De Vlaamsche Gids. Jaargang 20(1931-1932)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 548] [p. 548] [Twee gedichten] Avondliedje Ik heb de schemering niet zien komen: ik peinsde maar aan u. Ik heb het duister niet zien komen en avond is het nu. De sterren staan als blanke stippen op wijde donkerheid. Ik weet: gij hebt uw warme lippen tot blijden zoen bereid. Mijn zonnevreugd stijgt naar den hooge en maakt het duister licht. Achter de vensters van mijn oogen brandt hoog een vreugdelicht... [pagina 549] [p. 549] Vers 'k Heb mij vruchteloos geweerd tegen wassenden vloed van mijn hooge, geweldige liefde; maar zij zwol en zij won en nu woont ze in mijn bloed en wij werden twee jonge geliefden. Want haar lied is veel schooner dan 't lied, dat ik ken van de donkere, ruischende wouden. Haar snarenspel lokt en betoovert en 'k ben van mijn wondere liefde gaan houden. Haar stem is de zilveren feestklok, die klinkt door het zwoegen der nuchtere dagen; zij is 't, die de heerlijkste liederen zingt en veel goeds in mijn harte komt dragen. EUGENIE BOEYE. Vorige Volgende