten onrechte heeft men beweerd, dat de melodieën minder goed klinken bij de geestelijke dan bij de wereldlijke teksten, die de oudste zijn. In die dagen waren de volksmelodieën ernstiger en ook mooier dan die van heden. Wij weten allen, dat de volksmuziek van vroeger dikwijls herinnert aan de kerkmuziek, waaruit zij gedeeltelijk gesproten is. Dat pleit voor haar degelijkheid. Het hoeft niet betoogd, dat de geestelijke dichters takt bezaten en geen triviale zangwijzen benutigden, noch vooizen, die triviale woorden steunden, gelijk Met zijnen lapzak, met zijnen knapzak.
Bronnen. - Door Koepp worden 15 bladzijden titels opgegeven; circa 225 verzamelingen en studies. Er zijn er veel meer, doch Koepp, een streng schifter, duldt slechts het allerbeste. Alleen de namen der Vlamingen, welke op zijn lijst voorkomen, kunnen hier vermeld worden: Van Duyse, Willems, Snellaert, Bols, Blyau-Tassel, Lootens-Feys, Fredericq, Broeckaert, Closson, De Cock, De Coussemaker, van der Straeten, De Vreese. - Onder de folkloristische tijdschriften, die veel oude liederen ten beste gaven, dienen vermeld: Volkskunde, Ons Volksleven, Vlaamsch Leven, 't Daghet.
Volledige Titel. - Een schoon liedekensboek, in den welken gij in vinden zult: veelderhande liedekens, oude en nieuwe, om droefheid en melancolie te verdrijven. Item hier zijn nog toegedaan, meer dan veertigderhande nieuwe liedekens, die in geen ander liedekensboeken en staan. Hier achteraan volgende. - Deze liedekensboeken vindt men te koope te Antwerpen, onder O.L. Vrouwentoren, tot Jan Roelants.
Slagers. - Politieke liederen en liederen voor landsknechten
| |
| |
heeft men hier voor 't grijpen, waarschijnlijk omdat die in de woelige 16e eeuw meest gevraagd werden. Dat waren de slagers van dien tijd. Als van zelf verplaatsen zij ons naar de straat, het slagveld en naar de haventaveernen van de bedrijvige stad, waar toen veel geld gewonnen en, gelijk heden, veel geld verteerd werd. Uit 221 liederen kan men reeds een oordeel vellen over den stoffelijken en den zedelijken toestand van een bevolking.
De oorspronkelijke Uitgave. - Van in zijn jeugd had Hoffmann von Fallersleben kennis gemaakt met het kostbare boek van Wolfenbüttel. Toen hij den bundel volledig wenschte uit te geven, - hij had reeds een eerste deel toegelicht en verspreid, - was het in lezing gegeven geworden aan een zekeren Meusebach, die het niet minder dan twintig jaar behield! Afgunst in 't spel? Waarschijnlijk. Zulke enormiteit zou heden niet meer geduld worden, uitgenomen in België misschien, waar men een zeldzaam boek van partikulier bezit nog tien jaar langer durft bewaren. Slechts in 1854 kon Hoffmann von Fallersleben klaar komen met zijn heruitgave, die, eilaas, geen den minsten indruk in België maakte! Dat pleit niet sterk voor onze landgenooten, die beweren durven, dat zij met muziekaanleg ter wereld komen. Alleen door Dr Snellaert werd er met waardeering over gesproken in De Eendracht. Trouwens, Peter Benoit was nog niet opgetreden als een kampvechter voor een specifiek nationale kunst in Vlaanderen. Men durfde onze oude liederen nog niet schoon vinden! Nog heden zijn er dilettanten, die ze miskennen, vooral onder de vrouwen.
Rond dien tijd waren de wetenschappelijk-historische methodes bij lange nog niet streng genoeg, - al was Hoffmann von Fallersleben ook een Duitscher en een leerling van Grimm, - zoodat een heruitgave met diep gaande studie, - met een quasi definitieve studie, - sedert lang tot de vurige wenschen der bewonderaars van het Nederlandsche lied behoorde. Heden heeft die wensch een bevrediging bekomen.
De Drukker. - J. Roelants, geboren te Zundert, in Noord-Brabant, was een lid van het beroemde Sint-Lucasgilde te Antwerpen. ‘Pour le faict de la religion’ werd zijn tweede vrouw voor eeuwig uit het land verbannen. Hij woonde op de Lombaardveste en zijn huis had voor uithangbord: In Onser Liever Vrouwen Thoren. In 1559 werd hij drukmeester, daarna ‘gezworen librier’ of beëedigd boekhandelaar. Het Antwerpsch Liedboek zag het licht in 1544 en is nu bijna vier eeuwen oud. Het is eveneens aan J. Roelants, dat wij de uitgave van Een zuiverlijk Boeksken verschuldigd zijn.
De Index. - Op het plakkaat van 1546 - dus twee jaar na zijn ontstaan, - komt het Antwerpsch Liedboek onder de verboden boeken voor. Waarschijnlijk is de uitroeiing zoo goed als volledig
| |
| |
geweest, want op den index van Alva (1569) staat het niet meer ingeschreven. En wij hebben de bijzonderheid reeds vermeld, dat slechts één exemplaar aan de vlammen ontsnapt is. Mogelijk kunnen er nog andere opgedolven worden, maar dat is niet waarschijnlijk.
Oorsprong. - Dikwijls valt het moeilijk uit te maken, of een Vlaamsch lied wel van Vlaamschen oorsprong is. Om zekere moeilijkheden hieromtrent op te lossen, zou men wel, gelijk Dr Koepp, bijna alle volksliederen van Europa moeten kennen!!! Niet minder dan 38 liederen uit het Antwerpsch Liedboek zijn van Hoogduitsche afkomst, doch weinig of niets stamt uit Plat-Duitschland, omdat de doodstrijd van het officieele Plat- of Nederduitsch rond die dagen reeds begonnen was. (Het is genoeg bekend, dat Reuter en Groth het later weer wilden redden, doch vruchteloos). Van inheemschen oorsprong zijn 174 liederen. Zonder parallellen in andere landen wijst men er 111 aan. Het Vlaamsche volk uit die eeuw moet dus werkelijk een zangminnend en zangscheppend volk geweest zijn! Bravo!
Afzonderlijke Studies. - Hierop volgt nu bij Koepp een reeks kleinere studies, die in telegrammenstijl gezet zijn, en elk afzonderlijk een reusachtig materiaal onderstellen. Zij doen eenigszins denken aan het opstel van Fl. Van Duyse over het Wilhelmus, dat in boekvorm overgedrukt werd. Maar Koepp is nog rijker, nog duidelijker; noodzakelijk ook wat droger, al dient gezegd dat het werk van den Gentschen musicoloog eveneens... bar is. Dat is onvermijdelijk in opstellen, die volgepropt zijn met titels, datums, aanhalingen, nota's, verzendingen enz. Stijl is hier niet gewenscht, is uit den booze. Bij Kurth en Gevaert reiken stijl en wetenschap elkaar nochtans de hand, evenals bij Weissmann en Paul Bekker. Het dient echter opgemerkt, dat die geleerden veelal speculatieve en wijsgeerige, in stee van documentaire en zuiver wetenschappelijke opstellen leverden... Het eenige, wat we hier doen kunnen, is den gang aanwijzen, dien Dr Koepp volgt. Wie ten onzent oude liederen wil uitgeven of toelichten, vindt hier een voortreffelijken gids. Het spreekt van zelf, dat Koepp geen 220 maal herbegint, en zich beperkt tot de meest typische vertegenwoordigers van het Nederlandsche lied.
Eerst houdt hij zich bezig met den tekst, dien hij verklaart, en waarvan hij al de ‘Fassungen’ of vormen vermeldt in het Nederlandsch, het Hoogduitsch, het Nederduitsch, het Engelsch enz. Daarna vertelt hij den inhoud, wanneer het een ballade is. Hij onderzoekt de motieven, die er in voorkomen - legenden, sagen, annalen, overleveringen, mythen, sprookjes enz. - en die meermalen over de grenzen teruggevonden worden. Dan komt de
| |
| |
melodie aan de beurt, doch zij wordt hier niet overgedrukt, omdat zij in haast al de gevallen bij Van Duyse voorkomt.
Een uitgave met melodieën en begeleidingen blijft dus ontbreken. Goed voor een ander geleerd musicoloog. Wie - uit Antwerpen b.v. - zal zich inspannen voor die taak? Bedoeld is een boek gelijk dat van Closson, dat tevens wetenschappelijk en popularizeerend van aard zou zijn. Geen ontwikkeld Antwerpenaar, of hij zou het moeten bezitten en ten zijnent gebruiken. Ongetwijfeld zou het geen kwaad figuur maken naast al het andere, dat wij reeds van dien aard voor de praktijk bezitten: de twee bandjes van het Willems-fonds (met de suggestieve begeleidingen van Fl. Van Duyse); - den groenen Davidsfondsbundel (met harmoniseeringen van een groep leeraars uit de Lemmensschool); - de tien deelen van Coers (met Petri en Bouman); - de degelijke twee nummers van het Nederlandsch Liederenboek (met Dr Kalff en D. De Lange); - de vele Vlaamsch-Duitsche bundeltjes van Friedenthal. Op de drie reuzenboeken van Fl. Van Duyse kan hier niet gewezen, omdat zij geen begeleidingen geven.
Waar het past, wordt door Koepp verzonden naar behandelingen der stof in opera's, drama's, romans, novellen, parodieën, gedichten enz.
Typen. - Hier laten wij eenige titels van afzonderlijk behandelde liederen volgen. Vermoedelijk zal de lezer met verbazing en ook met een zekeren trots opmerken, dat bijna àl onze beroemde liederen uit het Antwerpsch Liedboek stammen! Wij gebruiken ze en vergeten te vragen van waar zij komen. Er zijn uitzonderingen: Heer Halwijn en Het Soedaans Dochterken vind ik niet. Maar wel een heele reeks andere prachtstukken. Daneelken (Tannhäuser). Hildebrand. Thijsken Van der Schilden. Het Heerken van Maldegem. Het daghet in den Oosten. De Lazarin (la lépreuse). Te Brunswijk. In 't zoetste van den Meie. Een Ridder ende een Meisken jong (gebruikt in Den Vlasgaard van de Clercq-Sevens-Vandermeulen). Fier Margrietje (Leuven). De Morgenster (Van 't Vriesken). Bruneberg. De Vrouw van Lutzenborg. Een Boerman had een dommen Zin. De Timmerman. Pyramus en Thisbe. De Onthoofding te Blankenberge.
Historische Liederen. - Deze vormen één der eigenaardige trekken van het Antwerpsch Liedboek, niet door hun kunstwaarde - zij blaken nochtans van geestdrift, - maar door de gebeurtenissen, die er in bezongen worden. Zulke liederen werden toen het meest gegeerd. Zij vervingen de dagbladliteratuur van heden en hingen een spiegelbeeld op van de gebeurtenissen dier benarde, maar zoo levendige tijden. Hier kan men den polsslag van het strijdhaftige volk uit onze Vlaamsche gouwen gevoelen. Die liederen wilden niet schitteren, niet nauwkeurig of rechtvaardig
| |
| |
zijn, maar werken, ophitsen, meesleepen. Zij vervulden een actieve rol en dienen voorloopers van den Gedenkklank te heeten, evenals van de Marseillaise en andere landshymnen. Stierven de meeste spoedig uit - eendagsvliegen somwijlen, - verscheidene melodieën zijn echter blijven voortleven. In sommige van die liederen werden dialecten van Kleef en Juliërs gebruikt, welke toen tot de Nederlandsche taalgroep behoorden.
Voor een groot deel zijn wij de studie van onze historische liederen verschuldigd aan Mej. Van der Graft (uit Holland) en P. Fredericq (Gent). Door de eerste werden 28 historische liederen uit het Antwerpsch Liedboek geïdentificeerd. Versta: de bedoelde gebeurtenissen werden met den vinger aangewezen, hetgeen niet altijd gemakkelijk viel. Bij zanger en toehoorder waren al die feiten bekend en in veel gevallen werden zij letterlijk meegeleefd. Doch in 't vervolg bleken zij haast onverstaanbaar. Wie onzer zou iets of wat weten te vertellen over den veldslag van Runegem of over dien van Watendam? Wie zou ooit van zekere volkshelden gehoord hebben, als Cort Rozijn, Papegaaiken en Lelidam? Heden zijn veel sluiers opgeheven geworden; niet alle nochtans.
Staaltjes: Het Lied van Cort Rozijn (= Courtraisien). Mijnheer van Lelidam (te Brugge). Jan van Kleef (te Jerusalem). De Slag van Blangijs (Guinegate). Maria van Burgondië (adieulied). Het Beleg van Nieuwpoort. Anna van Bretanje. De Koning van Castilië (reis van Filips den Schoone). De Koningin van Denemarken (te Zwijnaarde). Generaal Bourbon (adieulied). De Storm van Munster (Jan van Leiden). Van Rossum te Leuven. Papegaaiken (of de slag van Runegem). De Waterhonden (slag van Watendam). Het Beleg van Landrecies... Het Lied in de Middeleeuwen (Dr Kalff) zegt weinig over deze producten, doch in zijn groote Geschiedenis van de Nederlandsche Letterkunde wijdt de schrijver zaakrijke bladzijden aan eenige dezer historische liederen.
Geestelijke Liederen. - Slechts enkele staaltjes van dit vak doen zich in het Antwerpsch Liedboek voor. Waarschijnlijk omdat de drukkers de gewoonte hadden de geestelijke liederen in afzonderlijke bundels onder dak te brengen. Te midden der bonte en woelige vertegenwoordigers der Antwerpsche kroegen zouden zij hier geen goed figuur gemaakt hebben. Twee verdienen nochtans een gansch bijzondere vermelding. De Regenboog wordt zoo genoemd, omdat de tekst blijkt te stammen uit het werk van den Oudduitschen minnezanger, Barthel Regenboge. In het Liedeken van St. Jacob vinden wij een variante van de stof, door Ghéon behandeld in Le Pendu dépendu.
Teksten. - Het boek sluit met den nauwkeurigen overdruk der teksten, het hoofddoel der uitgave. Nu kan het werk ook aanleiding geven tot verdere opzoekingen, studies, classificeerin- | |
| |
gen, opmerkingen, vergelijkingen, compositiën, opera's enz. Het kan opengeslagen worden gelijk een vertrouwbaar woordenboek. Daar zich echter kaf onder het koren bevindt, gelijk in alle oude verzamelingen, heeft Koepp zich in het overdrukken tot een beredeneerde keuze bepaald.
Slotoverwegingen. - Om de beteekenis van dit prachtwerk (95 fr.) te doen uitschijnen, zou ik een vergelijking willen maken. Onderstel voor een oogenblik, dat men, op een kasteel in het Rijnland, een museum heeft ontdekt, dat 221 doeken van Oudvlaamsche meesters zou bevatten. Door een gefortuneerd liefhebber was het daar in vroeger dagen aangelegd geworden, doch de afstammelingen hadden ons den toegang tot de zalen altijd streng verboden. Onlangs is dat verbod opgeheven geworden, en dadelijk heeft men de bewonderaars van schilderkunst uit alle landen zien toestroomen!... Waarlijk, wat een indruk zou zulk een gebeurtenis niet maken, niet moéten maken, vooral in de Nederlanden? Een soortgelijk event heeft zich door het uitgeven van het Antwerpsch Liedboek voorgedaan. Een ieder kan nu hooren, hoe door de muzieklievende Vlamingen uit de 16e eeuw gezongen werd. Een ieder kan nu nagaan, hoe het Tannhäuser-motief zich geleidelijk ontwikkeld heeft, eer het in het vangnet van Wagner te recht is gekomen.
Heeft de oorlog ontzaglijk veel kwaads gesticht, in de meeste landen heeft hij het nationaal gevoel warm doen opflikkeren, krachtiger dan ooit. Ook in Vlaanderen, ondanks tegenkantingen van allen aard, die het volk en den mensch in 't algemeen verlagen. Men schijnt weer wat te gevoelen - natuurlijk nog niet genoeg, - voor een eigen schilder, een Vlaamsch puikdichter, een grootsche kathedraal en ook - laat het ons hopen - voor een bloemlezing van mooie liederen uit ons rijk verleden. Dat is geestelijk leven, zieleleven, Vlaamsch leven. Dat is menschelijkheid, geschiedenis en fantazie in klanken, rythmen en rijmen. Daarop hoeven wij trotsch te zijn, gelijk op ons eigen steden en dorpen, gelijk op ons kloeke voorvaderen, gelijk op onze lieve jongens en meisjes.
Die studie-heruitgave van Dr Koepp dient zelfs een gelegenheid tot populariseering over de grens te heeten, gelijk wij er niet veel kunnen vermelden voor onze moderne muziek. De Vlaamsche muziek is weinig bekend in den vreemde. Enkele concerten te Praag en te Berlijn; De Wereld in te Keulen en te 's-Gravenhage; Lucifer te Londen en te Parijs; sporadische vertooningen van Blockx-opera's; Franciscus in verscheidene muzieksteden, doch sedert den oorlog bijna nergens meer over den Rijn. Hier en daar kan misschien nog op iets gewezen, maar de balans is bedroevend licht! Veel landen zijn ons vóór in de algemeene Europeesche waardeering. Wij schijnen aangeteekend te staan onder die van
| |
| |
den derden rang, wellicht nog wat lager. Vroeger was dat anders, als 't u belieft, in het land van Willaert, De Rore en de Monte!
Nu, in de stille overwinning van het Antwerpsch Liedboek mogen wij misschien meer vertrouwen stellen; vooral daar de tekst van Koepp in een wereldtaal gedrukt werd, het Hoogduitsch, hetgeen Fl. Van Duyse, ondanks den welgemeenden raad van eenige vrienden, niet had durven doen. Pirenne wèl. Gevolg: Koepp zal gelezen worden en Van Duyse blijft bijna onbekend in den vreemde. Wie zou boeken koopen, die hij niet kan lezen, niet waar?...
Hooren wij onze Vlaamsche liederen de schoonste van Europa noemen, de lezer diene nochtans gewaarschuwd: de bewoners van Frankrijk, Rusland, Italië, Spanje enz. zijn hoegenaamd niet overtuigd van die waarheid. Tot nog toe hadden zij de documenten niet bij de hand, om over dat vraagpunt te oordeelen. Nu kunnen zij zich wapenen. Nu kan overal, - met wat goeden wil, - over het wonderbare boek uit Antwerpen meegesproken worden, dat veel landen ons benijden, Duitschland in de eerste plaats. Over den Rijn wordt het woord Antwerpen niet gaarne uitgesproken, zou men zeggen, en enkel bij toeval ben ik, eenige jaren geleden, te weten gekomen, dat, met den honderdmaal gelezen titel Het Liedboek van Wolfenbüttel, niets anders bedoeld is dan ons Antwerpsch Liedboek. Zoo dus, de rijkste liederhort van Germanje is een Vlaamsche, is een Antwerpsche! Ditmaal hoeven wij Duitschland echter eerlijk dankbaar te zijn, daar het één onzer merkwaardigste werken bewaard heeft en ons nu nog zulk een schoonen interest voor het bezigen er van betaalt! Dr Koepp heeft een oude schuld helpen delgen. Hij verdient de erkentelijkheid van de Scheldestad, van het Antwerpsch gemeentebestuur en van heel het Vlaamsche volk.
† LAMBRECHT LAMBRECHTS.
|
|